Flavius Claudius Julianus (331-363 na Chr.), ook wel Julianus Apostata genoemd (Lat.: de Afvallige) is keizer van het Romeinse Rijk van 360 tot 363 na Chr. Hij is vooral bekend geworden als laatste heidense keizer van Rome en zijn grootschalige onderdrukking van het christendom.
Julianus is een neef van de keizer Constantijn de Grote. Wanneer deze keizer in 337 sterft elimineert zijn opvolger Constantius II bijna alle mogelijke troonpretendenten. Dit doet hij door de mannelijke nazaten van Constantijn de Grote te doden. Alleen Julianus en zijn broer Constantius Gallus overleven dit bloedbad omdat ze nog erg jong zijn. Beide broers leven jarenlang op een grotendeels geïsoleerd landgoed in Macellum (Klein-Azië). Daar krijgen ze een grondige christelijke opvoeding van bisschop Eusebius.
Wanneer zijn broer door Constantius II na enkele jaren tot Caesar wordt benoemd krijgt Julianius meer vrijheid om te gaan reizen. Tijdens deze reizen ontwikkelt hij zijn liefde voor de Griekse cultuur nog verder. Dit heeft ook invloed op zijn religieuze ontwikkeling: hij wordt in het geheim aanhanger van het neoplatonisme terwijl hij zich naar de buitenwereld toe als een christen blijft gedragen.
In 355, na de dood van zijn broer Constantius Gallus, krijgt ook Julianus de titel van Caesar toegewezen. Met enige tegenzin vertrekt Julianus naar noordwest Europa om daar het bevel op zich te nemen over de daar gelegerde legioenen. Julianus blijkt een geboren strateeg te zijn, ondanks zijn totale gebrek aan ervaring. Onder zijn leiding boeken de Romeinen in slechts enkele jaren tijd een aantal grote overwinningen op de Germanen. Hiermee maakt hij zich erg populair onder de bevolking en zijn troepen.
Keizer van het Romeinse Rijk
Keizer Constantius II bekijkt dit alles met grote argwaan. Om Julianus’ succes af te remmen eist hij een groot deel van zijn troepen op. Deze moeten van de keizer direct afmarcheren naar Rome. Aangezien het grootste deel van deze soldaten afkomstig is uit noordwest Europa weigeren zij dit te doen en roepen Julianus in Lutetia uit tot nieuwe keizer.
Nog voordat het tot een burgeroorlog kan komen sterft Constantius II onverwacht. Op zijn sterfbed wijst hij Julianus zelfs aan als rechtmatige opvolger. Hiermee is Julianus onbetwist keizer geworden van het Romeinse Rijk.
Zodra zijn keizerschap een feit is geworden laat hij vooral op religieus gebied enkele ingrijpende wetten invoeren. Zo kondigt hij een algemene geloofsvrijheid af, maar legt hij wel beperkingen op aan de christenen. Julianus probeert de oude erediensten voor de Romeinse goden weer in ere te herstellen door tempels te restaureren en te herbouwen.
Bloedige christenvervolgingen komen onder Julianus niet meer voor. Hij kiest er voor het de christelijke kerk zo moeilijk mogelijk te maken door verbannen bisschoppen terug te halen, de joodse tempel in Jeruzalem te laten herbouwen en hij verbiedt christelijke leraren hun werk te doen.
Met de dood van Julianus Apostata tijdens een veldtocht tegen de Sassaniden eindigt de korte heropleving van het Romeinse heidendom in 363.