Oude kerken bezitten vrijwel zonder uitzondering fraaie kerkelijke kunstschatten. Zij beogen een “veraanschouwelijking van het geloof” te zijn, zoals Frits van der Meer het formuleerde. Maar menig oude kerk heeft ook een minder zichtbare vorm van kunstig houtsnijwerk: de misericordes, die vermoeide kapittelheren tot steun waren.

Misericordes
Het koor en de koorbanken hebben alles te maken met het koorgebed, het Opus Dei, dat door Benedictus van Nursia (ca. 480-548), de stichter van de orde van de benedictijnen, aan de monniken werd opgedragen. Eén keer in de nacht en zeven keer per dag kwamen de monniken in het koor samen om Gods lof te zingen. Tijdens gebed en gezang moesten de geestelijken staan, gedurende de lezingen was het hun toegestaan plaats te nemen.
Bisschop Chrodegang van Metz (midden van de achtste eeuw) nam ook clerici in zijn gemeenschap op die geen monnik waren maar die toch in een communiteit wilden leven. Later, in de dertiende eeuw, werden dit soort ‘wereldlijke’ geestelijken, vaak telgen uit adellijke geslachten, kapittelheren of kanunniken genoemd. Zij hadden tot taak de kerkdienst met gebed en gezang op te luisteren. Maar waar moesten ze zitten? Aan beide zijden van het koor werd een enkele of een dubbele rij banken geplaatst, waarvan de zittingen werden gescheiden door tussenleuningen. De zittingen van de koorstoelen konden worden opgeklapt. Aan de onderzijde werd een steuntje aangebracht waarop de kapittelheer, tijdens de lange periode die hij staande moest doorbrengen, met zijn achterwerk kon leunen.

De verborgen steuntjes werden in de volksmond “zittertjes” genoemd. Daarnaast was de officiële benaming “misericorde” in gebruik, een passende aanduiding voor het houten steuntje. Het woord is afgeleid van het Latijnse misericordia (medelijden). Vooral voor de bejaarde kanunnik was het zittertje een uitkomst. Conform de voorschriften leek hij te staan, maar toch rustte hij stiekem wat uit.
Spreekwoorden
In de veertiende eeuw begon men de zittertjes met allerlei voorstellingen op te sieren. Hier, in de ‘verborgen wereld van de onderkant’, onttrokken aan het oog van de gelovigen, kon de houtsnijder, binnen de tradities van de laatmiddeleeuwse kunst, zijn fantasie de vrije loop laten. Van alles wordt hier uitgebeeld: ernst en luim, lering en vermaak, heilig en profaan.


Hybride gestalten

Weer treffen we uitbeeldingen van spreekwoorden aan (“Uit het oude vaatje tappen”, “Kleine oorzaken, grote gevolgen”). Ook de gapende zot die de ongelijke strijd aangaat met het gat van de oven is weer van de partij. Verder is er een slapende vrouw te zien die haar spinrokken in het vuur houdt en zich, vermoedelijk ook in overdrachtelijke zin, dreigt te branden en dan op de blaren moet zitten.

Daarnaast worden allerlei ‘asociale’ lieden uitgebeeld, zoals de nar, de doedelzakspeler, de marskramer. Andere zittertjes worden door exotische dieren opgesierd: een ooievaar, een olifant en een vleermuis. Soms ontmoeten we monsters met ineengestrengelde halzen. Zijn het honden? Het meest opvallend zijn echter de hybride gestalten, half mens, half dier. Het zijn wonderlijke wezens: een vogel met vrouwenkop, een fabeldier dat gedeeltelijk een man, gedeeltelijk een vogel voorstelt.
Zonden

De bijzondere belangstelling van de ontwerpers gaat uit naar de wereld der dwazen. Een misericorde stelt twee narren voor: de een duwt de kruiwagen waarin de andere heeft plaatsgenomen. Ze beelden vermoedelijk menselijke zonden uit. Simson, elders in de kerk de trotse overwinnaar van de leeuw, wordt nu het domme slachtoffer van een vrouwenlist. Aan Delila heeft hij zijn geheim prijsgegeven en heeft haar verteld over de achtergronden van zijn immense kracht: het zit hem in zijn haar. Sluw als ze is, knipt ze, terwijl hij op haar schoot in slaap is gevallen, zijn haren af. Zijn kracht was geweken. De Filistijnen namen hem moeiteloos gevangen en staken hem zijn ogen uit.

Het thema van de man die door verliefdheid ten gronde gaat, was bijzonder populair in de late Middeleeuwen. Dat blijkt ook uit een andere misericorde die laat zien hoe de beroemde wijsgeer Aristoteles zich door een jongedame, Phyllis genaamd, laat berijden. Voortkruipend op handen en voeten, als een paard voorzien van paardenbit en zadel, laat de wijsgeer zich vernederen, in de hoop op liefdesloon. Het gegeven is ook bij Jeroen Bosch bekend die het in zijn hellepaneel van de Tuin der Lusten verwerkte. Er is hier geen ruimte om alle kerken waarin misericordes te bewonderen zijn op te sommen. Nog drie tips: ook in de St.-Martinuskerk te Bolsward, de St.-Martinuskerk in Venlo en de St.-Petruskerk te Sittard zijn prachtige zittertjes te zien. Zeker een reisje waard.

Een licht gewijzigde versie van dit artikel verscheen eerder in het Katholiek Nieuwsblad