In de loop van de geschiedenis traden duizenden Nederlanders toe tot het in 1831 opgerichte Franse Vreemdelingenlegioen. Rende van de Kamp, die zelf zeven jaar diende in het legioen, publiceerde onlangs het boek Geen mannen, maar duivels!, over Nederlanders in het Franse vreemdelingenlegioen. Op Historiek publiceren we een fragment, waarin de Eerste Wereldoorlog centraal staat.
Nederlandse vrijwilligers in het Franse Vreemdelingenlegioen in de Eerste Wereldoorlog
2014. In Nederland maakt men zich zorgen over een handvol landgenoten die als vrijwilligers in de Syrische burgeroorlog meevechten. Wij vragen ons af hoe iemand het in zijn hoofd haalt vrijwillig in een oorlog mee te vechten. Ook maken wij ons zorgen over wat deze mensen kunnen gaan doen wanneer zij zijn teruggekeerd. De aantallen die worden genoemd liggen iets boven de honderd.
1914. De Eerste Wereldoorlog breekt uit. Duizenden gefascineerde Nederlanders vertrekken naar één van de oorlogvoerende landen om mee te vechten. Kranten berichten enthousiast over hun lotgevallen. Het gaat mogelijk om wel 5.000 landgenoten.
Hoewel tijdens dit eerste mondiale conflict Nederlanders dienden in de legers van bijna alle meevechtende landen, waren de aantallen vrijwilligers in het Franse Vreemdelingenlegioen het grootst. Frankrijk was voor velen een toevluchtsoord geweest met artistieke en politieke vrijheid. Schrijvers, musici en schilders uit vele landen woonden in Parijs. Onder hen was het animo groot om iets te doen voor hun adoptieland.
Nadat eind juli 1914 de Fransen de buitenlanders die in Frankrijk verblijven vragen dienst te nemen, worden de recruteringsbureaus bestormd door grote aantallen vrijwilligers. Alleen al in 1914 meldden zich 44.000 buitenlanders van 51 nationaliteiten voor dienst in het Legioen. Niet alleen buitenlanders die al in Frankrijk woonden, maar ook speciaal uit het buitenland om zich aan te melden. De aantallen waren zo enorm dat er speciale regimenten werden opgericht die werden ingedeeld bij het Vreemdelingenlegioen. Contracten waren voor de duur van de oorlog en niet, zoals gebruikelijk in het Legioen, voor vijf jaar. Ook veel Nederlanders meldden zich aan, maar hoeveel het er precies waren kan niet meer worden achterhaald. De hoogst genoemde aantallen Nederlanders in het Legioen zijn 1400, de laagste 215. Het Legioen zelf noemt over deze periode 222 Nederlandse legionairs. Het is zelfs niet bekend hoeveel Nederlanders sneuvelden in de modder van Noord-Frankrijk. Het hoogste aantal dat wordt genoemd is 900, het laagste 200.
Arthur Knaap, een Nederlander van Indische afkomst, heeft zich ook gemeld. Hij schrijft regelmatig brieven. Hoewel hij zijn brieven richt aan zijn vriendin Mies, was het ook de biecht van een verdoemde soldaat die aan het papier werd toevertrouwd. Arthur:
“Iedereen was in de loopgraaf en wij bereidden ons voor tot den stormloop.” […] “Eenige minuten later is het onze beurt. Ik hijsch me op, val met het gezicht in de modder, sta op, glijd nog eens uit, alle angst is verdwenen. De eerste golf hypnotiseert mij, ik kan mijn ogen niet van haar afwenden, en voort gaan wij, als jonge dieven die men loslaat. De eersten hebben de vijandelijke loopgraaf bereikt, als plotseling boven onze hoofden, sst-boem, vliegen de shrapnells uiteen. Het gordijnvuur, te laat; wij zijn al voorbij. Maar ginder, rechts, hoor ik een regelmatig en onophoudelijk tak-tak-tak, in een razend tempo. Hier en daar vallen sommige blauwe vlekken, hoe langer hoe meer. Om mij heen slaan de kogels in den grond met een doffen slag, en een beetje modder spat dan op. De mitrailleuse schijnt onbereikbaar te zijn.”
Karel Heijting is ook Indisch-Nederlander en een bekende voetballer. Hij voetbalt bij HVV, Haagsche Voetbal Vereeniging, één van de eerste Nederlandse clubs. Heijting is hier middenvelder. De voetballer wordt ingedeeld bij het RMLE, een marsregiment. Op 17 augustus 1915 bericht ‘Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië’ dat Karel Heijting gewond is geraakt in de buik en door de Duitsers gevangen is genomen.
De in 1872 geboren Amsterdamse kleermaker Mozes Abraham Hillesum, een oom van Etty Hillesum, meldde zich aan in 1914. In de loopgraven werd hij slachtoffer van een gasaanval van de Duitsers en hij overleed aan de gevolgen daarvan in 1921. De in de Tweede Wereldoorlog hoog onderscheiden verzetsstrijder en hoofdredacteur van Vrij Nederland Willem Jean Lenglet schreef later:
‘Die mensen waren wij: la Legion – een samenraapsel van alles wat de wereld aan moed, durf, onverschilligheid, idealen, wanhoop en lust naar avonturen bevat.’
