Lotsverbonden
Ongeveer een kwart van de brieven van Cornelis aan Johan is eerder gepubliceerd in ‘Brieven aan en van Johan de Witt’ en in diverse verspreide artikelen en uitgaven. Het overgrote deel is nooit uitgegeven omdat de vroegere bewerkers vooral vanuit politiek oogpunt naar de brieven hebben gekeken met de vraag of een brief van belang voor verder begrip van de staatkunde van Johan de Witt was. Dat betekent dat alle persoonlijke brieven waarin Cornelis keuvelt over familiale aangelegenheden nauwelijks aandacht kregen. Daarvan is ons vermoedelijk ook niet alles overgeleverd. Omdat soms verwezen wordt naar brieven die niet meer bestaan, en ook Johan in zijn kladversies maar de helft van de antwoorden op de brieven aan Cornelis vastlegde, hebben we het vermoeden dat al te persoonlijke brieven niet bewaard zijn gebleven. In de uitgegeven delen zijn veel briefjes over kleding, wanten en laarzen, over de kwaliteit van geleverde wijn of ‘letterkens’ die slechts dienden als een begeleidend schrijven bij het sturen van een haas, overgeslagen. Toch kunnen dit soort brieven iets zeggen over de verstandhouding tussen de broers.
Klusjes
In het begin van de correspondentie, wanneer Cornelis al – zonder eerst zoals gebruikelijk in het openbaar bestuur ervaring opgedaan te hebben – verkozen wordt tot schepen van Dordrecht en Johan nog een jonge advocaat is aan het Hof van Holland, tref je brieven aan waarin Cornelis zijn jongere broer verzoekt uit te kijken naar een nette jonge knecht (hij wil evenwel nog licht enige dagen wachten voordat een plompe of lelijke jongen wordt aangenomen – brief van 17 september 1648) of hem verzoekt hem ‘met de eerste gelegenheid’ het paar zwarte kousen te zenden dat hij eerder in Den Haag gekocht heeft omdat het vorige paar inmiddels versleten is en het prettiger is om met dat soort kousen in zijn laarzen te gaan (brief van 16 oktober 1649). Johan moest dus klusjes opknappen voor zijn oudere broer.
Cornelis heeft een voorspoedige sprong in zijn carrière als regent weten te maken: hij is getrouwd met een Rotterdamse regentendochter, Maria van Berckel, waardoor hij zijn invloed succesvol weet te vergroten. Hij wordt raad van de Rotterdamse Admiraliteit. Ondanks de toegenomen werkzaamheden blijven de broers elkaar regelmatig schrijven.
Helaas is de bewaard gebleven correspondentie maar een deel van de communicatie van de broers. Ze hebben elkaar veel gezien en we weten we niet hoe de broers in real life met elkaar spraken. Tutoyeerden ze elkaar of gingen ze net zo vormelijk met elkaar om als uit de correspondentie naar voren komt? Het zal toch niet dat Johan mondeling zijn broer net zo formeel feliciteerde bij de geboorte van zijn kind als op papier?
“Heden heb ik door uw dienaar in goede ore ontvangen de aangename aankondiging van de verlossing van uw edeles huisvrouw, mijn waarde schoonzuster, met bijvoeging dat de nieuwgeboren vrucht een zoon is. En ik heb mij daarop verplicht gevonden uw edele, na voorgaande behoorlijke dankzegging voor de beschreven aankondiging, bij deze duplici nomini te congratueleren en geluk te wensen, God Almachtig biddende dat het de Goedertierenheid belieft de bovengenoemde nieuwgeboren spruit tot vreugde zijner ouders en “vrunden’’ in alle deugden en kwaliteiten te laten opgroeien, ondertussen UE met de kraamvrouwe Zijne Goddelijke Majesteits bescherming aanbevelende, zal blijven, etc.” (Brief van 29 november 1653)
Voorbijgestreefd
Eind 1650 is Johan pensionaris van Dordrecht geworden. Nog steeds stuurt Cornelis aan Johan verzoeken, maar nu gaat het vooral om verzoeken om ‘informatie’. Het is duidelijk dat hij vindt dat Johan hem niet genoeg schrijft. Kunt u niet eens een ‘letterken’ sturen over wat er allemaal in de Staten van Holland besloten wordt? Cornelis voorziet op zijn beurt zijn broer van weetjes uit Dordrecht en de Admiraliteit van Rotterdam. Er lijkt in deze periode een vorm van gelijkwaardigheid tussen de twee te bestaan. Dat verandert als Johan in 1653 raadpensionaris wordt. Op dat moment heeft de jongere broer zijn oudere werkelijk voorbij gestreefd. Even is er sprake van dat Cornelis zijn broer zal opvolgen als pensionaris van Dordrecht, maar die functie wordt vergeven aan een ander uit de omgeving van De Witt: neef Govert van Slingelandt. Waarom niet aan Cornelis? Dat is niet duidelijk. Vader De Witt stemde met de andere burgemeesters uiteindelijk tegen benoeming van zijn oudste zoon en Johan betoonde zich zeer verheugd. Mogelijk ontbrak het Cornelis aan kwaliteiten, of wellicht zag vader Jacob de Witt het als gezichtsverlies als de oudere broer de jongere opvolgde.
