Over het adelaarsjong, Pänchen Lama en andere koningskinderen
Was Napoleon Bonaparte met Joséphine getrouwd uit liefde, zijn tweede huwelijk, met de Oostenrijkse Marie-Louise, was een zuiver politieke aangelegenheid. De familieband met de Habsburgse dynastie moest de internationale positie van Frankrijk verstevigen. Dit huwelijk had echter nog een ander doel: de keizer van Frankrijk een troonopvolger schenken, een nobele opdracht waarin Joséphine jammerlijk was mislukt. Napoleon had zijn plan nogal smakeloos omschreven: ‘Ik moet met een buik trouwen,’ zou hij hebben gezegd.
Marie-Louise heeft zich uitstekend van die taak gekweten. Binnen het jaar had Napoleon een troonopvolger, die in de literatuur meestal ‘het adelaarsjong’ wordt genoemd. Het levensverhaal van de zoon van Napoleon en Marie-Louise is bijzonder tragisch. De levenswandel van een kroonprins(es) is overigens nooit een vrolijke geschiedenis. Dat zegt ook de invloedrijke Vlaamse kinderpsychiater Peter Adriaenssens. Volgens hem is het systeem van erfelijke troonopvolging zelfs strijdig met de rechten van het kind: de kroonprins(es) is tot op de dag van vandaag de enige jongere die niet het recht heeft om zelf over zijn of haar toekomst te beslissen.
Napoleon had meerdere zonen, maar slechts één ervan is ‘het adelaarsjong’
Voor alle duidelijkheid: het adelaarsjong was niet de enige zoon van Napoleon. Napoleon had immers ook twee buitenechtelijke kinderen: Léon en Alexandre. De respectievelijke moeders van deze jongens behoorden tot de talrijke schare minnaressen die de Franse keizer erop nahield. Eléonore Denuelle de la Plaigne, een hofdame van Napoleons zuster Caroline, was de moeder van Léon. De Poolse gravin Marie Walewska was de moeder van Alexandre.
De naam ‘adelaarsjong’ vermijdt te moeten kiezen uit de vele titels die deze prins in zijn veel te korte leven heeft gedragen. Bij zijn geboorte was hij koning van Rome en keizerlijke prins. Heel even werd hij zelfs keizer onder de naam Napoleon II, maar het toen maar vier jaar oude baasje heeft dat wellicht nooit geweten. Enkele weken later werd hij gedegradeerd tot prins van Parma, maar ook die titel werd hem algauw afgenomen. Uiteindelijk, maar slechts na lang aandringen van zijn moeder, verhief zijn grootvader, de Oostenrijkse keizer Franz I, speciaal voor hem een boerengat in het huidige Tsjechië tot hertogdom, zodat het adelaarsjong enkele jaren later als hertog van Reichstadt zou kunnen sterven.
Victor Hugo was de eerste die naar de zoon van Napoleon en Marie-Louise zou verwijzen als ‘het adelaarsjong’. De beeldspraak is niet onlogisch want de adelaar, gezeten op een bliksemschicht, was door Napoleon gekozen als symbool van de macht, de glorie en de schoonheid van het keizerrijk. Stond de trotse vogel voor de vader, dan stond het vogeljong voor de jonge prins.
Napoleon II, die slechts een kort en historisch onbeduidend leven heeft geleid en door de geschiedenis is vergeten, zou onder die naam, L’Aiglon, een onsterfelijke mythe worden.
Wanneer een kind een netelig politiek probleem is
Dat hij nooit méér ging worden dan een voetnoot in de geschiedenis, heeft het adelaarsjong zelf meer dan eens aangevoeld. ‘Mijn geboortedatum en mijn sterfdatum, meer zal er over mij niet te vertellen zijn,’ zei hij op het einde van zijn leven. Dit besef was des te pijnlijker omdat hij al sinds zijn puberjaren werd gedreven door eindeloze ambitie. Die werd nog aangewakkerd door het vuur van de romantiek dat in die jaren menig jong hart heeft verteerd. Door zijn afkomst – zoon van de Franse keizer en kleinzoon van Franz I, keizer van Oostenrijk en de laatste keizer van het Heilige Roomse Rijk – achtte hij zich ertoe verplicht grootse daden te verrichten.
Maar dat was nu net het probleem. Toen Napoleon van de macht was verdreven, was het adelaarsjong niets anders meer dan de zoon van de erfvijand. Een gevallen prins die in geen geval geschiedenis mocht schrijven. Integendeel zelfs, al wie het tijdens de Restauratie voor het zeggen had in Europa, probeerde de zoon van Napoleon dood te zwijgen.
Om de complexe situatie van het adelaarsjong beter te begrijpen, kan de volgende vergelijking misschien helpen. Stel: Hitler en Eva Braun hebben samen een zoon. Een jongetje, dat ze bij de geboorte naar zijn vader hebben genoemd, Adolf, en dat in 1945 drie jaar oud is. Stel dat het weesje na de Duitse capitulatie ongedeerd wordt gevonden, naar Londen wordt gebracht en daar in een vooraanstaand Engels pleeggezin wordt opgenomen.
De lezer die nu protesteert, heeft uiteraard gelijk: de vergelijking met Napoleon, zijn tweede vrouw Marie-Louise en hun zoon Napoleon, loopt inderdaad mank. Niet alleen is het Europa van 1814 niet te vergelijken met de wereld van 1945 en zijn de ideeën van de Franse Revolutie absoluut verschillend van fascisme en nazisme. En vooral: Napoleon is Hitler niet.
Toch zijn er enkele gelijkenissen. Ook Napoleon werd door zijn tegenstanders een tiran en een monster genoemd en werd af en toe met satan vergeleken. De absolute monarchen van het ancien régime huiverden evenzeer van de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap als de democratieën van de twintigste eeuw gruwelden van totalitarisme, racisme en Jodenhaat. Ook is het Congres van Wenen van 1815 een beetje een voorloper van de Verenigde Naties. Beide instellingen zijn tenslotte in het leven geroepen om na een periode van oorlog een nieuwe wereldorde in te stellen en zo voor rust en vrede te zorgen. Bepaalde facetten van de denazificatie in Oostenrijk en Duitsland en van de epuratie en de repressie in Nederland en België na de Tweede Wereldoorlog vertonen dan weer gelijkenissen met wat er in Frankrijk is gebeurd tijdens de Restauratie onder de Bourbon-koningen.
Had Hitler een zoon gehad, dan had die net als het adelaarsjong – zelfs zonder dat zelf te willen – een magneet kunnen worden voor nostalgische volgelingen van zijn vader en een instrument in de handen van allerhande avonturiers. Op die manier zou de kleine Adolf gedurende zijn ganse leven een soort vleesgeworden bedreiging vormen voor de internationale stabiliteit en de wereldvrede.
Hoe had men die kleine Adolf moeten opvoeden? Mocht hij het Duits als moedertaal behouden? Wat moest men hem antwoorden als hij vragen stelde over zijn vader of over zijn geboorteland? Zou het een goed idee zijn om hem filmbeelden te laten zien waarin zijn vader door grote massa’s mensen wordt toegejuicht? Zou hij Mein Kampf mogen lezen? Zou men hem toestaan Duitsland te bezoeken? Wat als hij op zijn achttiende een politieke carrière zou ambiëren?
Wie bovenstaande hypothese afdoet als je reinste fictie, heeft het mis. Ook vandaag nog zijn kinderen van vijandelijke en oppositieleiders soms zo hinderlijk dat de tegenstander ze in de vergetelheid doet verdwijnen. Dat bewijst het verhaal van de huidige Pänchen Lama, de nummer twee van het Tibetaanse boeddhisme, wiens taak het is om na het overlijden van de Dalai Lama diens opvolging te regelen. Pänchen Lama was amper zes jaar oud toen hij in 1995 door de Chinese spionagediensten werd ontvoerd. De Chinese autoriteiten hebben sindsdien een van hun eigen pionnen als Pänchen Lama naar voor geschoven. Men neemt aan dat de ontvoerde nog leeft, maar niemand heeft hem in die 26 jaar na zijn verdwijning nog teruggezien.
De zoon van de erfvijand opvoeden is een delicate aangelegenheid. De oude Grieken wisten dit al. Na de val van Troje hadden ze de kleine Astyanax in handen gekregen. Astyanax was het zoontje van de gesneuvelde Trojaanse legeraanvoerder Hektor. De Grieken beseften maar al te goed dat de kans bestond dat Astyanax, zodra hij daarvoor groot genoeg was, de dood van zijn vader zou willen wreken. Het viel ook niet helemaal uit te sluiten dat de Trojanen hem ooit tot koning zouden kronen, wat de Grieken koste wat het kost wilden voorkomen. Om van die netelige kwestie af te zijn, hebben ze de peuter van de rotsen gegooid.
