Enthousiast de oorlog in
In een vlaag van Duits patriottisme schreef Hitler op maandag 3 augustus 1914 naar Ludwig III, koning van Beieren, om zich aan te bieden als vrijwilliger in één van zijn regimenten, zo lezen we in Mein Kampf (1925). Al de volgende dag zou hij een positief antwoord ontvangen hebben:
“Toen ik met bevende handen het schrijven opende en de inwilliging van het verzoek las, met de uitnodiging om mij bij een Beiers regiment aan te melden, kenden mijn vreugde en dankbaarheid geen grenzen.”
Deze versie van zijn rekrutering, die in heel wat historische werken terechtkwam, heeft Hitler echter uit zijn duim gezogen. Hij meldde zich niet op 3 augustus als vrijwilliger aan, maar ten vroegste enkele dagen later. Gerenommeerde historici, zoals Ian Kershaw en Anton Joachimsthaler, veronderstellen dat hij zich een eerste keer op 5 augustus aanbood en dat men hem toen omwille van zijn Oostenrijkse nationaliteit weigerde. Ze baseren zich daarvoor op een andere verklaring van Hitler, namelijk een autobiografisch verslag dat hij als leider van de nazi-partij op 29 november 1921 aan partijlid en fondsenwerver Emil Gansser bezorgde. Hierin herinnerde hij aan zijn inlijving:
“Op 5 augustus 1914 meldde ik mij op basis van een verzoek van de koning bij het 1ste Beierse Infanterieregiment voor mijn inlijving bij de Duitse krijgsmacht. Na enkele dagen uitstel, werd ik naar het 2de Infanterieregiment verplaatst en vervoegde op 16 augustus het toenmalige in oprichting zijnde 16de Beierse Reserveinfanterieregiment. Dat regiment vertrok, onder de naam List-regiment, als eerste Beierse vrijwilligersregiment naar het front en kreeg einde oktober 1914 in de Slag aan de IJzer zijn vuurdoop.”
Of deze verklaring volledig met de werkelijkheid overeenstemt, betwijfelen we. In de militaire stamboeken vinden we immers geen spoor terug van een inlijving in het 1ste Infanterieregiment. Bovendien werd Hitlers naam pas geregistreerd op zondag 16 augustus, de dag dat hij door het 6de Rekruteringsbureau van het 2de Infanterieregiment werd ingelijfd. Het is goed mogelijk dat er enkele dagen voorbijgingen tussen het moment dat een jongeman zich als vrijwilliger aanbood en de dag dat hij effectief als rekruut werd aangenomen. Maar waarom moest Hitler liefst elf dagen wachten? In de militaire stamboeken treffen we namen aan van vrijwilligers die al vanaf 3 augustus ingelijfd werden in het 2de Infanterieregiment, de eenheid waar Hitler hen pas op 16 augustus vervoegde.
Dat de nazi-leider in Mein Kampf zijn voorgeschiedenis bijkleurde, is alom bekend. Maar deed hij ook al in zijn autobiografische nota van 29 november 1921, gericht aan één partijlid, de waarheid geweld aan? Het antwoord luidt ondubbelzinnig: ja! Zo noteerde Hitler in de bewuste brief dat hij voor de oorlog in de bouw werkte en dat de Deutsche Arbeiterpartei bij zijn toetreding in 1919 amper zeven leden telde: twee flagrante verzinsels, die hij nadien trouwens zou blijven herhalen. Het is met dezelfde inkt en met eenzelfde zorg voor zijn imago, dat hij zijn aanmelding als vrijwilliger op 5 augustus 1914 dateerde.
Wellicht vond die in werkelijkheid pas een tiental dagen later plaats: op zich geen schande, maar zeker niet vroeg genoeg voor een propagandist van de nationalistische zaak!
Oorlog biedt uitweg uit een verknoeide jeugd
In de eerste oorlogsdagen, toen in het Duitse rijk vier miljoen militairen afreisden, boden de vrijwilligers zich met bosjes aan bij de kazernes in de grote steden. Uiteindelijk werden er in de maand augustus zo’n kwart miljoen ingelijfd. Deze lui wilden per se delen in de historische overwinning en geloofden in het sprookje dat ze de Franse troepen, zoals in 1870, in enkele weken tijd zouden verpletteren. Naast nationalistische gevoelens speelden religieuze, lokale en bovenal persoonlijke motieven een rol, zoals de droom van een snelle, roemrijke militaire carrière, de hoop indruk te maken op vrienden of meisjes, een vlucht uit het vervelende burgerleven en de angst om op het thuisfront blijvend als een lafaard geschandvlekt te worden.
Wat bezielde de Oostenrijker Adolf Hitler, de man die zich aan de dienstplicht in zijn moederland had onttrokken, om zich als vrijwilliger voor het Beierse leger aan te bieden? Nadat hij de politieke arena had betreden, verklaarde de man zijn beslissing met een politiek, pro-Duits motief. “Mijn stelling over het conflict was heel eenvoudig”, schreef hij in Mein Kampf.
Dat is wat de nazi-leider het Duitse volk steeds liet geloven.
