Het is het best geheim gebleven museum van Parijs. In reisgidsen wordt het niet vermeld. Parijzenaars kennen wel Hôpital de Saint-Louis, maar hebben nooit gehoord van de bijhorende studiecollectie met 4800 wasmodellen van huid- en geslachtsziekten als herpes, acne, elefantiasis, rachitis en syfilis: gezichten, armen, benen, geslachtsorganen en een afgietsel van een als vondeling aangetroffen babycycloop.
In 1863 stuitte dermatoloog Charles Lailles in de Jouffroy-Passage op een winkeletalage waarin kunstfruit van papier-maché lag uitgestald. Het bracht Lailles op een idee. Hij vroeg de maker, de dertigjarige (van oorsprong Belgische) Jules Baretta, wasafdrukken te gaan vervaardigen van huidziekten. Het recept hield Baretta geheim. Voor de uiteindelijke collectie werd zelfs een speciaal gebouw ingericht, waar de collectie zich nu nog, verscholen tussen andere ziekenhuisgebouwen, bevindt.
De entourage is sinds anderhalve eeuw onveranderd: via een hal met marmeren bustes bestijg je een brede houten trap met aan de muren portretten van vooraanstaande dermatologen. In een voorportaal staan wanden vullende kasten met oude boeken in leren banden met goudopdruk. Boven een deur hangen schimmels in glazen petrieschaaltjes.
Griezelkabinet
In het kabinet met ‘moulages’ brengen twee vrouwen in lange witte jassen rijen stoelen in gereedheid vanwege een lezing voor de ziekenhuisstaf. Hoge eikenhouten vitrinekasten staan hier als vier wanden opgesteld en via gietijzeren wenteltrappen in de vier hoeken kom je op een ommegang. De 162 vitrines zijn aan de bovenzijde voorzien van houten schilden met grote zwarte letters: Nr. 38: Maladie de Recklinghausen. De modellen zijn veelal aangebracht op zwarthouten paneeltjes met vergeelde etiketten die de herkomst vermelden.
In dit ‘griezelkabinet’ waar het daglicht slechts door dakramen gefilterd toegang krijgt, tref je lichaamsdelen bezaaid met rode speldenknopachtige puntjes of zweren aan bij ‘maladies exotiques’, maar ook abcessen, puisten, druipers, wijnvlekken, eczeem, bulten, knobbels en schimmelachtige aangroeisels, zoals op boomstammen. Naast bloederig uitpuilende ingewanden, opengebroken uitstulpingen en vrouwenborsten met wratachtige zwarte tepels hangt een mannengezicht met weggevreten neus, waarbij je in een kraterachtige, gapende opening kijkt die van onderlip tot ogen loopt.
Bij psoriasis woekeren rode lijnpatronen over een bleke huid, acne veroorzaakt bloemkoolachtige neus-aanwassen en ergens uit de achterkant van een schedel groeit een vijftien centimeter lang, kronkelig ‘worstje’. Bij de arm van een syfilislijder is een blauw getatoeëerd doodshoofd half weggevreten en een zestigjarige ‘marchant de quatre saisons’ liep ooit moeizaam rond met een olifantachtig dik, geschubd been.
Echte mensen
Tijdens een rondleiding wijst beheerster Sylvie Dorison in een vitrine naar een mannenhoofd met huidaandoening bij een oor: ‘Het eerste wasmodel, gemaakt door Baretta in 1865.’ Bij een van de oudste wasmodellen heeft een arm een lichter gekleurde, lange scheur in het was: ‘Deze moet nog gerestaureerd worden.’
Als je langs deze uitstalling rondwaart, wordt duidelijk hoe de moderne geneeskunst ons vrijwaart van zulke afschuwelijke doorwoekerende symptomen, die je overigens in bijvoorbeeld India nog wel tegenkomt: stompachtige lepra-handen en voeten of monstrueuze benen, balzakken en penissen veroorzaakt door Elefantiasis. Je realiseert je opeens, dat deze zeer realistische wasmodellen directe afgietsels zijn van mensen die ooit geleefd hebben. Zo werkte Baretta namelijk. Maar ook hoezeer zij geleden moeten hebben, niet alleen fysiek, maar tevens – al was men destijds wat meer gewend – vanwege hun uiterlijk en hoe anderen daarop gereageerd zullen hebben…
In de museumhal hangt een grote zwartwit groepsfoto van een honderdtal artsen, in 1889 tegelijkertijd met de Parijse Wereldtentoonstelling, hier in dit ziekenhuis bijeen vanwege het eerste internationale congres voor dermatologie. De collectie wasmodellen maakte zo’n indruk, dat vele klinieken, zoals in Wenen, Breslau, Athene, Moskou en Tokio verzamelingen gingen aanleggen, waarbij ieder zijn eigen wasrecept ontwikkelde. Er werden allerlei materialen verwerkt, zoals talkvet, varkensreuzel, hars en terpentijn.
Methodiek
De Duitse modelleur Kröner werd in 1902 patent verleend op zijn receptuur en de Hamburgse specialist Arning reisde naar Hawaï om gipsafdrukken te maken bij lepralijders. De eerste wassenbeelden werden trouwens al in de zeventiende eeuw vervaardigd. Voordien werden modellen vervaardigd uit hardere materialen als klei, marmer en ivoor. Was maakte het mogelijk realistischer modellen te maken. De techniek bestond uit diverse stappen: eerst werd een gipsafdruk gemaakt van het lichaamsdeel. Daarin werd gesmolten was gegoten, tot zo’n tweehonderd graden verhit. Na afkoeling uitgehard werd de wasafdruk uit de mal genomen. Tenslotte werden oneffenheden weggesneden en kleur toegevoegd. Soms werden zelfs glazen ogen aangebracht en haren geïmplanteerd.
De modellen werden gebruikt door studenten en artsen voor studie en documentatie. Ze waren mede in zwang omdat fotografie (later veel toegepast) nog in de kinderschoenen stond. Wassenbeelden en -modellen werden niet alleen voor medische doelen gebruikt. Zo maakte Madam Tussaud haar beelden van bekende personages al vanaf de achttiende eeuw.
Restauratie
De collectie in Parijs, de grootste ter wereld, verkeerde begin deze eeuw in een zorgelijke staat. Bij een vorig bezoek waren vitrinekasten van boven afgedekt met grote stukken plastic (in 1999 was tijdens een zware storm de dakbedekking gedeeltelijk weggewaaid). Dorison:
Het gebouw werd geopend in 1889. Het was destijds innovatief dat een geheel gebouw aan een medische discipline werd gewijd. Het laatste wasmodel werd in 1958 vervaardigd; tot 1960 werden studenten gedoceerd met de modellen. In 2016 werd het gebouw gesloten en het dak geheel gerestaureerd.
Ze toont foto’s van een zolder, waar een lange dubbele rij van wel dertig waterbakken druppels lekwater op stond te vangen. Mede dankzij sponsoren, waaronder een vereniging van dermatologen, worden nu ook de oudste wasmodellen gerestaureerd, zodat dit zeldzame erfgoed goed beschermd is. Het vertelt ons niet alleen veel over onze (ziekte)geschiedenis, maar toont eveneens een bijzondere vorm van hoogstaand artistiek vakmanschap uit het verleden.
Het museum van het Hôpital Saint-Louis in Parijs (Avenue Claude Vellefaux 1) is alleen op afspraak te bezoeken.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten