Toen koning Willem I aan de macht kwam, had hij een belangrijk doel voor ogen. Hij wilde de slomige houding van de Nederlanders ombuigen en van zijn koninkrijk weer een bloeiend handelsland maken.
De Nederlandse handel een zetje geven en die Saliegeest verjagen, dat was dan ook het doel van koning Willem I. Dat deed hij op verschillende manieren. Zo liet hij een reeks kanalen graven (onder meer het Noordhollands kanaal en het kanaal van Gent naar Terneuzen) en liet hij verharde wegen aanleggen. Maar hij hield zich ook bezig met de tarieven voor de import en de export.
In 1824 richtte Willem I bovendien de Nederlandsche Handelsmaatschappij, een soort investeringsbank, op. Zelf stak de koning vier miljoen in het project en de aandeelhouders garandeerde hij twintig jaar lang een dividend van 4 procent. De slomigheid was er daarna weer een beetje af in Nederland: de handel, de industrie én de scheepsbouw was nieuw leven in geblazen. Het zal dus niemand verbazen dat deze Willem de geschiedenis is ingegaan met de bijnaam ‘Koning-Koopman’.
België
Maar de Belgische katholieken waren niet zo blij met hun protestantse koning, en Belgische politici hadden moeite met zijn arrogantie. In 1830 kwam België in opstand, gesteund door het buitenland. De koppige koning weigerde België op te geven. Pas in 1839 erkende hij de Belgische onafhankelijkheid, na een kostbare strijd.