De arme Johannes Ermers is via Den Bosch, Amiens en Mainz terechtgekomen in een lange mars door Duitsland en Polen. Als soldaat in het leger van Napoleon trok hij in oktober 1812 samen met bijna 700.000 man naar Rusland. Inmiddels heeft hij Warschau bereikt en daar vandaan schrijft hij zijn laatste brief die zijn geliefden heeft bereikt. Ga mee op het laatste stukje van deze hachelijke onderneming…
‘Een ongeloovig lant’
Johannes laat gelukkig als eerste weten dat hij nog ‘vris en gesont’ is en dat hij in een goede staat verkeert. De tocht door Duitsland is de zeer gelovige katholiek echter wel zwaar tegengevallen, want het blijkt een ‘ongeloovig lant’ te zijn: alleen maar Luthersen en bijna geen heiligenbeeld te vinden! Met weemoed denkt hij terug aan Mainz, waar hij altijd tijdens zijn wandelingen door de straten omhoog keek ‘wie dat het moijsten beldeken (mooiste beeldje) voor de deur had staan.’
In Berlijn heeft Ermers een dag ‘stilgelegen, met de Sint Hubertse kermis’ (!), maar toen moesten ze toch echt verder, op naar Polen. Gelukkig een ‘aardig lant’ volgens Johannes.
Gekerm in de kerk
Het leger trok een hele dag door een groot bosgebied tussen Pruisen en Polen, waar bijna geen huizen te zien waren. Zodra ze het bos uitstapten, was alles plots veranderd: ‘het eerste dorp waar wij kwaamen daar vont ik weer een schoon beelt en een kruijs op den tooren,’ meldt Johannes tevreden.
De kerken in Poolen zijn zó mooi: ‘den schoonsten altaar bij ons, zoo is daar den lelijksten.’ Bovendien is het volk daar zeer eerbiedig, want zij vallen bij iedere mis ‘met het aangesigt plat op den gront’ en de hele kerk is vol van het ‘gekerm’, dat bij de gebeden opstijgt.
Ermers schrijft ook over de vreemde Poolse gebruiken, die hij tegenkomt rond Warschau. Zo lopen alle kinderen ‘schier naakent’ rond en eten de varkens gewoon mee in huis! Volgens hem is het daar al net zo ‘kout’ als thuis. Waarschijnlijk waren de Nederlandse winters begin negentiende eeuw kouder dan nu het geval is…
Oefenen met ‘kruijt’
Maar er moest ook gewerkt worden in het koude Polen: ‘Wij hebben vandaag den 31 gevuurt met kruijt, dat het so krakte, dat was om te leeren,’ zo schrijft Ermers. Napoleon liet er dus geen gras over groeien en zorgde ervoor dat zijn rekruten gedrild werden in voorbereiding op een zware veldslag in Rusland. Ondertussen waren Johannes en zijn geliefden in Sint Hubert maar liefst ‘drie hondert en 25 uuren’ van elkaar verwijderd…
Vermiste soldaten
Van Johannes Ermers ontbreekt na deze laatste brief ieder spoor. Hij duikt nergens op in onze genealogische bronnen, maar er is ook niets bekend over zijn dood. Johannes was niet de enige. Waarschijnlijk hebben ruim duizend jongemannen uit Noord-Brabant de veldtocht naar Rusland meegemaakt en slechts een enkeling is teruggekeerd. Honderden families hebben dus lange tijd tussen hoop en vrees geleefd, maar de meesten hebben nooit meer iets gehoord van hun zoon of broer. Ook de familie Ermers uit Sint Hubert heeft dit grote verlies moeten verwerken. Johannes Ermers is waarschijnlijk nooit uit Rusland teruggekeerd…
‘Tot in der eeuwigheijt’
Johannes zelf was niet bang voor de dood, integendeel. Hij heeft er namelijk nog ‘geen verdriet’ van gehad dat hij daar zal moeten sterven, want dan ‘verbleijt sig den geest.’ Mocht hij toch thuiskomen, dan ‘verbleijt sig den natuer.’ De jonge soldaat accepteerde dus heel nuchter de kans dat hij de veldtocht niet zou overleven en hij zag er naar uit zijn geliefden terug te zien in de hemel.
Tot slot neemt hij afscheid van zijn geliefden: ‘Nu vrindelijk gegroet, lieve susters en zwaager en alle bekende en vriende, misschien tot in der eeuwigheijt (…) Ik ga nu na het velt, na den Rus (…)’ Op dit Russische ‘velt’ heeft Johannes Ermers hoogstwaarschijnlijk zijn laatste adem uitgeblazen…
~ Lisette Kuijper – BHIC
Lees ook het eerste deel: Op oorlogspad naar Rusland!
….en het tweede deel: ‘Een dal der traanen’