Hoe de drukpers tot meer polarisatie, vervolging en geweld leidde
Toen Johannes Gutenberg halverwege de vijftiende eeuw in Mainz de eerste mechanische drukpers bouwde en een eerste druk van 180 Latijnse bijbels publiceerde, werd zijn uitvinding geprezen als een geschenk van God dat de leer van de Kerk van Rome kon helpen verspreiden.
De zegen van de paus bleek evenwel een vloek. Toen de oude cultuur rond het handmatig kopiëren van manuscripten stilaan verdween en de boekdrukkunst zich in hoog tempo over Europa verspreidde, verspreidden zich ook de ketterse religieuze doctrines die het gezag van de gevestigde Kerk onverhuld bekritiseerden. Wat er precies gebeurde? Maarten Luther ging viraal.
In oktober 1517 spijkerde de Duitse priester zijn beroemde 95 stellingen op de deur van de Slotkerk in Wittenberg, een Latijnse tekst die de corruptie binnen de Kerk aan de kaak stelde, zoals de verkoop van ‘aflaten’ (een betaling waarmee de straf voor zonden werd kwijtgescholden). Nog geen twee maanden later doken onder meer in Neurenberg en Leipzig gedrukte kopieën van de tekst op in de vorm van pamfletten en schotschriften, die waren betaald door Luthers volgelingen. De Duitse vertaling die vervolgens werd gemaakt, waardoor ineens veel meer mensen de tekst konden lezen, maakte de sensatie compleet. Twee weken later was heel Duitsland van de stellingen op de hoogte, een maand later hadden ze de uithoeken van Europa bereikt. ‘Je zou haast denken dat dat de engelen hun boodschappers waren,’ zei een tijdgenoot.
Luther besefte dat niet de engelen dit mogelijk hadden gemaakt, maar de drukpers. Zoals de tegenwoordige politici heel goed snappen hoe ze de enorme invloed van sociale media kunnen benutten, zag Luther meteen in dat hij zijn voordeel kon doen met deze machtige nieuwe techniek, met name omdat hij daarmee de mensen kon bereiken die het Latijn, de taal van de geleerde elite, niet machtig waren. Hij maakte de eerste Duitse vertaling van het Nieuwe Testament, zodat ook gewone mensen dat deel van de Bijbel thuis konden lezen, zonder tussenkomst van een geestelijke. Daarnaast bracht hij pamfletten uit met eenvoudige Duitse teksten en cartoonachtige houtsneden, waarin de gevestigde geestelijkheid belachelijk werd gemaakt, bijvoorbeeld door de paus af te beelden als een ezel met een schubbenhuid.
Roomse theologen probeerden zijn beweringen te weerleggen, maar hun obscure Latijnse proza was niet opgewassen tegen de massamediacampagne van Luther. Ruim een kwart van de diverse pamfletten die tussen 1520 en 1526 in Duitstalige gebieden werden uitgegeven, waren edities van Luthers werk. Van de in totaal 6 miljoen pamfletten die verschenen in de eerste tien jaar van wat later de Reformatie zou gaan heten, was een derde van de hand van Luther, die vijf keer zo veel exemplaren verkocht als zijn roomse rivalen. James Patterson en J.K. Rowling zouden jaloers op hem zijn.
Zonder de boekdrukkunst was het protestantse geloof waarschijnlijk niet zo snel en grootschalig opgekomen. Ruim een eeuw eerder hadden afvalligen als de Engelsman John Wycliffe en de Bohemer Jan Hus al kritiek geleverd op de Kerk, maar zij beschikten niet over een mechanische drukpers waarmee ze hun ideeën konden verspreiden. Luther had het geluk in een ander technologisch tijdperk te zijn geboren. Hij was een inspiratie voor een hele generatie religieuze hervormers: in 1522 kreeg William Tyndale een exemplaar van Luthers Duitse Nieuwe Testament in handen en begon prompt aan een in essentie subversieve en clandestiene Engelse bijbelvertaling. Het protestantisme, schrijft Elizabeth Eisenstein, de befaamde historica van de boekdrukkunst, was…
…van alle religieuze en seculiere bewegingen de allereerste die de nieuwe drukpers gebruikte voor openlijke propaganda en opruiing tegen een gevestigd instituut.
