“Een schilderij is een fragment van een werkelijkheid die voortleeft buiten het kader.” Die uitspraak kenmerkt Gustave Caillebotte. De minder gekende Franse impressionist (1848-1894) liet zich inspireren door het Parijs van de tweede helft van de negentiende eeuw en dan vooral de mannen die de straten en het openbare leven bevolkten. Beelden van een efemere mannelijkheid.
- Een winterse ‘paletot’ (wijde, wollen overjas)
- Een zomerse ‘pardessus’ (een lichte overjas voor de zomer)
- Acht pantalons
- Vier ‘redingotes’ en vesten
- Zes gilets
- Een zwart habijt
- Een wandelstok
- Een paraplu
- Twee hoeden
- Vier paar bottines
- Twaalf hemden voor de dag
- Twaalf hemden voor de avond/nacht
- Twaalf paar kousen
- Twaalf zakdoeken
- Zes dassen
- Een zilveren uurwerk
Ziedaar de kledinginventaris uit 1876 bij het overlijden van (broer) René Caillebotte. Het is het vestimentaire portret van een negentiende-eeuwse burgerman, zoals Caillebotte schilderde. Een in zwart of donkergrijs geklede stijfdeftige heer, altijd met een hoge hoed die langs de nieuwe Parijse boulevards flaneert. De verpersoonlijking van ‘het heroïsme van het moderne leven’ zoals de Franse dichter Charles Baudelaire het omschreef.
Die ‘postuur’ verwaarlozen de heren zelfs niet tijdens hun vrijetijdsactiviteiten. Merkwaardig is het schilderij Partie de bateau (rond 1877-1878) waarbij een man – wijdbeens en in stadskledij – in een bootje op de Seine roeit. Zijn veston heeft hij uitgespeeld en de mouwen van zijn elegante hemd opgerold, maar hij bestiert de roeispanen in zijn gilet, strikje en… hoge hoed.
Heren in streng zwart – werkmannen in lichtgrijze kielen. Ook als de arbeiders een typisch Parijs uitstalraam schilderen of over de reling van een stoffige industriële brug leunen, dragen ze lichte kleding. Het is merkwaardig dat Caillebotte, die sociale hiërarchie in vraag stelde, toch een vestimentair onderscheid in stand houdt. Hij schildert immers de realiteit van zijn tijd.
Werkmannen in bloot bovenlijf
Gustave Caillebotte werd in het roerige jaar 1848 geboren in een begoede familie. Zijn vader had een fortuin verdiend met de verkoop van dekens aan het Franse leger. Werken voor de centen hoeven de drie broers Caillebotte niet meer en ze blijven na het vroegtijdig overlijden van hun vader rond Maman hangen. Gustave studeert aanvankelijk rechten maar mag ook zijn artistieke talenten aan de École de Beaux Arts aanscherpen. Maar zijn allereerste inzending voor het officiële kunstsalon van 1875 wordt geweigerd. Het onderwerp Les raboteurs de parquet (de parketschavers) is – volgens de Salonjury – vulgair.
Zoals vaak bij Caillebotte lijkt het een momentopname – een snapshot – van het alledaagse leven: drie mannen die in ontbloot bovenlijf zich in het zweet wroeten door de verfkrullen van het parket van een Parijs appartement te schrapen. Het is een verhaal op zich. Een constructie, een kadrering die Caillebotte nauwkeurig had voorbereid, zo is duidelijk bij de voorstudies en schetsen die hij maakte. En zo is elk schilderij een nauwgezette, doordachte kijk op één situatie.
In 1876 maken De Parketschavers wel furore op de tegententoonstelling van de ‘gerefuseerden’, de impressionisten.
De parketschavers zullen, ondanks het bizarre perspectief van het schilderij, elke onpartijdige bezoeker verbazen door de juistheid van de beweging, de helderheid van de atmosfeer en de vaardigheden inzake observatie. En dat vinden we overigens in alle andere werken van deze schilder. Uit Le Moniteur des arts, april 1876
Dus sluit hij zich bij de nieuwlichters aan. Caillebotte is evenwel niet alleen een van die nieuwelingen. Hij wordt ook hun voornaamste mecenas. Bij zijn overlijden in 1894 worden (oorspronkelijk) meer dan zeventig kunstwerken aan de Franse staat geschonken; nu grote namen als Cézanne, Degas, Manet, Millet, Monet, Pissarro, Sisley en Renoir, zijn testamentair uitvoerder. Dat legaat legde Caillebotte al op 28-jarige leeftijd vast. Maar de schenking gebeurt niet zonder wrijvingen, zoals Caillebotte al had voorspeld:
Omdat ik wil dat deze schenking aanvaard zou worden en dat ze aanvaard wordt op die manier dat de schilderijen niet op een zolder belanden, of niet verdwijnen naar een museum in de provincie, maar wel in het Luxembourg (museum) en later in het Louvre terecht komen, is het noodzakelijk dat er een bepaalde tijd voorbij gaat alvorens deze clausule wordt uitgevoerd. De tijd totdat het publiek, ik zeg niet zal begrijpen, maar wel deze (impressionistische) schilderkunst zal aanvaarden. Deze tijd zal misschien 20 jaar of langer duren. Testament Caillebotte
De vrijgezel-verzamelaar
Caillebotte steunt de ‘vrijbuiters’ financieel, betaalt de huur van Monet en organiseert in 1877 de derde tentoonstelling van de impressionisten. Ook bij latere expo’s sponsort hij ruim, zorgt voor de catalogus en de uitnodigingen voor de opening. De waardering van zijn collega-schilders – behalve dan Degas die Caillebotte verfoeide – was groot, zoals Claude Monet zich herinnerde:
Wat een gouden hart had die Caillebotte! En hoe hebben we om hem getreurd! Indien hij langer had geleefd, in plaats van voortijdig te sterven op 45-jarige leeftijd aan de gevolgen van een verkoudheid, zou hij uiteindelijk van dezelfde erkenning als wij hebben genoten. Want hij had heel veel talent. Hij had zoveel natuurlijke gaven en een geweten. Toen hij ons ontviel, stond hij pas aan het begin van zijn carrière.
Impressionistisch is zijn eigen stijl in den beginne nog niet; eerder nog realistisch, zoals in het schilderij Le Pont de l’Europe. Technisch ‘afgelikt’ en verf egaal uitgesmeerd, maar tussen de pijlers van de brug daagt – in de verte – een stoomtrein op. De stoom die uit de schoorsteen van de locomotief dampt, ligt in toefjes witte verflagen op het doek. Als chroniqueur van het dagelijkse leven schetst Caillebotte zo de veranderingen in de maatschappij en in de stad.
Koppels wandelen gearmd op de rechte boulevardassen van prefect Haussmann. Mannen kijken vanop het balkon – meestal de chique hogere verdieping – naar het wriemelende straatleven. Het venster is eeuwenlang een thema in de schilderkunst maar nu worden de lange smalle, doorlopende Parijse balkons het decor van het burgerleven. Zoals het nieuwe appartement in het achtste arrondissement en op de boulevard… Haussmann, dat de Caillebottes betrekken. Net zoals de nieuwe cafés waar men wil gezien worden.
Mannelijkheid en republikeinse broederlijkheid
Het is een mannenwereld die Caillebotte schildert. De wereld van de triomphe de la virilité et de la fraternité républicaine (de viriele triomf en de republikeinse broederlijkheid), aldus Franse wetenschappers. De negentiende eeuw verstevigde – vooral met de Code Napoléon van 1804 – de maatschappelijke, financiële en culturele machtspositie van dé man. Is het die masculiene hegemonie die Caillebotte bevraagt?
Want als zijn tijdgenoten als Edgar Degas, Alfred Stevens, en anderen vrouwen in bad, in hun boudoir of bij hun toilet afbeelden, dan schildert Caillebotte daartegenover het pezige lijf van een man die uit bad stapt en zich afdroogt. Dat soort licht erotische mannenlijven hebben tot speculaties over de seksuele geaardheid van Gustave geleid. Maar zoals het de bourgeoisie paste: discretie troef!
Caillebotte is nooit gehuwd, heeft – voor zover geweten – nooit kinderen gehad. De laatste jaren woonde hij – in de groene rand rond Parijs – samen met de jongere Charlotte Berthier. In één schilderij portretteert hij haar, in de rozentuin met haar hondje. Over hun relatie is geen enkel detail bekend. Bij zijn overlijden schenkt hij haar een bescheiden huis en een rente.
Waterplezier
De natuur, bloemen en planten, zijn het tere thema van de schilderijen van zijn laatste periode. Na de dood van Maman en zijn broer René, het huwelijk van zijn broer Martial en misschien wat verzadigd door het stadsleven, trekt Caillebotte naar Petit-Gennevilliers, met een tuin uitgevend op de Seine. Daar spendeert hij uren in de tuin en in de serre.
En dan was er nog een andere passie: bootje varen. Zeilwedstrijden, regatta’s… Daar dringt het impressionistische licht pas écht door. Alsof de zon altijd schijnt in dat deel van la douce France…