Ruwaard van Putten
Het is Cornelis de Witt zelf die in december 1653 te kennen geeft de ambitie te hebben de positie van het Ruwaardschap van Putten te bemachtigen. Ruwaard, vergelijkbaar met baljuw, was van oorsprong de stadhouder van de heren van Putten. Het komt van het Franse ‘regarder’- bewaken. Het was een functie voor het leven die Cornelis in aanzien zou doen stijgen en bijna op gelijke hoogte zou brengen met de raadpensionaris, die bij ontstentenis van de Stadhouder ook als een soort bewaker gezien kan worden, maar nu van de Republiek. Het Ruwaardschap werd normaal gesproken vervuld door telgen uit roemrijke geslachten en inderdaad was het de heer van Duivenvoorde die aanspraak maakte op de functie. Het was Johan de Witt, meester in het recommanderen, die ervoor zorgde dat Cornelis, meer dan een jaar later, de Ruwaard van Putten werd. Als concessie had vader De Witt moeten afzien van zijn ambitie om benoemd te worden tot rekenmeester van de grafelijke domeinen.
Gelijkwaardigheid?
Zijn de broers hiermee op gelijke hoogte gekomen? Niet echt. In feite was de aanstelling een overwinning door Johan de Witt. Je zou het kunnen zien alsof onze minister-president een oudere broer zou hebben gehad die hij ergens Commissaris van de Koning zou hebben gemaakt. Van werkelijke gelijkwaardigheid is geen sprake. Uit de briefwisseling blijkt dat Johan zijn oudere broer de rest van hun leven de meerdere is. Het is Johan die de lijnen uitzet. Nooit vraagt de Raadpensionaris zijn oudere broer wérkelijk om advies. Cornelis Johan wel. Wanneer er problemen zijn in Dordrecht in januari 1662 is het Johan die naar zijn thuisbasis afreist om onderlinge onenigheden glad te strijken (zie de brieven van 28 januari 1662 tot 11 november 1663). Johans capaciteiten op dat gebied overtreffen die van Cornelis. Het heeft zelfs iets aandoenlijks wanneer “Cornelius Dewith” op 1 januari 1657 als nieuwjaarsgeschenk zijn broertje bij wijze van een proeve van bekwaamheid een brief in het Latijn stuurt om hem zijn vorderingen op het gebied van de letteren te tonen. Het is duidelijk dat Cornelis er erg zijn best op gedaan heeft. Johan hoeft geen moeite te doen om zich in het Latijn uit te drukken. Johan was intellectueel zijn oudere broer de baas.
Chatham
Dat Johan Cornelis niettemin vertrouwde blijkt uit het feit dat de Raadpensionaris ervoor zorgde dat in 1667 Cornelis als ‘gevolmachtigde’ (dat wil zeggen met gezag om beslissingen te nemen) aan boord van het schip van Michiel de Ruyter de Tocht naar Chatham ondernam. Vanuit Brielle werd de opdracht om de Medway op te varen door Johan de Witt in het grootste geheim aan Cornelis meegegeven. Pas op volle zee werd de brief gelezen door Cornelis de Witt en Michiel de Ruyter. De officieren hadden er aanvankelijk een hard hoofd in: de rivier was te ondiep voor de Hollandse schepen. Het was Cornelis’ aandringen waardoor de aanval werd ondernomen. Het verloop is bekend: het werd de grootste Nederlandse overwinning op de Engelsen ooit. Dat zelfs nu nog Johan de Witt boven zijn broer stond, moge blijken uit het feit dat Johan Cornelis de les leerde over de toon van de brieven die Cornelis stuurde. Als Cornelis een brief schreef aan Johan als vertegenwoordiger van de Staten van Holland, diende hij hem niet als broeder aan te spreken. Hij moest daarbij voortaan in meervoud spreken, namens het collectief van officieren omdat dat veel bescheidener zou worden opgenomen.
Bescheidenheid
Bescheidenheid is inderdaad niet de eerste kwalificatie die uit Cornelis’ brieven naar voren komt. In zekere zin kun je zeggen dat zijn gebrek aan bescheidenheid heeft bijgedragen aan de val van de gebroeders De Witt. Het schilderij dat Cornelis na Chatham had laten maken veroorzaakte zoveel wrevel dat het bij veel mensen, ook in Dordrecht, niet in goede aarde viel. Het is uiteindelijk door woedende burgers kapotgeslagen. Het feit dat Cornelis de beloning in de vorm van de Gouden Kop (op de tentoonstelling in Brielle te zien) niet voldoende vond en zich ook liet uitbetalen in 30.000 gulden in rentebrieven, droeg aan de afkeer bij. Het gebrek aan bescheidenheid heeft Cornelis opgestuwd tot grote hoogte, maar ook zijn ondergang ingeluid.
Als in het rampjaar 1672 Cornelis de Witt door de beschuldigingen van barbier Willem Tichelaer in een zeer lastig parket komt, besluit Johan de Witt zijn functie van Raadpensionaris neer te leggen en zich volledig te richten op de juridische bijstand van zijn broer. Wanneer hij hem op 20 augustus besluit op te halen uit de Gevangenpoort wordt dat feit hen beiden noodlottig. Zo was het lot van beide broers hun hele leven aan elkaar verbonden.
~ Jean-Marc van Tol & Ineke Huysman
Link: De 460 brieven die Cornelis naar Johan de Witt stuurde
Project: Briefwisseling van Johan de Witt (1625-1672)
Boek: Musch – Johan de Witt trilogie