Romeinser dan de Romeinen
Wat was voor u de aanleiding om dit boek te schrijven?
“Het gaat om een bijzondere groep vrouwen, die tot nog toe nauwelijks aandacht heeft gekregen. In de antieke geschiedschrijving én in het moderne onderzoek vielen ze tussen wal en schip. Naar mannelijke slaven en vrijgelatenen is wel onderzoek gedaan, maar naar vrouwen in deze positie amper. Wat me intrigeerde was hoe hun leven in slavernij verliep, welke mogelijkheden zij hadden om vrijgelaten te worden en vooral hoe zij hun leven vormgaven ná hun vrijlating.
U probeert in het boek een beeld te schetsen van het leven, de sociale positie en de ontwikkeling van vrijgelaten vrouwen. Hoe bent u te werk gegaan, en welke uitdagingen kwam u tegen – bijvoorbeeld bij het verzamelen van bronmateriaal?
“De literaire bronnen uit de oudheid hadden weinig belangstelling voor vrouwen in slavernij en hun beeld van vrijgelatenen was sterk bevooroordeeld. Bijna alle antieke auteurs waren immers mannen uit de elite, die schreven voor en over hun eigen klasse. Als zij al een opmerking maakten over slaven en vrijgelatenen, deden ze dat vanuit hun perspectief als slaveneigenaars. Om iets over slavinnen en vrijgelaten vrouwen zelf te weten te komen, moest ik dus op zoek naar andere bronnen. Dat waren in de eerste plaats afbeeldingen en teksten (inscripties) op hun graven. Deze grafmonumenten waren opgesteld door vrijgelatenen voor zichzelf en hun dierbaren, vaak al tijdens hun leven. We zien hun levens dus door hun eigen ogen. Wat mij interesseerde was welk beeld zij wilden achterlaten van hun leven. Wat selecteerden zij om te vermelden op hun graf en hoe presenteerden ze zich?
Met welke vooroordelen kregen vrouwen na hun vrijlating te maken en hoe gingen ze daarmee om?
“Op hun graven probeerden veel vrijgelatenen het stigma van slavernij achter zich te laten door zich te presenteren in de traditionele kleding van Romeinse burgers: de toga voor de man en de lange tunica en mantel (palla) voor de vrouw. Echtparen gaven elkaar de rechterhand als teken van hun wettige huwelijk en echtelijke harmonie. Zo lieten ze zien dat ze Romeinse burgers waren, die leefden volgens de traditionele normen en waarden. Voor vrijgelaten vrouwen was dit des te belangrijker omdat zij door hun gedwongen seksuele beschikbaarheid tijdens hun leven in slavernij als zedeloos werden beschouwd. Een klassiek geval van blaming the victim. Een wettig huwelijk en de kleding en houding van de Romeinse matrona (getrouwde vrouw van stand) waren voor hen dus essentieel. Omdat deze traditionele kleding geen dagelijkse dracht was, presenteerden veel vrijgelatenen zich op hun graf in zekere zin als Romeinser dan de Romeinen. Zo probeerden ze hun achtergestelde positie te compenseren.

Is er een vrouw of casus uit uw onderzoek die u als typerend ziet voor de bredere thematiek van het boek?
“Dat is lastig te zeggen omdat er veel variatie is in de grafinscripties – dat maakte het onderzoek ook zo boeiend – maar Aurelia Philematio was typerend voor een bepaalde groep onder hen. Zij en haar man Lucius Aurelius Hermia waren slaven geweest in hetzelfde huishouden. Ze hadden al jong een informele relatie die ze na hun vrijlating omzetten in een huwelijk. De inscriptie benadrukt hun wederzijdse liefde en haar traditionele deugden. Philematio presenteert zichzelf als de voorbeeldige Romeinse matrona: ‘kuis, ingetogen, onbekend met de massa, trouw aan mijn man’. Ongewoon voor de matrona, die geacht werd thuis te zitten, was echter de nadrukkelijke vermelding van haar ‘voortdurende plichtsbetrachting’. Blijkens de inscriptie werkte Aurelius Hermia als slager en de lof op haar plichtsbetrachting, waardoor hun zaken floreerden, zinspeelt erop dat Philematio meewerkte in de slagerij. Deze dubbelzinnigheid was waarschijnlijk opzettelijk. Door zich te presenteren in de kleding en houding van een Romeinse matrona, maar tegelijkertijd te laten doorschemeren dat ze een werkende vrouw was toonde ze haar trots op beide kwaliteiten.
Zijn de gebruikte grafinscripties representatief voor de bredere groep vrouwelijke vrijgelatenen? Of tonen ze vooral de uitzonderingen?
“Vrouwen die werden vrijgelaten vormden een bevoorrechte groep onder het onvrije personeel. Ze waren vooral werkzaam in de huishoudens van gegoede Romeinen in de steden, waar ze een vak hadden geleerd. Als kinderverzorgster, kapster, vroedvrouw of voorlezeres hadden sommigen een persoonlijke relatie met hun meester(es), waardoor zij werden vrijgelaten. Anderen werden ingezet in kleine bedrijfjes van hun meester, waar zij werkten in de productie van voedsel, kleding en luxe artikelen, zoals sieraden. Deze beroepen bleven ze na hun vrijlating uitoefenen, waardoor ze een betere positie hadden dan arme vrijgeboren vrouwen die meestal ongeschoold waren.
We zien op de grafmonumenten van vrijgelaten vrouwen een breed scala aan beroepen: niet alleen de typische vrouwenberoepen als voedster, kinderverzorgster of kapster, maar ook talloze andere: vrouwelijke artsen, voorlezers, stenografen, goudsmeden, parelzetters, juweliers, purperververs, kleermaaksters, weefsters, bakkers, loodgieters, herbergiersters, handelaren in wijn, olijfolie, groente, vis, honing, graan, zaden, rozijnen en parfum, managers van werkplaatsen voor dakpannen, aardewerk en vissaus, muzikanten, danseressen, zangeressen, toneelspeelsters en nog veel meer. Deze variëteit was voor mij een grote verrassing. Er moet bij gezegd worden dat alleen gewaardeerde beroepen op hun graf werden vermeld. Dit waren de functies waarop de vrouwen en hun nabestaanden trots waren. Het werkelijke scala was waarschijnlijk nog breder.
In uw boek schrijft u dat de slavernij in Rome verschilde van latere vormen, zoals de trans-Atlantische slavernij. Op welke punten was de Romeinse slavernij anders?
“Het belangrijkste onderscheid is dat er geen sprake was van kleurverschil. De meeste Romeinse slaven stamden uit de Griekstalige gebieden rond het oostelijke deel van de Middellandse zee en later ook uit de noordelijke provincies van het Romeinse rijk. Zij werden bij de vele Romeinse veroveringsoorlogen als krijgsgevangenen naar Rome en Italië verscheept en daar te werk gesteld op de landgoederen en in de huishoudens van rijke Romeinen. Anderen werden door piraten gevangengenomen of door arme ouders verkocht aan rondreizende slavenhandelaars. Net als bij de voormalige Amerikaanse slavernij ging het wel om heel grote aantallen: volgens moderne schattingen leefde rond het begin van onze jaartelling ongeveer 30 procent van de bevolking van Romeins Italië in slavernij. Daarmee was Rome volgens de moderne definitie een ‘slavenmaatschappij’.
De levens en ambities van vrijgelaten vrouwen zijn volgens u in bepaalde opzichten nog herkenbaar. Kunt u daar wat over vertellen?