Een Hagenaar vertelt aan de krant Het Volk over een grote aanval in de Champagne:
“Wij plantten de bajonet op het geweer en in den looppas ging het er nu op los tegen 60 á 70 blaffende Duitse machinegeweren in.” […] “Een soort razernij bevangt je. Schreeuwend, gillend, stampend ga je vooruit, het geweer stijf in de handen geklemd. Toch heb je ook ogenblikken, waarin je precies en duidelijk ziet wat er om je heen gebeurt.” […] “Door de gierende kogels gaat het voorwaarts. Je hebt de zekerheid: iedereen kan worden getroffen, maar ik, ik alleen niet. Die wonderlijke zekerheid, die op niets steunt dan op het verlangen om te blijven leven, houdt je op de been, doet je niet wegvluchten uit de verschrikking. Bij elken stap vielen er. Ook Hollanders: sergeant Funeke, een Amsterdammer, Hiemstra, een Fries, één der vier gebroeders De Boers en anderen.”
Op 12 december 1914 sneuvelde M.C.E. Kriens bij het plaatsje Frise bij de Somme en was daarmee wellicht de eerste gesneuvelde Nederlander aan Franse zijde. Kriens was kapelmeester en dirigent en had nog op het Conservatorium gezeten in Den Haag. Kriens was toen hij zich aanmeldde al tot Fransman genaturaliseerd. Toch kwam hij in het Vreemdelingenlegioen terecht. De Meierijsche Courant van 2 januari 1915 wijd er nog een kort artikel aan en besluit met:
‘Als kapelmeester en musicus had de heer Kriens een goeden naam verworven.’
Jean Oxenaar wordt op 9 mei 1915 zwaar gewond bij een bajonetaanval. Op 15 oktober wordt hij onderscheiden met de Médaille Militaire, een hoge onderscheiding.
Op 13 oktober 1915 vertelt het Nieuwsblad van het Noorden dat er Nederlanders zijn gesneuveld bij gevechten aan het Westelijk front.
Tijdens het grote Somme-offensief in 1916 zijn de verliezen enorm. De Amerikaanse dichter Alan Seeger doet mee aan de grote aanval van het RMLE op het dorp Assevillers. ‘I have a rendez-vous with death’, dichtte Seeger kort daarvoor. Hij zou gelijk krijgen. Op 4 juli is het zover. Maar Seeger is niet alleen in de dood, 25 officieren van zijn eenheid en maar liefst 844 legionairs houden hem gezelschap na een strijd van maar twee dagen. Onder die 844 legionairs zijn zeker vier Nederlanders: Joseph Boosten, Adrien Sanders van Los, Louis Batta en Jean Charles Arnoldussen. Op 9 juli sneuvelt vlakbij ook Eberhard Bemelmans.
Niet alleen mannen die zich aanmelden in de Eerste Wereldoorlog vechten en sneuvelen in de Franse modder. Ook de mannen uit de Afrikaanse regimenten vechten mee. De Nederlander Van Lees is een oudgediende die jaren in Afrika doorbracht. Tijdens de veldslagen in Noord-Frankrijk is hij sergeant. De Zwitserse schrijver en dichter Blaise Cendrars, die dienst heeft genomen in het Legioen, komt hem tegen in de loopgraven.
‘Van Lees leidde zijn sectie als een soort privé-leger. Een zwarte vlag wapperde boven zijn loopgraaf in het niemand’s-land en hij selecteerde recruten als een feodale heer. De beste legioenskok, de beste wijnen, de beste sigaretten.’ […] Zoals zoveel legionairs ging hij te ver en werd gedegradeerd. Hij en zijn grote rivaal, sergeant Popoff, speelden poker voor voedsel, wijn, sigaretten, hun uitrusting, de uitrusting van anderen. Er kwam een dag dat ze hun machinegeweren inzetten. Van Lees won. Popoff beschuldigde hem van vals spel. Messen flikkerden. Beide gehavende sergeants begonnen opnieuw als legionairs tweede klas.’
Korte tijd later komt voor Van Lees de keerzijde van het geluk.
‘Van Lees liep voor Cendrars uit één moment en het volgende was hij verdwenen. Een granaat barstte bovenop hem en hij verdampte letterlijk. Cendrars was getuige van het macabere schouwspel van zijn lege broek die in de modder dreef. Dat en een hoge, lege gil was alles dat restte van Van Lees’.
De gevechten in het noord-oosten van Frankrijk kosten zoveel legionairs het leven, dat vanaf 11 november 1915 de resten van de Vreemdelingenregimenten worden samengevoegd tot één regiment, het Régiment de Marche de la Legion Etrangère (RMLE). Het RMLE bleef precies drie jaar actief totdat op 11 november 1918 de Wapenstilstand werd getekend. Daarna werd dit regiment opgeheven. In die drie jaar werd dit regiment het meest onderscheiden regiment van Frankrijk en verloor het in totaal 139 officieren, 349 onder-officieren en 3628 legionairs.
Legionairs vochten niet alleen in Frankrijk zelf, maar ook tegen de Turken op de Dardanellen en tegen de Bulgaren in Servië. Een aparte geschiedenis is het optreden van vier compagnieën legionairs in het noorden van Rusland. Toen deze eenheid ter plaatse werd ontbonden, sloot een aantal legionairs zich aan bij de Witte Legers van Boudenitsj en hielp mee met de verdediging van de stad Petrograd, later Leningrad en nu Sint-Petersburg. Later meldde een aantal overlevenden van die strijd zich opnieuw aan in het Noordafrikaanse hoofdkwartier van het Vreemdelingenlegioen.
Hoewel Nederland neutraal bleef in deze oorlog, was de geschiedenis van het Vreemdelingenlegioen tijdens de gevechten ook een beetje de geschiedenis van een groep Nederlanders.
~ Rende van de Kamp
www.geenmannenmaarduivels.nl