Koninklijk wangedrag

8 minuten leestijd
De prins van Oranje als speeltje voor prinses Charlotte, 1814, George Cruikshank, 1814
De prins van Oranje als speeltje voor prinses Charlotte, 1814, George Cruikshank, 1814 (Rijksmuseum)

De essentie van het koningschap is de erfelijkheid ervan. Je krijgt de functie uitsluitend door in het juiste wiegje ter wereld te komen. De monarchie staat dus haaks op het democratische uitgangspunt van gelijke rechten en kansen voor iedereen.

Oranje Zwartboek - Gerard Aalders
 
Als dat je opvatting is – en het is de opvatting van Gerard Aalders – dan maakt het in feite niet uit welk geslacht er regeert. Dan doet het er niet toe of een koningshuis zich keurig gedraagt en de kosten zo laag mogelijk houdt. Dan is het systeem principieel verkeerd, wie er ook op de troon zit.

Niettemin heeft Aalders – historicus en voormalig medewerker van het NIOD – een lijvig Oranje Zwartboek gepubliceerd om aan te tonen dat de Oranjes niet deugen. Hij wil laten zien dat een staatsvorm die volgens hem sowieso onmiddellijk afgeschaft dient te worden ook nog eens in handen ligt van een familie die er ongeschikt voor is en er misbruik van maakt.

Aalders gaat in zijn smeuïge relaas over koninklijk wangedrag (dat overigens geen nieuwe feiten aan het licht brengt) niet over één nacht ijs. Hij begint bij de stadhouders. Dat waren dan weliswaar geen vorsten, maar wel Oranjes. Bovendien ging het ambt over van vader op zoon en in 1747 werd het officieel erfelijk.

Aartsvader

Vrij uitgebreid komt Willem de Zwijger aan bod, de eerste stadhouder en de aartsvader van de Oranjes. Het belang dat hij heeft gehad voor het ontstaan van een zelfstandige Republiek der Nederlanden wordt niet ontkend, maar Aalders spaart hem allerminst. De eerste Willem was een opportunist die eerst van protestant katholiek werd en vervolgens, toen het zo uitkwam, weer protestant. Ook dronk hij te veel.

Portret van Maurits, prins van Oranje (ca.1613/20) door Michiel van Mierevelt, Rijksmuseum
Portret van Maurits, prins van Oranje (ca.1613/20) door Michiel van Mierevelt, Rijksmuseum (Publiek Domein – wiki)
Nog erger gesteld was het met zijn zoon Maurits, die hem opvolgde. Aalders citeert met klaarblijkelijke instemming de patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol, die Maurits ‘een man van zeer slechte zeden, een wreedaard, een vals mens en een overmatig geile boef’ noemde. Maurits was ook de drijvende kracht achter de onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt, iets waarvan de lezer niet onkundig wordt gelaten.

Frederik Hendrik, die na Maurits het stadhouderschap verwierf, slaat de auteur over. Waarom is niet duidelijk. Over de jong overleden Willem II is hij uiteraard beknopt. Ook Willem III, die toch door zijn huwelijk tevens koning van Engeland, Schotland en Ierland werd, komt er nogal karig van af. Wel wordt vermeld dat deze Willem vermoedelijk een snode rol speelde bij de moord op de gebroeders De Witt in 1672, al geeft Aalders toe dat hiervoor geen bewijs bestaat.

Met de dood van Willem III in 1702 was het Oranjegeslacht dat in rechte lijn terugging op Willem de Zwijger uitgestorven. In 1747 werd na een langdurig stadhouderloos tijdperk besloten in zee te gaan met de Friese tak van de Oranjes, verre familieleden van de eerste stadhouder. Aalders benadrukt dat de huidige koninklijke familie dus niet rechtstreeks afstamt van de vader des vaderlands, al doet ze graag alsof dat wel het geval is.

Willem IV stierf al snel. Na hem kwam Willem V, door Aalders neergezet als een zwak figuur, die het vooral van zijn doortastende echtgenote Wilhelmina van Pruisen moest hebben. Bij de Franse inval in 1795 vluchtte hij naar Engeland. Zijn oudste zoon Willem Frederik zou in 1815 de eerste koning van Nederland worden (althans als je Lodewijk Napoleon, die hier dankzij zijn broer enkele jaren op de troon zat, buiten beschouwing laat).

