Recent is bij Uitgeverij Bas Lubberhuizen het boek Waterlooplein. De laatste joodse bewoners van de nummers 64-78 van Wally de Lang verschenen. Het Waterlooplein was eeuwenlang het kloppende hart van de Jodenbuurt in Amsterdam.
De Lang beschrijft het levensverhaal van 26 joodse families, in totaal 114 mensen, die rond het Waterlooplein woonden en tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten vluchten, onderduiken of gedeporteerd werden naar concentratiekampen. Slechts een tiental Joden uit de onderzochte groep overleefde uiteindelijk de Holocaust.
Het onderzoek van De Lang past in de recente historiografische traditie van lieux de memoires, waarbij de aandacht uitgaat naar ‘plaatsen van herinnering’.
Structuur boek
In de inleiding geeft Wally de Lang aan dat het bronnenmateriaal dat hij kon raadplegen, vrij beperkt was. Zo waren de Joden aan het Waterlooplein doorgaans arm, waardoor ze weinig foto’s en ander materiaal hebben achtergelaten. Ook is veel materiaal dat ze bij niet-joodse bekenden achterlieten in de oorlog, uiteindelijk verdwenen. Veel Joden stierven in de buitenlandse concentratiekampen en met hen verdwenen ook een groot deel van hun sporen en het bronnenmateriaal.
De Lang kon gelukkig wel gebruikmaken van woningkaarten in het Stadsarchief Amsterdam en van het daar opgeslagen, belangrijke archief met steundossiers:
In die dossiers hielden van het Armbestuur en later ambtenaren van het Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijken Steun bij hoe vaak en waarom de gezinnen in kwestie aanvragen deden voor ondersteuning in natura, geld voor levensonderhoud of ‘handelsgeld’ om zaken te kunnen blijven doen. Zeventien van de zesentwintig onderzochte families bleken uit pure noodzaak voor korte, maar meestal voor langere tijd, een beroep te hebben gedaan op die steun. (20)
Verder heeft De Lang gebruik gemaakt van toevallig ontdekte ambtenarendossiers, fotomateriaal, krantenarchieven en interviews met enkele nabestaanden en betrokkenen. Deel I van het boek beschrijft vervolgens de leefomstandigheden rond het Waterlooplein. Wie woonden er op de nummers 64 t/m 78 en welke beroepen oefenden deze mensen uit? Hoe rustig of onrustig was het in de buurt van het Waterlooplein nadat de Tweede Wereldoorlog uitgebroken was?
Vervolgens behandelt de auteur in het tweede deel het levensverhaal van de zesentwintig families aan het Waterlooplein. Hoe zag hun leven er in sociaaleconomisch opzicht uit? Hoe kwamen deze gezinnen de crisisjaren 1930 door? En wat was het lot van deze Joden in de jaren 1940-1945?
Relletjes op het Waterlooplein: ‘hysterische wijven’
Op 14 december 1940 braken er op het Waterlooplein, zo lezen we in deel I, relletjes uit tussen WA’ers en café-eigenaren. Laatstgenoemden weigerden bordjes op te hangen met ‘Joden niet gewenst’. Daarop sloegen WA’ers diverse cafégangers in elkaar, gooiden ze ramen in, terwijl de Amsterdammers de ramen van gebouwen waar NSB’ers zaten molesteerden. Tussen 7 en 9 februari 1941 was het om dezelfde reden ook onrustig op het Waterlooplein, zo schrijft De Lang. Wat er gebeurde, leek op de Kristallnacht in Duitsland in november 1938. Hij citeert een journalist die in zijn dagboek schreef:
Een paar hysterische wijven, in gezelschap van enkele NSB’ers en – naar men zegt – een paar soldaten der Duitse weermacht trokken door de Jodenbreestraat. De dames sloegen met bijlen alle ruiten in, die ze passeerden. Het was donker en stil op de Jodenbreestraat. Rinkelend vlogen de ruiten aan scherven, kletterend vielen ze op straat en in de etalages. Dat was de eerste aanslag op de Jodenbuurt, dat was een ‘demonstratie’ tegenover het joodse proletariaat, dat was de overrompeling. De meisjes gillachten, de kerels schaterden. (32)
Er gingen geruchten rond dat er mensen op weg waren naar de Portugese Synagoge om die in brand te steken. De spanning in het oude stadscentrum en de Jodenbuurt was om te snijden. En de politie bleek niet opgewassen te zijn tegen de straatterreur. Ook na deze geweldsgolf bleef het onrustig rond het Waterlooplein. Zo braken er knokpartijen uit tussen WA-groepen en door Joden gevormde knokploegen. Hierop besloten de nazi’s tot razzia’s in de buurt, op 22 en 23 februari 1941, waarbij ruim 400 mensen werden opgepakt.
Familie Simon Cosman: Orvelte, Westerbork en Auschwitz
Deel II van het boek bevat zesentwintig indringende oorlogsverhalen. Zoals het verhaal van het gezin Simon Cosman, dat aan het Waterlooplein 76-II woonde. Op 21 september 1940 betrokken Simon Cosman (geboren in 1892) en zijn vrouw Juda Zwart (ca.1889) deze woning, met hun zoon Aron (1919) – die trouwde en het huis verliet. Vooral over het leven van Aron Cosman is een en ander bekend. Wat Aron overkwam laat zien hoe geraffineerd de Duitse vernietigingsmachine in elkaar zat.
Op 31 januari 1942 had Arthur Seyss-Inquart bepaald dat Joden die bij niet-Joodse bedrijven werkten ontslagen moesten worden. Dit kostte Aron zijn baan als lompentorner bij pakhuisbedrijf A.E. van Raay. Aron moest bij de Steun aankloppen en werd via het Gewestelijk Arbeidsbureau doorgestuurd naar ‘Jodenkamp Orvelte’, een werkverschaffingskamp voor Joden dat vlak bij Kamp Westerbork lag. Werkloze Joden moesten in Orvelte onder meer aardappels rooien en heidegebieden ontginnen.
Samen met zijn vrouw Mina Sigaar en hun vijf maanden jonge dochtertje Judith, belandde het gezin op 6 augustus 1942 in doorvoerkamp Westerbork. Binnen drie weken arriveerden ze in Auschwitz:
Mina en dochtertje Judith werden direct na aankomst in Auschwitz op 26 augustus 1942 vergast. Aron moest nog een maand werken en werd op 20 september 1942 vermoord. (188)