De kogel door de kerk?
Deze bundel heeft als titel ‘De kogel door de kerk?’. Dit gezegde duidt mijns inziens in vraagvorm goed aan hoe kerkelijk Nederland de Eerste Wereldoorlog beleefde. De grote vraag voor christelijk Nederland was hoe beslissend deze oorlog zou zijn voor de toekomst van kerk en religie. Achteraf beschouwd kan gesteld worden dat, hoewel Nederland politiek-militair neutraal bleef, de Eerste Wereldoorlog op verscheidene fronten impact had op religieus Nederland, specifiek in de jaren 1914-1940. De oorlogsjaren en het interbellum waren niet alleen in de oorlogvoerende landen maar ook in Nederland een turbulente tijd, die ook haar effect had op religie. De modernisering, de Eerste Wereldoorlog en de daar opvolgende onrustige roaring twenties en crisisjaren 1930 gaven mensen het gevoel klem te zitten in een onbestuurbare auto. Om het met historicus Philipp Blom te zeggen:
‘Miljoenen mensen belandden tussen de kaken van de industrie en de opkomende wereldmarkt, raakten ontworteld en zagen zich genoodzaakt nieuwe identiteiten uit te vinden in een onbekende wereld.’
Dit gold ook voor het neutrale Nederland: de modernisering drong mensen een nieuwe identiteit op en de Eerste Wereldoorlog versterkte dit proces. Voor christenen betekenden modernisering en oorlog dat ze hun Godsbeeld en geloofsovertuiging kritisch onder de loep moesten nemen.
Ter rechtvaardiging van de gekozen thematiek behandelt deze inleiding eerst de historiografie over Nederland en de Eerste Wereldoorlog, die argumenten aanreikt voor nieuw onderzoek. Daarna gaat de aandacht uit naar de rol die het thema religie in de buitenlandse en Nederlandse geschiedschrijving heeft gespeeld. De bijdragen in dit boek sluiten aan op de historiografische ontwikkelingen uit het afgelopen decennium en borduren daarop voort. Ten slotte volgt een overzicht van de inhoud van deze bundel.
Blinde vlek of gewist?
In 1997 schreef historicus dr. Maarten Brands, emeritus hoogleraar Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en voormalig directeur van het Duitsland Instituut, een artikel waarin hij de Eerste Wereldoorlog een ‘blinde vlek in het collectieve bewustzijn van Nederland’ noemde. Historicus Paul Moeyes kwam in september 2012 in het Historisch Nieuwsblad op deze zinsnede terug en corrigeerde Brands met de uitspraak:
‘Volgens mij is dat niet waar. Het is gewoon gewist’.
Zowel de beeldvorming van Moeyes als Brands is te eenzijdig. Moeyes’ stelling suggereert kwade opzet. Zijn uitspraak zal een slip of the pen zijn, want het ‘wissen van het verleden’ doet met een beetje fantasie denken aan verfoeilijke praktijken van censuur, geschiedvervalsing en boekverbrandingsscènes uit de tijd van Reformatie en totalitaire dictaturen. Brands’ stelling dat de periode 1914-1918 een ‘blinde vlek’ is in het collectieve bewustzijn van Nederland, valt evenmin samen met de werkelijkheid. Tot 1997 is er namelijk het nodige verschenen op dit terrein. Het meest bekend is de publicatie van de jurist C. Smit, Tien studiën betreffende Nederland in de Eerste Wereldoorlog (Groningen 1975), maar wie even verder zoekt komt meer titels tegen. Zoals de Elsevier-uitgave Nederland in den oorlogstijd van C. Broekema en H. Brugmans uit 1920, de informatieve tweedelige bundel De donkere poort van P.H. Ritter jr. uit 1931, minstens acht memoires (uitgebracht tussen 1916 en 1970 door onder meer de politici M.W.F. Treub, P.J. Troelstra en N. Bosboom), handboekhoofdstukken, bijvoorbeeld in E.H. Kossmanns regelmatig herdrukte tweeluik De lage landen (1978), of een artikel uit 1988 van H.W. von der Dunk. De Eerste Wereldoorlog is dus geen ‘blinde vlek’ en evenmin ‘gewist’ uit ons nationale geheugen. Een betere typering is dat het historische beeld van Nederland in de jaren 1914-1918 lange tijd beperkt en eenzijdig is gebleven. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat na de Eerste Wereldoorlog andere kwesties de aandacht opeisten, zoals de crisisjaren 1930, het debat over goed, fout en grijs tijdens en na de Tweede Wereldoorlog of de tot in de jaren 1980 aanhoudende ‘verzuilingsgeschiedschrijving’, die de historie vanuit eigen ideologische kaders beschouwde. Datgene wat wel verscheen over Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog was eenzijdig politiek, diplomatiek of economisch van aard.