Caesarion, de oudste zoon van Cleopatra en de enige biologische zoon van Caesar, verging het trouwens niet beter. Na de val van Alexandria en de dood van Cleopatra en Marcus Antonius werd de amper zeventienjarige jongen op bevel van Augustus gewurgd. Want ‘er kan maar één caesar zijn,’ vond Augustus.
Ook de Franse Revolutie heeft de vreselijke dood van een piepjonge troonopvolger op haar geweten. Louis-Charles, de zoon van Louis XVI en Marie-Antoinette, was nog geen volle acht jaar oud toen hij koning werd. Veel heeft de jongen daarvan niet gemerkt. Omwille van het dynastieke principe ‘de koning is dood, leve de koning’ werd het arme ventje staatshoofd op het moment dat het hoofd van zijn geguillotineerde vader in de mand rolde die onder het hakmes stond. De jongen, die op die manier officieel Louis XVII was geworden, zat op dat ogenblik met zijn moeder en een paar hovelingen opgesloten in de gevangenis.
Negen maanden later werd ook zijn moeder onthoofd. Maar nog voor zijn moeder werd geëxecuteerd, was Louis-Charles al van haar gescheiden en was hij toevertrouwd aan een psychopaat, de schoenmaker Antoine Simon, die de jongen moest ‘heropvoeden’. Louis-Charles moet vreselijk hebben geleden en werd duchtig gehersenspoeld. Zo kreeg Simon de knaap zover dat hij op het proces tegen zijn eigen moeder verklaarde dat hij herhaaldelijk door haar was misbruikt. De laatste maanden van zijn leven leefde het voormalige prinsje moederziel alleen, opgesloten in een smerige cel zonder enig contact met de buitenwereld. Daar stierf hij van ontbering op tienjarige leeftijd.
Napoleon kende de verhalen van Astyanax, Caesarion en Louis-Charles maar al te goed en hij was bang dat zijn zoon een gelijkaardig lot zou ondergaan. Gelukkig is het zo’n vaart niet gelopen. De jongen had het geluk dat zijn moeder, Marie-Louise, de dochter was van de Oostenrijkse keizer, een van de vijanden van zijn vader.
Bovendien is het adelaarsjong overleden vooraleer hij een ernstig politiek probleem, laat staan een bedreiging voor de Europese stabiliteit en voor de vrede kon worden. Dat was het waar Franz I, zijn grootvader, daags na de dood van zijn kleinzoon op doelde met de woorden: ‘Het is goed dat hij zo jong is gestorven.’ Hij voegde er nog aan toe: ‘Ook voor hemzelf, trouwens.’ De keizer was immers altijd al bang geweest dat zijn kleinzoon, louter omwille van zijn naam en afkomst, in een of ander faliekant politiek avontuur zou worden meegesleurd. De jongen kon daarop onmogelijk worden voorbereid en zou in elk geval zelf het grootste slachtoffer van een dergelijke onderneming worden.
Weinigen weten het nog, maar een dergelijk verhaal heeft zich afgespeeld in het middeleeuwse Vlaanderen: Filips, de jongste zoon van de Gentse vrijheidsheld Jacob van Artevelde is op die manier het slachtoffer geworden van zijn naam en van de faam van zijn vader. Hij wist nochtans maar al te goed hoe gevaarlijk de politiek was en toch heeft hij zich door de bewonderaars van zijn vader laten overtuigen om de leiding te nemen van een tot mislukken gedoemde opstand tegen graaf en koning. Hij had gezien hoe zijn vader werd vermoord en had zelf met zijn moeder moeten onderduiken. Ook een van zijn broers was het slachtoffer geworden van een politieke afrekening. Filips had daarom wijselijk gekozen voor een rustig leventje met veel weelde, drank en vrouwen. Maar in 1382 liet hij er zich toch toe verleiden om in de voetsporen van zijn vader te treden. De Gentenaars, die opnieuw in opstand waren gekomen, zochten een leider. Plots schoot het hen te binnen dat er in de stad nog ergens een zoon van hun voormalige legendarische hoofdman rondliep. Overtuigd als ze waren dat de naam ‘Artevelde’ een garantie op de overwinning was, zochten ze Filips op in zijn favoriete bordeel. Filips liet zich overtuigen en nam de leiding van de rebellie op zich. Het draaide uit op een fiasco. Samen met vele andere Gentenaars stierf Filips een roemloze dood tijdens de catastrofale slag bij Westrozebeke. De geschiedenis zou hem ook geen eer bewijzen. Hij wordt vandaag de dag nog altijd weggezet als een naïeve en onbekwame avonturier.
Boek: Het adelaarsjong – Eric Bauwens