Al vanaf zijn troonsbestijging als koning van Engeland, Schotland en Ierland rees de controverse rond de figuur van Jacobus II. Uiteindelijk zouden zijn politieke overtuiging en zijn bekering tot het katholieke geloof hem na een regeringsperiode van nauwelijks drie jaar zijn troon kosten. Het relaas:
Jeugd en vroege jaren
Jacobus werd op 14 oktober 1633 geboren te Londen als tweede zoon van koning Karel I van Engeland en zijn echtgenote Henriëtte Maria, de zuster van koning Lodewijk XIII van Frankrijk. Samen met zijn oudere broer kreeg de jonge Jacobus zoals destijds gebruikelijk was, aan het koninklijk Hof een prinselijke opvoeding. Toen hij in 1643 tien werd ontving hij de titel van hertog van York, een adellijke titel die sinds het einde van de vijftiende eeuw traditiegetrouw voorbehouden was voor de tweede zoon van de Engelse koning.
Een woelig liefdesleven
Op 3 september 1660 trouwde Jacobus, die zich intussen tot het katholieke geloof had bekeerd, met de hoogzwangere Anna Hyde (1637-1671). Hun zoontje werd kort na hun huwelijk geboren, maar stierf nog voor zijn eerste verjaardag. Toen Anna Hyde op 34-jarige leeftijd overleed had ze nog zeven andere kinderen gebaard waarvan slecht twee dochters, de latere koninginnen Maria II en Anna van Engeland, niet vroegtijdig stierven.
Twee jaar later, in 1673, huwde Jacobus voor de tweede keer met de toen amper 15-jarige Maria van Modena (1658-1718), de dochter van een Italiaanse edelman, hertog Alfonso IV d’Este. Hoewel het paar samen verscheidene kinderen kreeg, weerhield dit Jacobus er niet van om er een rits maîtresses op na te houden bij wie hij meerdere kinderen verwekte. Zo werden uit zijn relatie met een zekere Arabella Churchill (1648-1730), een ver familielid van de latere Winston Churchill, vier kinderen geboren. Van een andere maîtresse, Catharina Sedley (1665-1717) is bekend dat zij minstens één dochter had met Jacobus.
De kroning tot koning
Op 6 februari 1685 kwam Jacobus’ oudere broer, koning Karel II van Engeland, plots te overlijden. Twee maanden later, de 23ste april, werd Jacobus in Westminster Abbey met het nodige ceremonieel tot koning van Engeland, Schotland en Ierland gekroond. Vrijwel meteen na zijn kroning moest hij al af proberen te rekenen met een opstand. James Scott (1649-1685), de hertog van Monmouth en de buitenechtelijke zoon van zijn overleden broer Karel II, betwistte Jacobus’ troonsbestijging en eiste openlijk zelf het koningschap op. Jacobus wist de opstandelingen nabij Sedgemoor, een dorpje in het graafschap Somerset, te verslaan en nam op bloedige wijze wraak door zijn halfbroer samen met tientallen van zijn aanhangers zonder enige vorm van proces te laten onthoofden. De strijd tussen de opstandelingen van Scott en de tropen van Jacobus werd begin twintigste eeuw door de Engelse kunstschilder Edgar Bundy (1862-1922) op doek vereeuwigd en vormt nu één van de blikvangers van de “Tate Gallery” in Londen.
Jacobus’ gedwongen abdicatie
Na zijn overwinning nabij Sedgemoor begon Jacobus zich steeds meer als een absolute monarch te gedragen die weinig of geen tegenspraak duldde, wat hem niet bepaald geliefd maakte bij de bevolking. Toen hij bovendien ook nog een verregaande godsdienstvrijheid wilde invoeren om zo het katholiek geloof meer armslag te geven, greep het parlement in en stemde in 1688 voor zijn afzetting als koning. Zijn dochter Maria (1662-1694), de echtgenote van de protestantse Nederlandse stadhouder Willem III van Oranje-Nassau, werd samen met haar man tot nieuw staatshoofd gekozen. Die troonswissel zou later de geschiedenis ingaan als de “Glorious Revolution”, vrij vertaald in het Nederlands als de “Roemrijke omwenteling”.
De Slag aan de Boyne
Jacobus was echter niet de man om het daarbij te laten. In de daaropvolgende maanden bracht hij een aanzienlijke troepenmacht op de been en begin juli 1690 kwam hij nabij de Ierse havenstad Drogheda aan de monding van de rivier de Boyne oog in oog te staan met het leger van zijn schoonzoon Willem III die kon rekenen op de steun van Duitse en Deense huurlingen samen met enkele zwaar bewapende eenheden Franse Hugenoten. De strijd draaide dan ook algauw uit op een klinkende overwinning voor de troepen van Willem III. Voor Jacobus zat er niets anders op dan naar Frankrijk te vluchten waar hij de rest van zijn leven als balling aan het Hof van zijn neef Lodewijk XIV zou verblijven.
Het verdere verhaal
Toen eind december 1694 Maria II van Engeland kwam te overlijden aan de gevolgen van de pokken besloot Willem III alleen verder te regeren. Enkele jaren later, op 16 september 1701, kwam Jacobus II op het koninklijk domein van Saint-Germain-en-Lavy nabij Parijs te sterven. Volgens het erfrecht kwam de Engelse troon nu toe aan Jacobus’ zoon, Jacobus Frans Eduard Stuart (1688-1766). Het Engelse parlement had echter geen zin om opnieuw een katholieke vorst in te halen en verwierp zijn aanspraken op de troon. Tot aan zijn dood zou Jacobus Stuart tevergeefs het koningschap blijven opeisen. Het leverde hem enkel de ietwat spottende bijnaam op van “The Old Pretendent”…
Het was uiteindelijk Anna (1665-1714), de andere dochter uit Jacobus’ eerste huwelijk met Anna Hyde die na de dood van Willem III in 1702 tot koningin van Engeland werd gekozen.
Ook interessant: Willem III roofde Engeland van schoonvader Jacobus II