Met de afschaffing van de slavernij in 1863 dreigde er een personeelstekort op de koffie- en suikerplantages in de Nederlandse kolonie Suriname.
Plantagehouders in de Britse koloniën hadden goede ervaringen met arbeiders uit India, dat toen bij Groot-Brittannië hoorde. Deze Hindostanen of Hindoestanen waren ijverig en gehoorzaam en pasten zich gemakkelijk aan. Met behulp van de Engelsen werden tussen 1873 en 1916 ruim 34.000 gezonde en niet al te opstandige werkloze Indiërs naar Suriname verscheept. De Indiërs kregen een contract voor vijf jaar en werden daarna gratis weer naar hun thuisland vervoerd. Maar tweederde koos ervoor in Suriname te blijven. Zij kregen een lapje grond en honderd gulden. Door hard te werken en diploma’s te halen wisten de Hindoestanen uiteindelijk door te dringen tot alle lagen van de Surinaamse samenleving.
Nederland
Rond Surinames onafhankelijkheid in 1975 kwamen veel Hindoestanen naar Nederland. Zij hadden weinig vertrouwen in de Creoolse regering in Suriname en dachten dat hun kinderen in Nederland een betere toekomst zouden hebben zolang ze hun diploma’s maar haalden.
Nu leven hier zo’n 160.000 Hindoestanen. Zij lijken succesvol. De werkloosheidscijfers zijn lager dan onder andere migrantengroepen en zij zorgen voor weinig overlast. Toch zijn er intern wel problemen. De prestatiedruk en sociale controle worden veel Hindoestaanse pubers te veel. Het zelfmoordpercentage onder hen is daardoor bijvoorbeeld schrikbarend hoog.