In deze zin fungeerde de boekdrukkunst als een bevrijdende kracht die de strijd aanbond met het diepgewortelde gezag van de Roomse Kerk. Maar tegelijkertijd ontketende ze beroering, stond ze aan de wieg van een enorme religieuze onrust en maatschappelijke polarisatie in heel Europa. De kloof tussen protestanten en katholieken, die door de revolutie van de boekdrukkunst veel groter werd, zou Europa tweehonderd jaar lang verscheuren, tot theologische schisma’s leiden en de oorzaak zijn van rampzalige gewapende conflicten als de godsdienstoorlogen (1562-1598) en de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), die naar schatting 8 miljoen mensen het leven kostte. Eisenstein zegt hierover:
De uitvinding van Gutenberg droeg waarschijnlijk meer bij aan de onttakeling van de christelijke eendracht en het uitbreken van godsdienstoorlogen dan welke van de zogeheten krijgskunsten ook.
Heksenjacht
De boekdrukkunst was minder onschuldig dan ze lijkt: haar polariserende effect is te vergelijken met dat van de huidige sociale media. Maar haar destructiviteit ging nog verder: ze stookte ook het vuur op van de krankzinnige heksenjacht die tijdens de Reformatie door Europa raasde.
Tovenarij was altijd al onderdeel geweest van de Europese cultuur, maar tussen 1530 en 1650 groeide de bestraffing van zogeheten ‘heksen’ uit tot een hysterie die het hele Europese continent in haar greep kreeg. In Engeland werden 500 mensen wegens hekserij ter dood veroordeeld, maar het brandpunt van de waanzin was Duitsland, waar naar schatting 25.000 mensen geëxecuteerd werden, van wie 80 à 90 procent vrouw was. Uit onderzoek van historici als Lyndal Roper is gebleken dat ze werden beschuldigd van kannibalisme en kindermoord, seks met de duivel, deelname aan nachtelijke bijeenkomsten om satan te aanbidden, het maken van wassen beeldjes van hun slachtoffers om hun dood of ziekte teweeg te brengen, het doden van vee en het vliegen op geiten en bezemstelen.
Als we willen nagaan hoe deze verwoestende vervolgingsgolf Europa kon overspoelen, komen we al snel uit bij de boekdrukkunst als een van de mogelijke verklaringen.
Er wordt wel gezegd dat de Reformatie zonder de boekdrukkunst niet had plaatsgevonden, maar ik vermoed dat de hekserij zonder diezelfde boekdrukkunst ook niet tot een fenomeen was uitgegroeid…
…schrijft historicus Charles Zika.
Met name in Duitsland verschenen in geïllustreerde pamfletten en schotschriften, de voorlopers van de moderne krant, sensatieverhalen waarbij het tegenwoordige nepnieuws verbleekt. Een vroeg voorbeeld daarvan is het ‘verschrikkelijke verhaal’ van de dienstmeid uit Schiltach. Volgens de toenmalige berichten werd het stadje Schiltach, gelegen in het Zwarte Woud, op Witte Donderdag verwoest door een brand.
De dag erop werd een dienstmeid, die had gewerkt in de plaatselijke herberg, ervan beschuldigd de brand met hekserij te hebben veroorzaakt. Ze zei dat ze onschuldig was, maar bekende niet veel later, waarschijnlijk na gemarteld te zijn, dat ze was geholpen door niemand minder dan de duivel, met wie ze al achttien jaar een seksuele relatie had. De dienstmeid, die nergens bij naam wordt genoemd, was blijkbaar op haar haardvork naar de stad gevlogen om daar brand te stichten en had (net als haar moeder) al lang voor de brand haar heksenkunst gebruikt om de inwoners kwaad te doen. Ze moest voor de rechter verschijnen en belandde op paasmaandag prompt op de brandstapel.
Het verhaal werd wijd en zijd uitgegeven en heruitgegeven door gretige drukkers, die het opleukten met pikante kleurplaten van door vlammen omringde vrouwen met blote borsten. Zelfs de Nederlandse filosoof Erasmus pikte het in het verre Rotterdam op en zei dat er dusdanig veel berichten waren over de betrokkenheid van de duivel dat ‘het niet verzonnen kan zijn’.
Boek: Geschiedenis voor morgen