Gaat er een pan stuk in de keuken? Dan is dat natuurlijk zonde. De oude gooien we in de kliko en we gaan in de winkel op zoek naar een nieuwe pan. Vroeger ging dat wel anders en was weggooien geen optie. Tot ver in de twintigste eeuw bezocht men liever een ketellapper, want de beschadigde pan kon vast nog wel gemaakt worden.
Inmiddels is het een uitgestorven beroep, maar de ketellapper leeft nog wel voort in onze taal. Zo kennen we bijvoorbeeld de uitdrukkingen ‘zuipen als een ketellapper’ of ‘vloeken als een ketellapper’. Uitdrukkingen die wel duidelijk maken dat men vroeger geen al te hoge dunk had van deze ambachtslieden.
Als een pan dusdanig veel was gebruikt dat er een gat in dreigde te komen, was de ketellapper echter wel handig. Hij kon het probleem vaak wel verhelpen, bijvoorbeeld door met tin een nieuwe stukje metaal op de versleten plek te solderen. Op die manier kon het keukengerei weer een tijdje mee. Ook repareerde de ketellapper geregeld het tinnen beschermlaagje aan de binnenzijde van de veelal koperen pannen. Reparaties werden vaak aan huis verricht.
In Vlaanderen werd de historische ambachtsman ook wel een ketelbuysscher genoemd. In Engeland sprak men van de tinker en in Duitsland van kesselflicker.
Bekeerde ketellapper
Een bekende ketellapper was bijvoorbeeld John Bunyan. Deze Engelse puriteinse prediker maakte wereldwijd naam met zijn beroemde boek De christenreis naar de eeuwigheid. Hij groeide op in grote armoede en verdiende in zijn jonge jaren de kost door bij mensen thuis ketels en pannen op te lappen.