Rond de millenniumwisseling voltrok zich een historiografische kentering. Dit gebeurde vooral op instigatie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), dat zijn onderzoeksterrein in 2000 verbreedde tot de oorlogsvoering in de hele twintigste eeuw. De Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW), die vanaf 2002 tweejaarlijks de bundel De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918 uitbrengt met daarin veel aandacht voor de Nederlandse situatie, ontplooide eveneens veel initiatief. Ten slotte verschenen er verscheidene monografieën van Nederlandse historici, van wie Moeyes’ meermalen herdrukte Buiten schot (2000) het belangrijkste werk is. Deze en andere publicaties vestigden de aandacht op andere thema’s, zoals de opvang van en omgang met Belgische vluchtelingen, militair-strategische aspecten, media en gender.
Wie de recente literatuur goed bekijkt, valt op dat het accent nog steeds ligt op politieke, diplomatieke en economische aspecten. De aandacht voor de culturele, mentale, godsdienstige of sociale invloeden van de Eerste Wereldoorlog op Nederland is beperkt. De historicus Hans Krabbendam constateerde reeds in 2002 in het christenhistorische tijdschrift Transparant dat de ‘religieuze aspecten van de oorlog in Nederland nog op behandeling wachten’. Een vergelijkbare constatering deed historicus Paul Luykx vier jaar later in het NIOD-jaarboek. Over de SSEW-reeks De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918 stelde hij dat men hierin tevergeefs zoekt naar ‘artikelen over de rol van kerk en religie’. Opmerkelijk is dat Luykx dit dan wel vaststelt, maar dat we vervolgens in het betreffende NIOD-jaarboek uit 2006 zelf geen artikelen tegenkomen die specifiek gaan over Nederlandse kerken en religie tijdens de jaren 1914-1918. De aandacht gaat ook hier alleen uit naar de oorlogvoerende landen.
Religie in de historiografie
De aandacht voor religie in de internationale historiografie over de Eerste Wereldoorlog, allereerst in de oorlogvoerende landen, past in een omslag die vanaf de tweede helft van de jaren 1970 in fases zijn beslag kreeg. In de militaire geschiedschrijving begon er toen, eerst via Franse en Britse historici, aandacht te ontstaan voor culture de guerre of war culture. Deze nieuwe cultuurhistorische insteek bracht de oorlogsgeschiedschrijving verder dan de voorheen politieke, economische of militaire benaderingen. Nieuwe thema’s vonden ingang, zoals de mentaliteit van de soldaten, hun beleving en verwerking van geweld en rouw, genderaspecten en – uiteindelijk – ook religieuze thema’s. In de buitenlandse historiografie heeft het onderwerp religie tijdens de jaren 1914-1918 de nodige aandacht gekregen, voornamelijk het afgelopen decennium. Deze historiografische stroming brengt hoofdzakelijk vier thema’s voor het voetlicht: de rol cq. houding van katholieke en protestantse kerken, de zielzorg door geestelijken en predikanten, de oorlogsprediking en de veranderende geloofsbeleving van militairen.
In de geschiedschrijving over oorlogvoerende landen is religie dus een uitvoerig belicht onderwerp. Hoe zit dat met de historiografie over het neutrale Nederland gedurende de jaren 1914-1918? Wat er tot nu toe is verschenen heeft zich beperkt tot een aantal thema’s: het christenpacifisme (Herman Noordergraaf, John Exalto en Enne Koops), in monografieën verweven beschouwingen en losse artikelen over de cultuurreligieuze impact van de oorlog (George Harinck), de invloed van de oorlog op de theologie (Martien Brinkman) en de oorlogsprediking in Nederland (Enne Koops).
In een recente publicatie heb ik verkend welke perspectieven er, gezien het beschikbare bronnenmateriaal, zijn op het raakvlak van de Eerste Wereldoorlog en het Nederlandse christendom. Er blijken op dit terrein voldoende onderzoeksmogelijkheden te bestaan. Onder meer de grote collectie digitale krantenarchieven die in het afgelopen decennium beschikbaar is gekomen, maakt het mogelijk nog openliggende vragen te beantwoorden. Deze bundel wil hieraan een bijdrage leveren en hoopt duidelijk te maken dat de stelling van cultuurhistoricus H.W. von der Dunk dat Nederland in de jaren 1914-1918 in een ‘mentaal isolement’ verkeerde, bezijden de waarheid is.