Het Rijksmuseum geeft te weinig achtergrondinformatie bij museumobjecten en leert bezoekers zo maar weinig over de vaderlandse geschiedenis. Dit stelde althans Yuri Visser, eindredacteur van deze website, afgelopen maand in een blog. Gijs van der Ham, senior conservator Geschiedenis bij het Rijksmuseum is het niet met hem eens en klom in de pen:
Natuurlijk vind ik het jammer dat de nieuwe opstelling van het Rijksmuseum je heeft teleurgesteld. Maar de conclusies die je hier in je stuk aan verbindt zijn naar mijn volle overtuiging echt onjuist.
Zeker, het Rijksmuseum is geen ‘geschiedenismuseum’ in de traditionele zin van het woord, maar het is veel meer dan alleen een museum vol historische objecten. En ik steek er mijn hand voor in het vuur dat ik je dit bij ons gesprek ook heb gezegd, al lijkt het citaat dat je van mij opneemt anders te suggereren. Want ik ben er juist ongelooflijk trots op dat het vernieuwde Rijksmuseum werkelijk een museum over het verleden van Nederland is geworden, een museum waarin bezoekers op een prachtige manier de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving, cultuur en staat kunnen volgen en beleven.
Alleen al de chronologische opstelling maakt de hele presentatie tot één lang verhaal. Bovendien ‘vertellen’ de in de zalen aanwezige objecten en kunstwerken samen eveneens allerlei verhalen. Allereerst doordat zij als het ware elkaars context vormen, maar zeker ook doordat elke zaal een eigen thema heeft dat met een aparte tekst wordt geïntroduceerd, en voor elk voorwerp en elke vitrine zogenaamde etiketteksten zijn geschreven. Toegegeven, dat zijn korte teksten – een zaaltekst telt maximaal 150 woorden, een etiket maximaal 60 – maar de stelling dat het museum in de zalen geen informatie geeft is gewoonweg onjuist. De keuze voor deze lengte is trouwens ingegeven door dat wat een bezoeker op zaal aankan. Ook bij de portretten van Willem van Oranje, Kenau en de gebroeders De Witt staat dus relevante, historische informatie. Natuurlijk valt er altijd veel meer over al die voorwerpen te vertellen, maar in teksten op zaal moet je je als museum nu eenmaal beperken.
Bovendien laat het museum het hier helemaal niet bij. Mijn eigen boek, dat je zo waardeert, is een van de manieren waarop wij onze kennis over voorwerpen met het publiek delen, maar ook in het museum zelf zijn er nog allerlei mogelijkheden om wijzer te worden en meer te weten te komen. Zo zijn overal in het museum zogenaamde inzoomers te vinden, grote, dubbelzijdig bedrukte bladen waarop steeds op een bijzonder object wordt ingegaan – bijvoorbeeld op De Zielenvisserij uit 1614, de troonsafstand van Karel V en het bijzondere bruikleen van Rembrandts Samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis – en dat worden er steeds meer. Er is een gedrukte gids die voor gebruik op de zalen heel geschikt is en al iets meer achtergrond geeft, er zijn steeds meer verschillende multimediatours te krijgen die iedereen ook als app kan downloaden, elke bezoeker kan rondleidingen boeken, er worden door de conservatoren geregeld colleges en lezingen gegeven. Het aanbod van al deze zaken wordt alsmaar uitgebreider, rijker en diverser. De mogelijkheid tot verdieping groeit dus constant, ook via de tentoonstellingen die het museum vanaf eind dit jaar in een aparte vleugel zal maken.
En dan zijn er nog al die educatieve programma’s die wij aanbieden. Kijk eens op onze op zichzelf al zeer rijke website: er is en wordt nog van alles ontwikkeld voor zowel het primaire als het voortgezette onderwijs, steeds trouwens in samenspraak met docenten en hierdoor effectief en van hoog niveau. Het lesvervangende programma Jij & de Gouden Eeuw kreeg onlangs van het Committee for Education and Cultural Action in Sao Paulo de Best Practice Award, om maar iets te noemen. En niet minder dan 3162 leerlingen volgden dit schooljaar – in voorbereiding op hun eindexamen –de door het museum gemaakte Examentour geschiedenis ‘De Republiek in een tijd van vorsten’.
Je slaat dus echt de plank mis, beste Yuri, als je schrijft dat het museum vergeet geschiedenisverhalen te vertellen. Het tegendeel is waar. Het museum is zich er zeer van bewust dat het een kans, verantwoordelijkheid en taak heeft om Nederlanders (en ook buitenlanders) historisch besef bij te brengen en meer nog, het doet dit in de praktijk ook, en bovendien met een heel afwisselend aanbod. Wij investeren hier bewust en met volle overtuiging in.
Uiteraard is het uiteindelijk de bezoeker die hier al dan niet iets mee doet. De kracht van de aanpak van het Rijksmuseum is dat hem en haar hierin de keus wordt gelaten. Het museum bepaalt niet wat een bezoeker mee naar huis neemt, het biedt juist een palet aan mogelijkheden aan, het museum illustreert niet een vast verhaal, maar het laat met zijn objecten juist verhalen zien, het museum doceert inderdaad zelf niet, maar stelt zichzelf en zijn ‘schatkamers’ juist wijd voor het onderwijs open.
Ik raad iedereen aan hier zelf kennis van te nemen en gebruik van te maken. Ontdek vooral zelf wat het Rijksmuseum allemaal te bieden heeft, in welke vorm dan ook! Dat is veel en veel meer dan uit jouw stuk naar voren komt.
Hartelijke groet,
Gijs van der Ham
Lees ook: Wim Pijbes kan me nog meer vertellen (blog 11 april 2014)
Openingsfoto: Zaal negentiende eeuw in het Rijksmuseum (Erik Smits/Rijksmuseum)