The Milk of Dreams (De melk van dromen) is de titel van de hoofdtentoonstelling op de huidige biënnale van Venetië. Curator Cecilia Alemani heeft daarmee voor het eerst in het 127-jarig bestaan van de internationale tentoonstelling een meerderheid van vrouwelijke en genderneutrale kunstenaars uitgekozen. Daaronder ook de Belgische surrealistische kunstenares Jane Graverol (1905-1984).
Het schilderij L’école de la vanité (de school van de ijdelheid, 1967) van Jane Graverol dat in Venetië wordt tentoon gesteld, past perfect in dat thema. The Milk of Dreams is de titel van een boek van Leonora Carrington, een andere surrealistische Brits-Mexicaanse kunstenares (1917-2011). Cecilia Alemani verklaart haar keuze:
“In dat boek beschrijft Leonora Carrington een magische wereld waarin het leven voortdurend herbekeken wordt door het prisma van de verbeelding. Het is een wereld waarin iedereen kan veranderen, getransformeerd worden, iets of iemand anders worden.”
Verandering, het thema wikkelt zich ook in deze troebele tijden van pandemieën, van oorlogen en migratiestromen. Ook Jane Graverol kreeg omwentelingen in leven en werk te verduren.
Onwereldse combinatie
Dit schilderij (De school der ijdelheid) van Jane Graverol oogt bizar door de onwereldse combinatie van een blond vrouwenhoofd op een metalen geraamte (als van een huishoudtoestel). Op de achtergrond prijkt een afbeelding van een zwijgend mummiemasker van een Egyptische farao. De leeuwenpoten en de vleugels doen bovendien denken aan de gevleugelde Leeuw, hét symbool van Venetië, naar een van hun patroonheiligen, Sint-Marcus.
Dat vervlechten van een werkelijkheid met een onwerkelijkheid is de essentie van het werk van vele surrealisten. Jane Graverol, dochter van een Franse schilder, mengde ook beelden, voorwerpen, die schijnbaar niets met mekaar te maken hebben: bijvoorbeeld: een olifant met een zwanenhoofd; een witte engel omhelst een figuur in vlammen (Le mariage du ciel et de l’ enfer – het huwelijk tussen hemel en hel).
Geboren in Brussel stuurt haar Franse vader Jane naar het conservatorium om er een muzikale loopbaan uit te bouwen. Maar de jonge vrouw verkiest beeldentaal en volgt ook tekenlessen. Haar vader die zelf als schilder het financieel moeilijk heeft maar zijn dochter wel gefantaseerde en feeërieke verhalen vertelt, zwicht uiteindelijk wanneer zijn dochter meerdere eerste prijzen in tekenen wint. Jane mag naar de Academie voor Schone Kunsten.
Jane-Jean
Plastische kunsten zijn echter geen vetpot en om in haar onderhoud te voorzien, wordt Jane mannequin in een Brussels modehuis. Als vrouw moet ze dubbel tegen conventies vechten. Dus signeert ze haar eerste werken met de mannennaam Jean. Bovendien ligt ze onder de plak van haar tirannieke vader, maar ze schildert aanvankelijk wel in zijn symbolistische gemoedsstijl, veelal landschappen en een wat weemoedig zelfportret. Later verwerkt ze die gekluisterde leefomstandigheden in werken waarin vogelkooien en gevangenistralies opduiken.
Bovendien zit de liefde niet mee: haar eerste (oudere) man overlijdt een paar jaar na de geboorte van hun dochter. Haar tweede man, de cellist Guillaume Dortu, is een schuinsmarcheerder en verlaat haar en hun zoon. Het schilderij Premières Métaphores (1938) van Graverol toont een spelende cellist met als hoofd een vuurbal.
Als alleenstaande moeder probeert ze de kost verdienen en te leven van haar olieverven. Haar aanvankelijk zachte symbolistische werk verandert en krijgt een meer surrealistische, bevreemdende, maar ook vuriger teneur. In een interview in 1940 stelde ze:
“Een surrealist zijn is een gemoedstoestand die men in zich heeft of niet heeft.”
De Waterdruppel
Na de tweede oorlog zoekt ze contact met die surrealistische kringen. René Magritte waardeert haar werk en de… vrouw zelf waarschijnlijk ook. Ze krijgt niet enkel de kans om tentoon te stellen maar vervoegt ook de zaterdagse bijeenkomsten ten huize Magritte in Brussel. In die artistieke kringen is Jane een van de weinige vrouwen zoals haar tondo-schilderij La goutte d’eau (de waterdruppel) met de hoofden van haar collega-surrealisten aanwijst.
Daar ontmoet ze Marcel Mariën met wie ze een liefdesverhouding begint. Samen met Mariën en Paul Nougé, van wie ze een prachtig portret schildert, zetten ze hun schouders onder het antiklerikale tijdschrift Les Lèvres nues (de naakte lippen). Het blad krijgt een internationale reputatie. Met grapjas Mariën werkt ze eveneens mee aan de blasfemische film L’imitation du cinéma, een parodie op de kruisiging van Jezus met een seksueel tintje.
In haar eigen schilderijen duiken eveneens erotische elementen op, zoals een vogel die een Venusheuvel bezoekt. Haar eigen doeken omschreef ze als:
Wakkere, bewuste dromen.
Ook in Verviers, waar ze in het huis van haar eerste man woont, richt Jane met de plaatselijke bibliothecaris een avant-garde tijdschrift op: Temps mêlés (Gemengde Tijden). Naast dat blad organiseren ze ook lezingen, tentoonstellingen, voorstellingen… Meer nog dan surrealistisch is de stijl in Verviers geïnspireerd door de ‘Patafysica, een compleet absurdistische parodie op de metafysica (de wetenschap boven de wetenschappen).
De olieverven kregen het gezelschap van collages. Een politiek bewustzijn openbaart zich in haar werk. In La prospérité du vice (de welvaart van het kwaad, 1967) wordt een vrededuif omgeturnd tot een militair instrument: de pluimen van de staart zijn geweren en de vleugels zijn opgebouwd uit zwaar oorlogsgeschut, tanks en wapens. De vredevogel vervoert een vrouwenfiguur met blote benen maar haar bovenlijf is gerecycleerd tot bladeren en bloemen.
In de surrealistische kringen ontmoet Jane ook de Franse grootheden André Breton en Marcel Duchamp. Tentoonstellingen van haar werk worden georganiseerd in Parijs, maar ook in Genève, zelfs in Buenos Aires. Eind jaren zestig verkast ze naar Parijs en naar haar nieuwe gezel, de psychiater-dichter, bewonderaar van de surrealisten, Gaston Ferdière. Nabij Parijs, in Fontainebleau, verliet ze in 1984 deze wereld.
~ Eliane van den ende
Historicus en cultuurjournalist
Bronnen ▼
-Willem Elias, artikel over Jane Graverol op www.belgischekunst.be, 6 augustus 2012.
-Kathelijne Van der Stighelen – Mirjam Westen (red), Elck zijn Waerom, Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland, 1500-1950, Ludion, 1999.