Begin jaren twintig was Adolf Hitler een vrij marginaal figuur. Hij genoot buiten Beieren nauwelijks bekendheid en was slechts een van de vele populisten die zich tegen de Duitse liberale democratie keerden. Om meer bekendheid te genereren liet Hitler in 1923 daarom een werk uitbrengen, waarin lezers naast zes van zijn uitgeschreven redevoeringen ook een korte biografische schets vonden. Dit door Rob Pijpers vertaalde historische werk is recent uitgebracht door uitgeverij Verbum.
De twintig pagina’s tellende biografische schets is volgens de oorspronkelijke uitgave geschreven door de antisemitische baron Adolf-Viktor von Koerber. Historicus Thomas Weber stelde enkele jaren geleden echter dat deze baron slechts zijn naam aan de hagiografie leende. In werkelijkheid zou de schets door Hitler zelf zijn geschreven. Die verwachtte dat conservatieven grote moeite zouden hebben met zijn zelfverheerlijking. Het leek hem daarom handiger niet zelf zijn naam onder de tekst te zetten. De kaft van de Nederlandse uitgave, voorzien van een interessante inleiding van Weber, vermeldt dan ook dat het hier gaat om Hitlers “eerste autobiografie”.
Of Hitler de tekst daadwerkelijk zelf schreef – niet alle kenners zijn overtuigd – laten we hier in het midden. Die discussie is misschien ook niet het meest interessant. Vast staat immers dat het boek op Hitlers initiatief werd samengesteld, hij nauw betrokken was bij de totstandkoming en de inhoud autoriseerde. Daarnaast zijn de afgedrukte redevoeringen voor de uitgave van 1923 ingrijpend aangepast, om zo een nieuw publiek aan te boren. Het is onwaarschijnlijk dat Hitler zich daar helemaal niet mee bemoeid heeft. Dat alles maakt het boek historisch relevant. Het werk geeft een indruk van Hitlers zelfbeeld in het najaar van 1923 en maakt duidelijk hoe Hitler zich in deze periode probeerde een imago aan te meten, waarmee hij zich als nationale rechtse leider kon presenteren. Weber:
“Het boek logenstraft de mythe […], waarin sommige historici tot op de dag van vandaag geloven – dat Hitler zich voor het schrijven van Mein Kampf alleen als een ’trommelaar’ zag die naar andermans pijpen danste en geen ambities koesterde om de toekomstige leider van Duitsland te worden.”
Omdat Hitler vrijwel onbekend was bij het grote publiek, was liegen over zijn eigen verleden vrij eenvoudig. Aangezien Hitler tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het front had gediend, was daar eenvoudig een mooi verhaal van te maken. Zo wist Hitler de loopgraven van die gruwelijke oorlog te presenteren als de kraamkamer van de nationaal-socialistische beweging. En tegen het decor van de Grote Oorlog kon hij zichzelf wegzetten als de man die aan zij aan zij met zijn kameraden gestreden had. Als iemand die zich alleen van al die gewone Duitsers onderscheidde…
“…door zijn uitzonderlijke gave de aard der dingen te doorschouwen en het voortouw te nemen. Een man die terugkeerde uit de oorlog om de redder van Duitsland te worden.” (p.13)
Het is goed dat Weber in zijn lezenswaardige inleiding duidelijk kanttekeningen plaatst bij dergelijke geschiedvervalsingen. In werkelijkheid had Hitler zich aan het front immers helemaal niet ontpopt als leider. Sterker: hij was een vrij anoniem figuur gebleven in wie zijn meerderen allesbehalve een geboren leider zagen. Aan het front bleef Hitler altijd een ondergeschikte. Hij schopte het niet verder dan soldaat eerste klasse.
Hitlers Golgotha
Hitlers verblijf in een legerlazaret, na een vijandelijke gasaanval, wordt in de biografische schets gebruikt om de latere Führer te presenteren als een leider met bijna heilige trekjes. Hitler, zo lezen we, beleefde in dit veldhospitaal zijn Golgotha. Tijdelijk verblind zag een zuster de jonge Hitler creperen in zijn bed. Niet vanwege de pijn aan zijn ogen, maar vanwege zijn verbondenheid met het lot van het lijdende Duitsland. De zuster…
“…ziet het onuitsprekelijke lijden van deze halfdode, wiens mimiek met de dag meer, wiens woeste gestiek steeds duidelijker verraden dat hij weet heeft van het verschrikkelijke lot dat over Duitsland kwam!” (p.51)
Terwijl de verwachting is dat patiënt nooit meer zal zien, doet zich dan plots een wonder voor:
“Deze tot de eeuwige nacht veroordeelde, die zijn Golgotha onderging in dit uur, de geestelijke en lichamelijke kruisiging, de wrede kruisdood bij vol bewustzijn, de armzaligste uit de geweldige schare geknakte helden – hij wordt ziende!”
Deze directe vergelijking met Jezus geeft een beeld van de hoogmoedswaanzin die al vroeg bij Hitler toesloeg. Tijdens een toespraak in 1921 had hij zijn partij ook al eens met Jezus vergeleken en de Heiland zelf zijn Vorbild genoemd.
Ideologisch vorming
Na zijn ‘wonderbaarlijke wederopstanding’ in het legerlazaret was Hitler vastbesloten, om als een fiere leider, tot de “tanden gewapend met de uitrusting van geloof, wilskracht en zekerheid van de overwinning” te strijden voor de nationaalsocialistische zaak. Deze letterlijk fantastische geschiedenis wordt door Thomas Weber naar het rijk der fabelen verwezen. Van een openbaring in het lazaret was helemaal geen sprake. Hitler, die het vaak deed voorkomen alsof hij tijdens de oorlog al zijn ideologisch gevormd was, bleef na zijn bezoek aan het lazaret in legerdienst en diende hierna zelfs achtereenvolgende revolutionaire regimes. Dit laatste was vanuit Hitlers nieuwe perspectief bekeken uitermate dubieus en dus moest het tijdstip van zijn politieke openbaring naar het einde van de oorlog worden verplaatst. Daarmee kon de naoorlogse werkelijkheid worden uitgewist. In een interview met de Amerikaanse verslaggever Bob Doorman zei Hitler in het voorjaar van 1923 het volgende over zijn ervaring in de ziekenzaal:
“Toen zag ik mijn toekomst voor me. […] Je kende geen enkele doodsangst – waarom? En ik hield mezelf voor dat de voorzienigheid mij uitkoos om mij een daad te laten stellen. Ik besloot mijn leven aan mijn land te wijden – aan de taak zijn binnenlandse vijanden te verdrijven.”
Holocaust
In zijn inleiding maakt Weber tevens duidelijk dat Hitler, anders dan wel eens beweerd, in 1923 al vastbesloten was het zogenoemde jodenprobleem grondig aan te pakken. Dat hij het vermeende Weltjudentum als een enorme bedreiging zag, was in zijn toespraken al duidelijk geworden. Tijdens een interview met de Catalaanse journalist Eugeni Xammar liet hij in 1923 doorschemeren welke ‘oplossing’ hij ongeveer voor ogen had. Toen Hitler tijdens het gesprek aangaf dat een pogrom in München geen zin had, omdat joden elders in het land de touwtjes dan nog altijd stevig in handen hadden, vroeg de journalist wat hij dan voor oplossing had. “Wilt u hen dan van de ene op de andere dag allemaal dood maken?” Hitler antwoordde dat dat inderdaad het beste zou zijn, maar dat er een probleem was:
“Ik heb de kwestie van alle kanten bekeken: het is niet mogelijk. In plaats van ons dankbaar zijn, zou de hele wereld ons te lijf gaan.”
De enige oplossing die volgens Hitler overbleef, zo meldde hij de journalist, was “massale verdrijving”.
Kiemcel
Adolf Hitler, sein Leben, seine Reden verscheen in het najaar van 1923. Een groot succes werd het niet. Het boek werd al na enkele weken uit de handel genomen en sorteerde dus veel minder effect dan Hitler had gehoopt. Aanvankelijk had het werkje een soort Bijbel voor nationaalsocialisten moeten worden, maar het is veel minder bekend dan het recent in het Nederland opnieuw uitgebrachte boek Mein Kampf. Voor wie geïnteresseerd is in laatstgenoemde boek, is dit veel eerder verschenen werk zeker ook aan te raden. Volgens Weber zouden we Mein Kampf…
“…de tumor kunnen noemen die uit de kiemcel van Hitlers eerste boek uit 1923 groeide.”
Vooral dat feit maakt Adolf Hitler. Zijn leven, zijn redevoeringen interessant.
De werkelijke Hitler
Naar aanleiding van de recente heruitgave van Mein Kampf (onder de Nederlandse titel Mijn Strijd) wordt de laatste weken weer veel gesproken over de wenselijkheid van het heruitgeven van historisch antisemitisch materiaal. In het geval van Mein Kampf wordt met name de wetenschappelijke toelichting belangrijk geacht. De Duitse heruitgave uit 2016 bevatte maar liefst tweeduizend pagina’s met 3700 kanttekeningen. De Nederlandse editie bevat – tot onvrede van sommigen – alleen een inleiding met commentaar van Willem Melching. Op de pagina’s zelf zijn geen voetnoten of commentaar te vinden.
Adolf Hitler. Zijn leven, zijn redevoeringen heeft een vergelijkbare opzet, al zijn in de vertaalde tekst wel enkele voetnoten geplaatst. Weber plaatst het boek in zijn inleiding in context, staat stil bij de kwestie van het auteurschap en geeft een bondige schets van Hitler’s ideologische ontwikkeling tot 1923. En hij laat de leugens van Hitler duidelijk zien. Belangrijk is dat Weber de lezer voorhoudt dat men de werkelijke Hitler in het boek niet moet denken te kunnen ontdekken. Die echte Hitler gaat namelijk nog altijd schuil achter de “semifictieve versie die hij in 1923 van zichzelf schiep”. Weber:
“Ook vandaag hebben we nog een beeld van Hitler dat niet overeenstemt met wie hij werkelijk was. Daarom zoeken we op de verkeerde plaatsen naar waarschuwingssignalen voor nieuwe Hitlers, sterke mannen en demagogen, nu liberalisme en globalisme andermaal in crisis verkeren.”
Ook daarom is bestudering van uitgaven als Mein Kampf en dit werk uit 1923 belangrijk. Dit soort boeken werpt immers licht op de methodiek van de demagoog en diens propaganda-techniek.
Boek: Adolf Hitler. Zijn leven, zijn redevoeringen