Over de herkomst van de wonderlijk wezens op de drieluiken van Jheronimus Bosch zullen we wel nooit volledige duidelijkheid krijgen. Maar waar de laatmiddeleeuwse schilder de inspiratie vond voor het afbeelden van op geld en drank beluste geestelijken, onder meer op De Hooiwagen en Het Narrenschip, is niet moeilijk vast te stellen. Want terwijl de armoede onder bevolking van ’s-Hertogenbosch steeds nijpender werd, verzette het kapittel van Sint Jan zich vanaf halverwege de vijftiende eeuw ruim honderd jaar met hand en tand tegen nieuwe belastingen op bier en wijn. En Bosch kende de hoofdrolspelers zeer goed.
Wanneer Jheronimus Bosch rond 1450 wordt geboren, is de wereld om hem heen in beweging. Hoewel niemand kan vermoeden dat ruim een halve eeuw later het westerse christendom uiteen zal vallen, zijn de eerste tekenen dan al zichtbaar. Steeds vaker klinkt er kritiek op de mannen van de kerk, die zich daardoor genoodzaakt voelen in de tegenaanval te gaan. Zo ook in ’s-Hertogenbosch. Als het stadsbestuur probeert zijn lege schatkist aan te vullen door een bijdrage te vragen van het kapittel, ontstaat een ruim honderd jaar durend gevecht. Archiefstukken laten zien dat de Bossche kanunniken weinig middelen onbeproefd laten om de strijd in hun voordeel te beslechten.
Directe aanleiding voor het conflict is de ramp die ’s-Hertogenbosch op 13 juni 1463 treft. In het huis De Groote Ketel aan de Verwersstraat laat een lakenverver een brand ontstaan, die een groot deel van de stad in lichterlaaie zet. Het vuur kan zich razendsnel verspreiden, omdat de meeste huizen zijn bedekt met riet in plaats van steen. Kort nadat de vlammen zijn gedoofd, nemen de Bossche schepenen daarom een kordaat besluit: voortaan moeten alle gebouwen worden voorzien van ‘leyen, tychelen oft andere harden daken’. Voor de financiering wordt een beroep gedaan op het machtige kapittel van Sint Jan.
Maar de kanunniken geven niet thuis. Met een verwijzing naar hun eeuwenoude vrijstelling van belasting op verbruiksgoederen, weigert het kapittel een nieuwe bieraccijns te betalen. De kwestie leidt tot een rechtszaak, die zes jaar later in het voordeel van de geestelijken wordt beslist: zij mogen ‘brouwen ende bier van buyten doen comen’ zoals zij dat tot dan toe hebben gedaan, vrij van accijns dus. Een gevoelig verlies voor de schepenen, die door economische tegenspoed en hoge hertogelijke beden steeds verder in de problemen raken. Ondertussen nemen ook de noden van de bevolking toe met als gevolg dat in 1477 een groep ambachtslieden het raadhuis bestormt en tijdelijk de macht overneemt.
Nadat de rust is hersteld, onderneemt het stadsbestuur rond de eeuwwisseling een nieuwe poging om het kapittel op de knieën te dwingen. Omdat de twee partijen zelf niet tot een oplossing kunnen komen, wordt het hoogste rechtscollege in het hertogdom – de Raad van Brabant – ingeschakeld. Die komt in 1502 met een uitspraak, die bepaald niet gunstig is voor de heren van de Sint Jan: de kanunniken krijgen diverse nieuwe belastingen opgelegd, waarvoor zij diep in de buidel moeten tasten. Niettemin blijven zij vrijgesteld van accijnzen op bier en wijn, mits er geen dranken aan derden worden verkocht.
Het is vooral de onwil van het kapittel om zich aan die laatste bepaling te houden, die het conflict vervolgens doet escaleren. Want in de jaren daarna rijzen bij het stadsbestuur vermoedens dat de kanunniken er een illegale bier- en wijnhandel op nahouden. In 1511 laten de schepenen daarom voor het eerst de wijnkelder van het kapittel aan de Papenhulst voor vijf dagen bewaken, maar bewijzen voor smokkelpraktijken levert dat niet op. Vijf jaar later lukt dat wel en een nieuwe zaak voor de Raad van Brabant levert dan ook eindelijk succes op: het rechtscollege beslist dat de kanunniken en hun medewerkers voortaan jaarlijks niet meer dan 180 vaten rijnse wijn en 1.200 vaten bier mogen nuttigen.
Kort na de dood van Jheronimus Bosch, nu precies vijfhonderd jaar geleden, gaat de strijd onverminderd door. De kanunniken voelen zich te zeer in hun rechten aangetast en besluiten in het vroege voorjaar van 1518 grof geschut in te zetten. Zij doen dan een beroep op de bisschop van Luik, die de stad het interdict oplegt: publieke godsdienstuitoefeningen, het uitdelen van de sacramenten en begrafenissen in gewijde grond worden opgeschort. Het stadsbestuur is woedend en slaat hard terug door een groep soldaten, op dat moment toevallig in ’s-Hertogenbosch aanwezig, onder te brengen in de huizen van de kanunniken. Zo ontstaat er een grimmige sfeer met wederzijds pesterijtjes, die pas maanden daarna met een compromis verbetert: de kanunniken krijgen een iets hogere vrijstelling en het interdict wordt opgeheven. Eindelijk rust.
Dat Jheronimus Bosch op de hoogte was van dit conflict is evident. Niet alleen bevond zijn woonhuis aan de Markt zich precies tussen het raadhuis en de huizen van de kanunniken in, hij ontmoette de strijdende partijen ook nog eens geregeld tijdens bijeenkomsten van het invloedrijke Lieve Vrouwe Broederschap, een netwerkorganisatie voor de elite waar ook de schilder lid van was. Vast staat bovendien dat verschillende stedelijke vertegenwoordigers bij hem schilderstukken bestelden. Al langer is bekend dat zo stadssecretaris en kroniekschrijver Peter van Os als schenker staat afgebeeld op de Ecce Homo in Boston. En recent onderzoek heeft aangetoond dat op de Johannes de Doper in het Madrid oorspronkelijk een afbeelding te vinden was van Jan van Vladeracken, schepen ten tijde van de opstand van 1477.
Overigens is het conflict met het compromis van 1518 nog niet ten einde. Halverwege de zestiende eeuw breekt een nieuwe fase in de strijd aan, die pas na een aantal jaren eindigt met een nog verdere beperking van de accijnsvrijheid. In de jaren zeventig maken de archieven dan voor een laatste keer melding van de ruzie; sporen van een eventueel vervolg ontbreken. Het heeft er alle schijn van dat het standpunt van de kanunniken, dat zij ruim een eeuw met heilig vuur hebben verdedigd, in die periode te langen leste door de tijd is ingehaald. In de nasleep van het Concilie van Trente, waar de katholieke kerk zelf besluit afstand te doen van belastingexempties, breekt het verzet van het Bossche Sint-Janskapittel definitief.
Bovenstaand artikel is gebaseerd op archiefonderzoek in ’s-Hertogenbosch, Den Haag en Brussel. Het conflict tussen stadsbestuur en kapittel van ‘s-Hertogenbosch komt uitgebreid aan bod in Het valse paradijs. Kroniek van een moordenaar, een spannende roman over de leef- en ideeënwereld van Jheronimus Bosch. Dit boek van auteur Jeroen Savelkouls is verkrijgbaar via Bol.com. Kijk voor meer informatie op www.hetvalseparadijs.nl.
- Boek: Het valse paradijs – Jeroen Savelkouls
- Meer artikelen over Jeroen Bosch