Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben honderden Joden de Holocaust overleefd in het Joodse hospitaal in Berlijn, dat zich bevindt in de wijk Wedding. Over dit opmerkelijke feit is een artikel verschenen in de voorjaarseditie van het magazine Wereld in Oorlog.
Het hospitaal werd in 1914 op deze locatie geopend. De interne synagoge vormde het bewijs van de Joodse identiteit van het hospitaal, maar ook niet-Joden werden er behandeld. Dat laatste veranderde toen de nazi’s aan de macht kwamen en het Ariërs in 1938 verboden werd zich te laten behandelen door Joodse artsen. Het aantal patiënten zou tot 1941 toenemen, mede omdat andere Berlijnse hospitalen weigerden Joodse patiënten te behandelen, zelfs als ze tot het christendom bekeerd waren. Ook werden buiten Berlijn steeds meer Joodse medische instellingen gesloten, totdat enkel nog het Joodse hospitaal in de hoofdstad overbleef.
Opmerkelijk genoeg bleef het hospitaal gedurende de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 van gewelddadigheden en vernielingen bespaard. Er deed zich na die nacht en de weken daarna wel een toename van het aantal patiënten voor. Meerdere Joden die tijdens de door de overheid georkestreerde pogrom gewond raakten, moesten zich er laten behandelen, net als veel Joden die later dat jaar gewond of ziek terugkeerden uit een concentratiekamp. Speciaal voor Joden die in gevangenschap ernstig werden verwond, werd in het hospitaal een gesloten afdeling geopend waar gevangenen behandeld konden worden, totdat ze weer konden terugkeren in gevangenschap of (vanaf 1941) gezond genoeg waren om gedeporteerd te worden.
Toen in 1941 de deportatie van Duitse Joden naar de vernietigingskampen begon, raakte het hospitaal, dat onder toezicht van de SS kwam te staan, daarbij op meerdere manieren betrokken. In de verzamelkampen en op de stations waar de Joden op de trein gezet werden, moesten dokters en verpleegsters eerste-hulp-posten bemannen. Ook werden ze geacht transporten te begeleiden, waarbij ze ook zelf niet meer terugkeerden. Mede dankzij hun aanwezigheid brak er geen paniek uit en verliepen de deportaties relatief ordelijk. Het hospitaal kreeg gedurende de tijd van de deportaties vele suïcideslachtoffers te verwerken. In de jaren 1942 en 1943 zouden zevenduizend Joden in Berlijn zelfmoord gepleegd hebben uit angst voor hun lot in Polen.
Er zijn verschillende redenen te noemen waarom het Joodse hospitaal ook na afloop van de deportaties bleef bestaan. Een belangrijke reden was de blijvende aanwezigheid van Joden in Berlijn die beschermd werden door hun huwelijk met een Ariër of door hun gedeeltelijke Arische afkomst (halfjoden). Ondanks dat deze Joden uitgezonderd waren voor deportatie konden ze niet rekenen op een gelijke behandeling. Het was voor de nazi’s bijvoorbeeld ondenkbaar dat Joden in dezelfde ziekenhuizen opgenomen zouden worden als Arische patiënten. Om hen toch medische zorg te geven, bleef het Joodse hospitaal open.
Onder de patiënten bevonden zich vanaf 1942 buitenlandse psychiatrisch patiënten die afkomstig waren uit ontruimde instellingen elders in Duitsland. In 1942 arriveerden ook tientallen Joodse weeskinderen, nadat hun weeshuizen gesloten waren. Het hospitaal bood gedurende de laatste oorlogsjaren ook onderdak aan enkele dankzij hun vroegere positie geprivilegieerde Joden. Zo zouden enkele leden van de rijke Joodse familie Rothschild hier hebben verbleven.
Gedurende de laatste oorlogsjaren zat het hospitaal overvol. Dat kwam omdat delen van het complex in gebruik genomen waren door de Wehrmacht als veldhospitaal en elk stukje overgebleven ruimte gebruikt werd als leefruimte voor de medewerkers en andere Joden die hier hun toevlucht hadden gevonden. Terwijl een steeds groter deel van de stad als gevolg van geallieerde bombardementen in puin veranderde, bleef het ziekenhuis het ergste bespaard. Tijdens de laatste dagen van de Slag om Berlijn gingen de dokters in het hospitaal dapper door met het behandelen van patiënten. Ook wanhopige en gewond geraakte Arische burgers zochten hulp in het ziekenhuis, die hen niet geweigerd werd.
Op 2 mei 1945 stopte het oorlogsgeweld in de omgeving van het Joodse hospitaal. Door het Rode Leger werden hier toen 800 tot 1.000 Joden levend aangetroffen. In totaal hadden ongeveer 8.000 Joden de oorlog in Berlijn overleefd, waaronder onderduikers en Joden uit gemengde huwelijken. De eerste naoorlogse geboorte vond op 11 mei 1945 plaats in het hospitaal. Tegenwoordig worden hier jaarlijks circa 20.000 patiënten behandeld. Momenteel is nog slechts circa 10 procent van de patiënten Joods. De omliggende wijk kent tegenwoordig een multicultureel karakter en veel patiënten zijn moslims van Turkse of Arabische afkomst.