In Ede wordt wordt momenteel weer gekeken naar de Muur van Mussert, een stuk NSB-erfgoed dat op de Goudsberg in Lunteren staat en al lange tijd aan het vervallen is. Het Edes college van burgemeesters en wethouders overweegt onderhoud te plegen aan de muur, meldt de Gelderlander woensdag.
De Muur van Mussert speelde tussen 1936 en 1940 een belangrijke rol tijdens de partijbijeenkomsten van de NSB. Het terrein rond de gemetselde muur, werd ingericht als een soort openluchttheater voor massabijeenkomsten, met voldoende ruimte voor vlagvertoon en muziek. De NSB liet zich daarbij inspireren door de rijkspartijdagen van de NSDAP van Adolf Hitler.
De bezetter maakte een eind aan de korte traditie van de Hagespraken. Politiek-getinte massa-bijeenkomsten werden verboden.
Bedevaartsoord
Het is niet voor het eerst dat de gemeente Ede bekijkt of de Muur behouden kan blijven. Tien jaar geleden was men aanvankelijk van plan het bouwwerk de monumentenstatus te geven. Na protest ging dat toen echter niet door. Oud-verzetsleden gaven bijvoorbeeld aan het ongepast te vinden een ‘monument op te richten’ voor de NSB en bij het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) gaf men aan bang te zijn dat de Muur een bedevaartsoord voor neo-nazi’s zou worden.
Het Edes college overweegt nu om alsnog onderhoud te gaan plegen aan de zwaar vervallen NSB-muur. Eerst gaat men daarover echter in gesprek met het ministerie van Cultuur en het NIOD. Hoe die over de zaak denken is nog niet duidelijk.
Het CIDI blijkt in de afgelopen tien jaar niet van mening te zijn veranderd. Wat het centrum betreft verdwijnt de muur. “De kans bestaat dat het een bedevaartsoord voor extreemrechts wordt”, aldus directeur Esther Voet tegenover De Gelderlander.
Op Historiek publiceerden we onlangs een opiniestuk waarin juist gepleit werd vóór behoud van de Muur. Hierin stond onder meer:
“Toekenning van de monumentenstatus betekent niet dat daarmee een monument voor de NSB wordt opgericht. Dat monument is door de NSB zelf opgericht. Het is enkel de vraag of wij kunnen leven met een tastbare herinnering aan die geschiedenis of dat wij aanhangers zijn van een soort ‘Kinderen voor Kinderen’-geschiedenis: ‘Wat je niet ziet, bestaat niet’.”