Wat, waar, wanneer?
Fossielen zijn de versteende overblijfselen van planten of dieren die soms wel honderden miljoenen jaren oud zijn. Maar het is eigenlijk heel zeldzaam dat een organisme daadwerkelijk een fossiel wordt. Om te fossiliseren, oftewel tot steen te transformeren, moet een organisme harde delen hebben. Dat is de reden waarom beestjes met zachte lichamen, zoals octopussen of insecten, zeer zeldzaam zijn in het fossielenbestand.
Een veel groter probleem is dat veel dieren worden opgegeten (predatie) en ook veel overblijfselen worden opgegeten. Hyena’s, bijvoorbeeld, eten zelfs de botten van een dode giraf die op de grond ligt in het Kruger National Park in Zuid-Afrika. De brandende zon zal de weinige delen die overblijven bovendien uitdrogen en tot stof terugbrengen. Binnen enkele jaren is de giraf in zijn geheel verdwenen. Of een paradijsvogel, in het tropisch regenwoud van Indonesië, sterft en valt neer op de bosbodem. Alles, van duizendpoten tot microben, doet zich tegoed aan het lijkje en er blijft niets van over.
Predatie en ontbinding sluiten fossilisatie over het algemeen uit. Dit betekent dat er relatief weinig fossielen worden gevonden van dieren die in woestijnen, regenwouden of op de steppen leefden.
Hoe word je een fossiel?
Stel, ik heb een dinosaurusfossiel om te onderzoeken. Wat is er nodig geweest voor dit fossiel om bewaard te zijn gebleven? Wat is er miljoenen jaren geleden gebeurd om ervoor te zorgen dat ik mij er nu over kan buigen om het te bestuderen? Wat is ervoor nodig om te fossiliseren? Stel, je wilt de onderzoekers van de toekomst inspireren. Je wilt dat je lichaam zo goed mogelijk bewaard blijft en over tientallen tot honderden miljoenen jaren ontdekt wordt. Dan heb je geluk. Hier is namelijk mijn vierstapsgids om een fossiel te worden.
- Sterf in de buurt van sedimentrijk water. Denk aan een getijdengebied zoals de Waddenzee, of de oever van een meanderende rivier. Of kom om in de buurt van een instortende duin in een woestijn, een modderstroom of een lawine. Probeer al gedeeltelijk onder water te zijn op het moment van overlijden. Als je echt volledige controle wilt en wilt wachten tot jouw tijd echt komt, zak dan langzaam weg in de kleiachtige bodem van de Zwarte Zee. Of laat je ergens invriezen in permafrost. Dit laatste kan wel wat lastiger zijn, omdat het meeste daarvan momenteel smelt en dit kan betekenen dat je niet al te lang bewaard blijft.
- Laat je snel en diep begraven. Bij voorkeur moet de sedimentatiesnelheid enkele centimeters per jaar zijn. Dit betekent dat er enkele centimeters klei, modder of zand per jaar boven op jouw lichaam worden gelegd. Hoe sneller dit gaat, hoe sneller je volledig bent bedekt. En hoe sneller je begraven bent, hoe kleiner de kans dat iemand je vindt, de politie belt en je in een kist laat leggen waar je tot stof vergaat – of erger nog, gecremeerd wordt. Maar ook als we deze menselijke analogie buiten beschouwing laten, betekent snel begraven worden dat je niet opgegeten zult worden door grote en kleine organismen (van hyena’s tot bacteriën).
- Word weer opgeheven. Als je als fossiel gevonden wilt worden, moet je weer aan de oppervlakte komen. De gesteentelaag waarin je begraven bent zal weer omhoog moeten komen. Dit kan gebeuren door plaattektoniek. Alle continenten bestaan uit één of meerdere platen en die bewegen. Zo ontstaan bijvoorbeeld ook bergen. En als gesteenten worden opgetild, dan eroderen ze meer. Wind, water en/of ijs schuurt de bovenste lagen weg tot je uiteindelijk, hopelijk op een dag, wordt blootgelegd.
- Word gevonden. Dit klinkt misschien makkelijk, maar wij paleontologen brengen de meeste tijd door achter onze computers. We hebben steeds minder tijd om in het veld te zijn en we gaan meestal naar een plaats waarvan we weten dat we er waarschijnlijk iets kunnen vinden. Locatie is alles. Als je wordt blootgelegd op de top van een bergketen zoals de Himalaya, dan is de kans groot dat niemand de moeite zal nemen je naar beneden te dragen. Of als je naar boven komt in een gebied als de Gobiwoestijn, dan kun je tot stof veranderen door de zon voordat iemand de kans krijgt je te vinden. En er is nog een belangrijke factor: als een willekeurig persoon je vindt, weten ze dan wat ze moeten doen? Boeren in bijvoorbeeld Noord-Amerika die over een uitstekend bot in de prairie struikelen weten gelukkig meestal wel dat ze een paleontoloog moeten bellen.
Het is dus vrij zeldzaam dat iets fossiliseert en dan ook nog gevonden en bestudeerd wordt. Wij paleontologen hebben dan ook vaak slechts een handvol fossielen die we gebruiken om grote delen van de geschiedenis van het leven op aarde te verklaren. Dit maakt ons werk niet erg makkelijk, en vaak kan de vondst van een enkel nieuw fossiel onze theorieën volledig overhoophalen. Wat we weten over de dinosauriërs en hun tijd op aarde is dus gebaseerd op de weinige fossielen die we van ze gevonden hebben.