Was het niet in Nederland gebeurd dan zou het ongetwijfeld elders op de wereld hebben plaatsgevonden. Dat neemt niet weg dat de basis voor de verrekijker in Nederland ligt. In de zeventiende eeuw brachten Hollandse lenzenslijpers en wetenschappers als Leeuwenhoek en Huygens de wereld, van heel dichtbij alsook van heel ver weg, in beeld.
De werking van lenzen was al eeuwenlang bekend. Keizer Nero zou van de vergrotende eigenschappen van een kristal gebruik gemaakt hebben om ondanks zijn slechtziendheid toch iets te kunnen zien van gladiatorengevechten. De Arabische geleerde Abu Ali al-Hasan ibn al-Haytham deed al uitgebreid onderzoek naar de werking van lenzen en zou je kunnen beschouwen als de eerste opticien. Ik zou me Hans Anders genoemd hebben maar in Europa werd hij bekend onder de naam Alhazen, een verbastering van Al-Hasan.
In 1608 vroeg de Middelburgse lenzenslijper Hans Lipperhey een octrooi aan op een instrument ‘om verre te sien’. Hij had twee lenzen achter elkaar gezet en na lang experimenteren kreeg hij een soort kijker. Toevallig of niet had zijn buurman, Zacharias Jansen, ook een kijker ontwikkeld. Tot op de dag van vandaag wordt er dan ook beweerd dat Lipperhey de uitvinding gestolen heeft. Bewijs hiervoor ontbreekt. Prins Maurits werd van de uitvinding op de hoogte gesteld en zag het militaire belang nadat hij met het instrument vanaf de Stadhouderstoren in Den Haag de kerktoren van Delft had gezien. Al snel werden ook schepen uitgerust met verrekijkers. De Italiaan Galileo Galilei liet zich over de uitvinding informeren en bouwde binnen een jaar een verbeterde versie om het heelal te bestuderen.]
Aan de andere kant lag hier ook de techniek om de juist hele kleine dingen te vergroten. Antoni Leeuwenhoek borduurde hierop voort en bouwde een microscoop waarmee hij honderden keren kon vergroten. De lakenhandelaar van beroep, die zich hobbymatig verdiepte in microscopie kon vanwege zijn sterke microscopen dingen zien en beschrijven die nog niet eerder waren waargenomen. De beschrijving dat sperma uit levende zaadcellen bestond spreekt hierbij misschien nog wel het meest tot de verbeelding.
Wereldbeeld
We kunnen het ons misschien nauwelijks voorstellen maar veel wetenschappers in de zeventiende eeuw bekwaamden zich in het ambacht van lenzen slijpen. En niet alleen met het doel om een microscoop of telescoop te bouwen. René Descartes bijvoorbeeld, de Franse filosoof, verbleef twintig jaar in de Nederlanden en bekwaamde zich in die periode in het slijpen van lenzen. Baruch Spinoza was een geroemd lenzenslijper. Het was een boeiende techniek die het wereldbeeld deed kantelen vanwege de nieuwe inzichten die het opleverde. Daarbij werden lenzen zoveel toegepast dat er ook een boterham mee te verdienen viel.
Christiaan Huygens verbeterde in zijn tijd, de tweede helft van de zeventiende eeuw, de Hollandse kijker enorm en ontwierp meterslange telescopen. Van zijn hand stammen dan ook de eerste gedetailleerde beschrijvingen van de manen en ringen rond de planeet Saturnus.
In museum Boerhave in Leiden zijn veel instrumenten te bewonderen en kunt u nader kennis maken met deze wetenschappers.