Vorig jaar zomer kreeg ik thuis ineens een telefoontje: de glazenwasser zegde af, hij kon niet langskomen. ‘Waarom niet?’, vroeg ik. Zijn reactie: ‘Ik ben ladderzat.’ Een flauw mopje misschien, dat ons ook een beetje op het verkeerde spoor zet. Het woord ladderzat in de betekenis van strontlazarus komt namelijk niet uit de glazenwasserwereld.
Het meest bekende verhaal is dat het begrip ladderzat – de term staat overigens pas sinds 1984 in onze Dikke Van Dale – bij de Domtoren in Utrecht is ontstaan. Anderen claimen dat Leidse studenten dit woord hebben bedacht, terwijl sommigen stellen dat ladderzat uit Jisp in de Zaanstreek komt. Welke lezing is het aannemelijkst?
Utrechtse Domtoren
Rondleiders in het centrum van Utrecht gaan er prat op dat het woord ‘ladderzat’ bij de Domtoren is ontstaan. De klokkenluider van deze toren, die werkte vanaf de tweede verdieping, besloot op een gegeven moment om bier en wijn te gaan verkopen als bijverdienste. Een probleem was echter dat de bezoekers van zijn kroeg langs de eerste verdieping moesten, waar de bisschop zijn residentie had. De klokkenluider verzon een oplossing en zorgde voor een houten ladder die tegen de Domtoren gezet kon worden. Overigens verhalen enkele bronnen van een soort ophaalbruggetje dat verbonden was met een turfstenen torentje naast de Dom.
Het gebeurde regelmatig dat bezopen kroegtijgers van het ophaalbruggetje lazerden. Die waren dan ladderzat. Als vrouwen ’s avonds constateerden dat hun man niet was thuisgekomen, gingen ze regelmatig even onder de Dom kijken of daar toevallig niet hun man op de grond lag met een gebroken net.
Als de bisschop op de eerste verdieping van de Domtoren zat, wars van al die brallende dronkenlappen, haalde hij het laddertje tussen beide torens weg.
Studentenwereld Leiden
De tweede lezing is het meest overtuigend. Deze is afkomstig van taalhistoricus Ewoud Sanders, die met bewijsmateriaal en bronnen komt om zijn these te staven dat ‘ladderzat’ binnen de Leidse studentenwereld is ontstaan. Leidse balletjes werden zo nu en dan met een ladder naar huis gedragen zijn, omdat ze te veel gezopen waren. Ladderzat waren ze dus.
Sanders draagt, in een artikel in NRC Handelsblad uit 2012, enkele behoorlijk overtuigende bronnen aan die zijn verklaring ondersteunen. De eerste bron komt uit 1717 uit de klucht Het Leidsche Studentenleeven van Jan Jacob Mauricius, die op zijn twaalfde in Leiden begon te studeren en, heel knap, vier jaar later al promoveerde. In het blijspel loopt een hospes met een ladder de bühne op en zegt over een straalbezopen student:
Wat dunkt je? Om hem gemakkelyk te draagen zo weet ik geen ‘sekuurder’ raad, als dat we op deuze leêr dat dronken varken bonden.”
‘Deuze leêr’ doelde op de meegenomen ladder… De tweede bron is afkomstig uit het beroemde werk Studenten-Typen van Klikspaan (het pseudoniem van Johannes Kneppelhout), dat schetsen geeft van het Leidse studentenleven. In 1838 schreef Kneppelhout het volgende:
H. is gepromoveerd. Aan het promotiediner zaten meer dan dertig magen aan. Ik heb me er uitstekend vermaakt, doch was, helaas! als altijd dronken! Ik ben onverbeterlijk! Niet ladderzat, evenwel.”
Jisp, Zaanstreek
Ten slotte gaan er in Jisp in de Zaanstreek verhalen dat ‘ladderzat’ in hun dorp is ontstaan. Dat beweert althans de burgemeester van Wormerveer en blogger Erik Schaap. Maar harde bewijzen voor hun stelling ontbreken.
Erik Schaap schrijft het volgende vermakelijke verhaal over Jisp & ladderzat:
In de zeventiende eeuw stond dit dorp wijd en zijd bekend als behandelplaats voor botbreuken. Zelfs dichter Jacob Cats roemde de Jisper capaciteiten in zijn gedicht ‘Gebreck genesen om een houwelick te bevorderen’. (…) Vast staat wel dat ze hardhandig te werk gingen en niet te beroerd waren om verkeerd geheelde botten opnieuw te breken. De patiënten werden allereerst achter de hervormde kerk met touwen vastgebonden op ladders. De narcose bestond eruit dat ze werden volgegoten met brandewijn. Aldus verdoofd werd middels een ruig soort manuele therapie, eventueel aangevuld met rekapparaten, het getroffen ledemaat teruggezet in de juiste stand. Na de behandeling werden de in het angstzweet badende slachtoffers, nog altijd zwaar gedrogeerd en vastgebonden aan hun ladder, tegen de zuidelijke kerkmuur gezet.”
Het is een prachtig verhaal, maar de uitleg met bronnenmateriaal over de Leidse studentenwereld lijkt het meest geloofwaardig.
– Martijn Adelmund, Mysteries in Utrecht. Waargebeurde misdaden, opmerkelijke gebeurtenissen en onverklaarbare verschijnselen (2009) hfst.16: ‘Geheimen van de Utrechtse bouwmeesters’.
–
Leiden:
– Ewoud Sanders, ‘Ladderzat zijn een Leids studentengebruik?’, NRC Handelsblad (3 september 2012). Met dank aan Martin Michels (Voorburg) voor de tip.
Jisp:
– Erik Schaap, ‘Ladderzat in het zonnetje’ (maart 2015), zie online op zijn weblog: https://eriksgaap.wordpress.com/2015/03/13/ladderzat-in-het-zonnetje/
Na navraag over de bronnen, verwees Erik me naar deze websites waarop de rol van Jisp bij het ontstaan van ‘ladderzat’ wordt vermeld. De mensen die dit verhaal vertellen brengen (de burgemeester van Wormerveer en ) overtuigen echter niet:
– http://deorkaan.nl/varen-met-peter-tange-en-beethoven-wormer/
–