Verlicht despoot

Jan Adam Kruseman, Portret van koning Willem II, 1842. Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, in bruikleen van de stad Amsterdam
Jan Adam Kruseman, Portret van koning Willem II, 1842. Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, in bruikleen van de stad Amsterdam
Deze Willem I krijgt in het boek royaal aandacht, en niet alleen in negatieve zin. Onze eerste vorst was een voorname motor achter het economisch herstel dat na de Franse tijd plaatsvond. Maar Willem I regeerde als een ‘verlicht despoot’. De Tweede Kamer had zo goed als niets in te brengen en de Eerste Kamer benoemde hij zelf, dus die at per definitie uit zijn hand. Het financiële beleid van de koning was volstrekt ondoorzichtig. Hij vergat bovendien nooit zijn eigenbelang. Verder heeft Aalders nogal wat aanmerkingen op het zedelijk gedrag van de vorst. Hij hield er een bijzit op na en trouwde na de dood van zijn echtgenote met weer een andere, veel jongere vrouw, die bovendien katholiek was.

Met zijn zoon Willem II, die in 1840 de troon besteeg, ging het nog veel erger mis. Deze Willem was biseksueel. Hij onderhield ook seksuele contacten met mannen, wat hem vatbaar maakte voor chantage. Homoseksualiteit was in die tijd immers onbespreekbaar. Volgens Aalders is de vorst smakken geld kwijtgeraakt om te zorgen dat afpersers hun mond hielden. Dat hij in 1848 akkoord ging met een ingrijpende grondwetswijziging, waarbij Nederland veranderde in een parlementaire democratie, had volgens Aalders dan ook heel wat te maken met de vrees voor chanteurs. Een jaar later overleed Willem II overigens, waardoor hij de gevolgen van de grondwetswijziging nauwelijks in de praktijk hoefde mee te maken.

Door die grondwetswijziging was de koning zijn macht grotendeels kwijtgeraakt. Voortaan waren de ministers en niet het staatshoofd verantwoordelijk voor het beleid. Door deze aanslag op de koninklijke positie had Willem III aanvankelijk niet eens zin om de troon te bestijgen. Pas na stevig aandringen deed hij dat toch, maar volgens het boek van Aalders was zijn bewind allerminst een succes. Sterker nog: hij werd Nederlands ‘meest impopulaire vorst’.

Ongeschikt

Willem III verafschuwde niet alleen de grondwet, hij was bovendien in hoge mate ontrouw, en dat laatste is nog zachtjes uitgedrukt. Tegenspraak duldde hij niet en voor een groot deel van zijn vorstelijke plichten toonde hij nauwelijks belangstelling. Ook zijn twee zonen waren totaal ongeschikt voor het koningschap. Ze overleden allebei jong, zodat dit probleem zich vanzelf oploste. Om toch een troonopvolger voort te brengen huwde Willem III 1879 met de 41 jaar jongere Emma, bij wie hij Wilhelmina wist te verwekken.

Wilhelmina als koningin
Wilhelmina als koningin
Ook voor Wilhelmina heeft Aalders weinig goede woorden over. Zij werd al op 18-jarige leeftijd koningin. Veel te jong, vindt de auteur. Omdat ze ‘in een gouden kooi’ was opgevoed beschikte ze over weinig sociaal invoelingsvermogen. Haar contacten met kabinetsleden verliepen daardoor stroef. Ze trouwde met een verkeerde man, de Duitse prins Hendrik van Mecklenburg, wiens zedeloze strapatsen alleen ten koste van veel geld min of meer uit de openbaarheid gehouden konden worden.

Vóór de oorlog, zo suggereert Aalders verder, stond Wilhelmina niet per se onwelwillend tegenover de denkbeelden van de nazi’s. Ze liet in elk geval na het verleden van prins Bernhard, de echtgenoot van haar dochter Juliana, grondig onder de loep te nemen, hoewel daar alle aanleiding toe was. Na de Duitse inval vluchtte ze naar Londen, iets wat haar volgens Aalders door een groot deel van de Nederlandse bevolking kwalijk werd genomen. Welke reële alternatieven de vorstin had gehad, wordt uit het Oranje Zwartboek niet duidelijk.

Vanuit de Britse hoofdstad bestookte Wilhelmina de Nederlandse bevolking met radiopraatjes. Volgens Aalders waren die ‘eerder tam’ dan bezielend en bovendien veel kleiner in aantal dan wel wordt aangenomen. De auteur betwijfelt of ze wel zoveel invloed hebben gehad in het vaderland.

Eigenmachtig

De koningin gedroeg zich tijdens haar Londense jaren eigenmachtig en ging zich te buiten aan woede-uitbarstingen. Een door Aalders geciteerde minister vroeg zich af of ze wel helemaal normaal was. Voor haar opvatting dat na de oorlog de democratie fors ingeperkt zou moeten worden heeft Aalders vanzelfsprekend geen enkele sympathie.

Over koningin Juliana, die in 1948 de plaats van Wilhelmina innam, is Aalders betrekkelijk mild. Ze was ‘veel meer met mensen begaan dan haar moeder’ en hield er over het vraagstuk van oorlog en vrede progressieve denkbeelden op na, wat bij Aalders in de smaak valt. Hij heeft wel aanmerkingen op haar ‘zweverigheid’, maar bewaart zijn giftigste pijlen voor prins Bernhard, een ‘doorgewinterde fantast’ die alleen maar uit was op het dienen van zijn persoonlijk belang. De Greet Hofmans-affaire, waarbij Juliana sterk onder invloed van deze gebedsgenezer kwam te staan, was volgens Aalders zeker niet de hoofdoorzaak van de huwelijkscrisis die de monarchie in de jaren vijftig bijna ten val bracht. Het ‘kapotte huwelijk’ was vooral het gevolg van het voortdurende vreemdgaan van Bernhard.

De rondtour tijdens de verloving van Juliana en Bernhard, 17 september 1936
De rondtour tijdens de verloving van Juliana en Bernhard, 17 september 1936 (Spaarnestad – wiki)

Volgens het boek wordt het belang dat de prins-gemaal voor Nederland heeft gehad ernstig overschat. De handelsmissies die hij ondernam hadden vrijwel geen effect. Bovendien was de prins corrupt en omkoopbaar, zoals in de beruchte Lockheedaffaire bleek. Dat hij voor het accepteren van smeergeld niet voor de rechter is gesleept kan Aalders maar moeilijk begrijpen.

Rellen

Juliana’s dochter Beatrix werd in 1980 tijdens een door gewelddadige rellen ontsierde inhuldiging de nieuwe koningin. Zij staat bekend als een ‘manager’, die altijd alle stukken tot de laatste komma las en zich graag met alles bemoeide. Na de poging tot gewoon doen van Juliana wilde Beatrix de monarchie herstellen in haar oude eer en glorie. Volgens Aalders was ze vooral ‘eigenwijs’ en ‘driftig’ en hield ze er niet van tegengesproken te worden. In het boek wordt onder meer ex-voorlichtster Jessa van Vonderen geciteerd, die op haar donder kreeg als zij aantrekkelijker op de foto kwam dan de vorstin.

Koning Willem-Alexander met mantel - Foto: RVD / Koos Breukel
Koning Willem-Alexander met mantel – Foto: RVD / Koos Breukel
Over de huidige koning Willem-Alexander is Aalders vrij kort. Logisch, omdat die nog niet lang regeert. De schrijver betwijfelt wel paginalang het nut van de handelsdelegaties die het staatshoofd frequent leidt. Volgens hem is op geen enkele manier bewezen dat die rendement hebben.

Een extra hoofdstuk wijdt Aalders aan het thema ‘Oranje en geld’. Daar valt veel over te zeggen, want de Oranjes passen uitstekend op hun eigen financiën, zonder zich te bekommeren om de belastingbetaler die ervoor opdraait. De achtereenvolgende regeringen ondersteunden hen daar volgens het Oranje Zwartboek van harte in door de begrotingen zo ondoorzichtig mogelijk te houden.

Orangist

Aalders betoogt dat er nogal wat Nederlanders zijn die op zich weinig ophebben met de monarchie, maar zich wel ‘Orangist’ noemen. Hij citeert onder meer de ‘hof-historicus’ Cees Fasseur, die heeft gezegd: ‘Ik ben geen monarchist, ik ben Oranjeklant’. Waarom het koningshuis zo populair blijft verklaart Aalders echter niet. Hij heeft het hier en daar wel over de behoefte aan ‘mythes’ en ‘sprookjes’, maar hoe kan het dan dat die behoefte in republieken als bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk afwezig is?

Kort na het verschijnen van het Oranje Zwartboek werd bekend dat de koning en zijn gezin naar Griekenland op vakantie waren gegaan, in coronatijd niet echt een signaal waarop het kabinet zat te wachten. Toen de boze reacties op hun buitenlandreis losbarstten keerde de koninklijke familie haastig terug naar Nederland. De media – die zich volgens Aalders voortdurend schuldig maken aan ‘kritiekloze verering’ van het koningshuis – besteedden zeer ruim aandacht aan deze affaire. Maar zou al die aandacht erin hebben geresulteerd dat veel Oranjefans veranderden in fervente Oranjehaters, zoals Aalders? Dat valt te betwijfelen.

0
Reageren?x
×