Tijdens de Slag aan de Somme, van juli tot september, vielen tienduizenden militairen ten prooi aan ‘shellshock’, een psychisch oorlogstrauma. Er was sprake van een ware epidemie, waarvoor aan militaire zijde weinig begrip bestond. Dat toont historicus Taylor Browning aan in het onthullende en schokkende boek De Slag aan de Somme 1916 en de crisis van shellshock (Uitgeverij BBNC, 2016).
Shellshock uitte zich in symptomen als bibberen, stotteren, verlamming, bewegingsloosheid of juist extreme spasmen, blindheid en doofheid. Tegenwoordig kennen we dit ziektebeeld als PTSS: posttraumatische stress stoornis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er sprake van een ware shellshockepidemie en eiste dit ziektebeeld tienduizenden slachtoffers. Brownings boek is niet bedoeld als exercitie om de psychologie achter shellshock of de psychosomatische stoornissen nauwkeurig in kaart te brengen. Het boek is veeleer…
…een onderzoek naar de specifieke militaire reactie op wat als een shellshockepidemie werd beschouwd en die zich voordeed tijdens de Slag aan de Somme.” (23)
De moderne oorlogsvoering in de twintigste eeuw kende nieuwe aspecten die soldaten nog niet eerder hadden meegemaakt, zoals voortdurende bombardementen bij de loopgraven (waarbij ontsnappen onmogelijk was), gifgas, mitrailleurs, vlammenwerpers en, ook dat was voor tijdgenoten iets nieuws, shellshock.
Interessant is dat de auteur in zijn analyse verder gaat dan eerdere boeken over dit thema. Bestaande literatuur richt zich hoofdzakelijk op de informatie over shellshock die afkomstig is van medisch specialisten en militaire artsen. Door informatie uit talrijke primaire bronnen te vissen, slaagt Browning erin nauwkeurig aan te tonen hoe met name collega-militairen en de militaire gezagvoerders omgingen met het psychische leed van hun collega’s.
Nooit geziene, vreemde symptomen
Al enkele maanden na het begin van de Eerste Wereldoorlog, in november en december 1914, meldde zich een groeiend aantal Britse soldaten bij de medische hulpdiensten, de Casualty Clearing Stations, met vreemde klachten waar de Britse medische officieren (MO’s) nog nooit eerder mee te maken hadden gehad.
De militaire medische staf stond voor een raadsel en wist niet wat er met deze vreemde gevallen aan de hand was. De symptomen van de nieuwe ziekte kon men niet plaatsen. Browning:
“De meesten leden aan merkwaardige vormen van verlamming. Van velen werd gezegd dat ze ‘de bibbers’ hadden. Sommigen konden niet overeind staan of normaal lopen. Een paar bleken niet in staat coherent te spreken of stotterden vreselijk. Anderen waren letterlijk met stomheid geslagen en konden helemaal niet meer spreken.” (82)
Daarnaast kwamen verschijnselen voor als blindheid, het verlies van geur- en smaakzin, voortdurend braken, geheugenverlies, een gele huid, hartritmestoornissen, onophoudelijke huilbuien, et cetera.
Het leger wist niet wat dit allemaal voorstelde. Aanvankelijk dachten specialisten aan epilepsie. En zochten ze de verklaring in hersenschuddingen als gevolg van de vele explosies rond de loopgraven en de daarbij vrijkomende druk.
In het medische tijdschrift The Lancet muntte de joods-Engelse arts Charles Samuel Myers in februari 1915 voor het eerst een term voor de verschijnselen die toen al door soldaten zelf werd gebruikt: ‘shellshock’.
Epidemische omvang shellshock
Op een verhalende manier voert Browning de lezer langs allerlei shellshockpatiënten. Het probleem was groot. Volgens een Brits rapport over de medische geschiedenis tijdens de oorlogsjaren, vond meteen aan het begin van de Slag aan de Somme een ongekende explosie van shellshock plaats. Tussen juli en december 1916 vertienvoudigde het aantal slachtoffers vergeleken met dezelfde periode een jaar ervoor.
Over het aantal slachtoffers in alle in Frankrijk gestationeerde legers bij de Somme, schrijft Browning:
“Het totaal aantal shellshockgevallen lag waarschijnlijk in de richting van 53.000-63.000. Shellshock transformeerde praktisch van de ene op de andere dag van een ziekte naar een epidemie. (…) Het percentage mannen aan de Somme dat aan oorlogsneuroses leed, lag in totaal iets hoger dan 17 procent.” (143,314)
Militaire reacties
In het militaire denken waren er in de tijd voor en ook tijdens de Eerste Wereldoorlog maar weinig opties op het gebied van het functioneren van militairen. Een militair was óf capabel en fit genoeg om te vechten, of ziek dan wel gewond. Daarbij beschouwde men soldaten die een ‘zenuwkwaal’ hadden als simulanten – waarbij disciplinaire maatregelen – lees: een veroordeling van de krijgsraad, vaak tot de doodstraf – nodig waren. Was een zenuwzieke soldaat (vermoedelijk) geen simulant, dan beschouwde men hem als een krankzinnige en volgde opname in een krankzinnigeninstelling.
Op een ruim of inlevend begrip voor shellshock konden soldaten in de jaren 1914-1918 dan ook nauwelijks rekenen. De legerleiding trad dikwijls hard op tegen shellshock-slachtoffers. Velen verschenen voor de krijgsraad en kregen de kogel. De militaire staf wilde hiermee een voorbeeld stellen om massahysterie en omvangrijke desertie te voorkomen.
PTSS tijdens Tweede Wereldoorlog en Vietnamoorlog
Shellshock, sinds 1980 door psychiaters officieel PTSS genoemd, kwam ook massaal voor tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Vietnamoorlog. Van de Landing op Normandië in juni 1944 (D-Day) is bekend dat deze bij ongeveer 16 procent van de Amerikaanse en Britse deelnemers die de landing overleefden, shellshock-klachten veroorzaakte.
En na de Vietnamoorlog bleek maar liefst 30.6 procent van de mannen en 26.9 van de vrouwelijke veteranen te maken te hebben gehad met een vorm van PTSS. Journalisten spraken in die tijd over een ‘post-Vietnamsyndroom’.
Boek: De Slag aan de Somme 1916 en shellshock – Taylor Browning
Lees ook: De Slag aan de Somme (1 juli-18 november 1916)
…en: Shellshock door kinderogen
Meer Eerste Wereldoorlog