Het zeventiende-eeuwse reisverslag van Hendrik Hamel (1630-1692) is in Europa tijdenlang de enige bron van informatie geweest over Korea. Wij zijn hem een beetje vergeten, maar de Koreanen eren hem als een nationale held omdat hij hun land bekendheid gaf in het Westen.
De beroemdste Nederlander in Korea is waarschijnlijk – na voetbaltrainer Guus Hiddink – de zeventiende-eeuwse Hendrik Hamel. Deze VOC-boekhouder stapte in 1653 in Batavia (nu Jakarta) aan boord van het schip ‘De Sperwer’ voor een korte tocht naar de Japanse handelspost Deshima. Al snel begon het te stormen, met als gevolg dat het schip op een onbekende kust kapot sloeg. Van de 64 opvarenden overleefden 36 de schipbreuk.
Eerst dachten de bemanningsleden dat ze op een onbewoond eiland zaten, maar algauw zagen zij zich omringd door soldaten van de plaatselijke gouverneur. Ze namen de Nederlanders gevangen, die met handen en voeten probeerden duidelijk te maken dat ze weer weg wilden, naar Japan.
Uiteindelijk liet de gouverneur tot hun verbazing een tolk halen: de Nederlandse Jan Janz. Weltevree. Hij vertelde dat de Koreanen hem al zesentwintig jaar vasthielden. De schipbreukelingen moesten volgens hem rekenen op hetzelfde lot.
Dertien jaar
Jan Janz. Weltevree kreeg gelijk. De Koreaanse koning wilde de vreemdelingen niet laten gaan. Hij nam ze in dienst en onderhield ze. Hoewel de Nederlanders voortdurend ontsnappingsplannen maakten, pasten ze zich met de jaren steeds meer aan. Ze leerden Koreaans, kochten huisjes en verdienden wat geld met bedelen en verhalenvertellen.
Na dertien jaar lukte het Hendrik Hamel en zeven anderen toch te ontkomen. Met een klein scheepje voeren ze naar Japan, waar de verloren schapen zich meldden bij de handelspost. In opdracht van de VOC beschreef Hamel de gebeurtenissen en het land. Door zijn verhaal ging Korea leven in Europa. En daar zijn de Koreanen nu nog trots op.