Zijn echte gevoelens aan het begin van de oorlog moeten we evenwel buiten de politiek zoeken. Volgens historicus Joachim Fest zag Hitler de dienstplicht in vredestijd als een zinloze verplichting, terwijl militaire dienst in oorlogstijd avontuur, heldendom en een bevrijding uit zijn doelloos bestaan inhield. Een psychologisch portret van Hitler, in 1943 voor het Amerikaanse Office of Strategic Services opgesteld, sluit hierbij aan. De Eerste Wereldoorlog gaf de man een kans zijn individuele oorlog tegen zichzelf te ruilen voor een nationale oorlog, waarin hij op de steun van anderen kon rekenen. “Hij moest niet langer de underdog zijn, omdat hij zijn krachten verbond met hen die vastbesloten waren te overwinnen en groot te worden. Hij liet vuil, smerigheid en armoede achter zich en kon op voet van gelijkheid met het uitverkoren volk verkeren.”
“De oorlog bood hem de kans alle teleurstellingen, mislukkingen en wrok van de afgelopen zes jaar van zich af te werpen”, aldus de Britse historicus Allan Bullock.
In Mein Kampf gaf Hitler trouwens toe dat de oorlogsverklaring in de eerste plaats een oplossing bood voor een persoonlijke crisis:
“Het was een bepalende dag in mijn leven. Voor mij betekenden die uren van toen een verlossing uit de ergerlijke ervaringen van mijn jeugd. Ik schaam mij niet te zeggen dat ik, overweldigd door geestdrift, op mijn knieën ben gevallen om de hemel uit de grond van mijn hart te danken dat ik in deze tijd mocht leven.”
Door de oorlog kon de 25-jarige man dus met een nieuwe lei beginnen. Tijdens de verhoopte zegetocht van de Duitse troepen zou het soldatenuniform zijn afkomst, zijn verknoeide jeugd en zijn spaak gelopen opleiding maskeren. De oorlog kon zijn leven een doorstart geven.
Indien onze veronderstelling klopt dat Hitler, die op 2 augustus om de oorlogsverklaring jubelde, een tijdje de kat uit de boom keek alvorens zijn vaderlandse plicht op te nemen, wat trok hem dan uiteindelijk over de streep? Allereerst mogen we ervan uitgaan dat hij zijn broodwinning verloor, aangezien de vraag naar ansichtkaarten en schilderijtjes met het uitbreken van de oorlog onvermijdelijk in één klap stillag. Wellicht ondervond de eergierige Hitler ook dat jongelui die hun vaderland niet wilden dienen bij de Münchenaars op weinig respect moesten rekenen. En ten slotte, zo vermoeden we, rook de opportunist op een bepaalde dag de kans van zijn leven. Want net op 16 augustus, de dag van zijn inlijving, kreeg het Duitse volk een opsteker van jewelste: op die dag kwam het heuglijke nieuws dat het twaalfde en laatste fort van de versterkte stelling Luik was gevallen. Met onrust in het hart hadden de Duitse vaders en moeders begin augustus hun gemobiliseerde zonen naar België, Frankrijk en Rusland zien vertrekken. Pas na de eerste overwinningen en vooral, de val van de vesting Luik, geloofde men dat de weg naar Parijs wagenwijd openlag. De vrees sloeg om in euforische krijgslust, die alle klassen van de bevolking aangreep en een zestal weken aanhield. In die periode geloofde nagenoeg elke Duitser dat de feldgraue troepen het kleine België en vervolgens Frankrijk onder de voet zouden lopen. Na een frische und fröhliche Krieg zou de belofte van de keizer uitkomen, namelijk dat iedereen voor kerstmis weer thuis zou zijn.
Meermaals zou Hitler in toespraken herinneren aan de val van Luik en de geestdrift die dit op het thuisfront teweegbracht. We vermoeden dat deze zege voor hem de directe aanleiding was om zich halsoverkop bij de heldhaftige troepen aan te sluiten in de hoop binnen afzienbare tijd in de overwinning te delen. Aangezien we (de latere) Hitler kennen als een eergierige en een gewiekste opportunist, achten we de kans reëel dat hij toen hij zag dat er voor de Duitse troepen wel degelijk een snelle en roemrijke veldtocht in het verschiet lag, deze kans niet wou missen.
Het valt trouwens op hoe diep het beleg van Luik in zijn geheugen gegrift bleef. Op een partijbijeenkomst in 1928 herinnerde de nazi-leider aan de eerste oorlogsdagen toen de Heimat bedrukt en met angst de legerberichten afwachtte:
“De burgers liepen de aanplakborden af op zoek naar nieuws, ze lazen het kleinste telegram, tot plots het bericht kwam van de Duitse overrompeling op Luik. De dagen daarna klonk het dat de aanval mislukt was en men sloop weg van deze borden tot het bericht kwam dat Luik gevallen (Lüttich gefallen) was, en het volk in Duitsland voor de eerste maal in gejubel uitbarstte. Van dat moment af had het Duitse volk een grenzeloos vertrouwen in haar zonen in uniform.”
Een jaar later, op de partijdagen van de NSDAP in Nürnberg, bracht hij het eerste grote zegebulletin nogmaals ter sprake: “En dan kwam het ogenblik dat het eerste legerbericht de eerste zege verkondigde: Lüttich ist gefallen. Wie kan vandaag nog de emoties, het onmetelijke geluk en de dolle vreugde vatten die ons volk toen in haar ban hielden?” Het is alsof de spreker zichzelf verraadt, namelijk dat ook hijzelf tussen 5 augustus en de memorabele 16de augustus niet in een kazerne verbleef, maar in de straten van München angstvallig naar optimistisch nieuws van het oorlogsfront had gezocht.
Boek: Adolf Hitler, Soldaat in Vlaanderen – Siegfried Debaeke