De grote dakgotenoorlog
De brieven, krantenartikelen en overheidsdocumenten die voor mij klaarliggen, brengen me naar 1789. Dat is vlak voordat drie grote branden Albany voorgoed zouden veranderen. De voertaal is op dat moment nog Nederlands, maar het Engels rukt van alle kanten op.
Veel van deze documenten gaan over een belangrijke kwestie die Albany – Albanij schrijven sommige Nederlandstalige inwoners heel eigenwijs – toen in haar greep hield. Het was niets minder dan een botsing van werelden, waarin Nederlands- en Engelstaligen lijnrecht tegenover elkaar stonden. Een compromis was onmogelijk.
Het ging, zoals wel vaker bij culturele conflicten, om iets banaals. Centraal stond de praktische vraag hoe je regenwater op een fatsoenlijke manier van het dak kon krijgen. Tot dan toe gebeurde dat in Albany door waterspuwers: haaks op de dakgoot geplaatste pijpjes die het water in een straal richting de straat leidden.
Nieuwkomers, afkomstig uit andere gebieden aan de Amerikaanse oostkust, vonden dat een achterlijke manier van afwateren, het spetterde enorm en er vormden zich plassen op straat. Regenpijpen brachten het water direct de bodem in, dat was toch veel handiger?
Wellicht, maar voor de oorspronkelijke, Nederlandstalige inwoners van Albany stonden de waterspuwers voor iets veel groters. Het was de Nederlandse manier om regenwater af te voeren, zeiden ze. In Leiden, Zutphen en Harderwijk deden ze het ook zo. Het was wie ze waren. Wat de oude Renselaers en Voorhesens vergaten, was dat in Nederland de waterspuwers vaak afwaterden in een sloot of gracht, niet op straat.
De gemeente Albany wilde er dan ook vanaf en hakte in 1793 de knoop door: de waterspuwers moesten weg.
‘Toen deze verordening werd aangenomen, was de consternatie onder de burghers enorm. Het gekrakeel was net zo groot als wanneer er een wet was aangenomen dat ze hun geliefde moedertaal niet meer mochten spreken,’
…schrijft de Engelstalige bankier Gorham Worth uit Albany in zijn memoires, niet zonder leedvermaak. Hij was niet de enige Engelstalige die zich vrolijk maakte over de oorspronkelijke inwoners van Albany die wanhopig vasthielden aan het oude.
‘De Nederlandstaligen zijn over het algemeen in donkere tijden blijven steken. Dat toont zich in hun gebrek aan literaire ontwikkeling, de [eenvoudige] interieurs van hun ongastvrije onderkomens en hun achtergebleven intellectuele groei,’
…zo schrijft Elkanah Watson in zijn dagboek, dat in het archief is terechtgekomen. Alleen als iedereen in Albany Engels gaat spreken, wordt het een echte Amerikaanse stad met groeipotentieel, niet een levend fossiel uit de prehistorie van de Verenigde Staten.
De sluwe en invloedrijke bankier is een van de 700.000 mensen die tussen 1790 en 1820 vanaf de Atlantische kust naar de staat New York zijn getrokken, aangetrokken door de economische mogelijkheden van dit relatief onontgonnen gebied. Door de Amerikaanse onafhankelijkheid zijn er geen belemmeringen meer om van de ene regio naar de andere te trekken. Er komen ware volksverhuizingen op gang.
Velen komen net als Watson tijdelijk of permanent terecht in Albany, een stad die zich daardoor razendsnel ontwikkelt. In het oude Beverwijck is geld te verdienen; ondernemers bouwen een nieuwe industrie, aangedreven door stoom of de kracht van de snelstromende Mohawk-rivier, die ook langs Albany stroomt. Door die dynamiek en de centrale ligging roept de Amerikaanse overheid het voormalige Beverwijck na de onafhankelijkheid uit tot hoofdstad van de staat New York.
Zoveel nieuwe inwoners, dat zorgt voor ingrijpende sociale en linguïstische veranderingen. Het Engels duwt het Nederlands in slechts enkele jaren totaal in de verdrukking. ‘Albany is enorm opgeknapt, vooral omdat de inwoners het Nederlands als belangrijkste taal hebben opgegeven,’ schrijft Timothy Dwight, hoofd van de universiteit Yale, na een bezoek aan de stad.
‘Mensen spreken in het openbare leven Engels, en alleen nog thuis en in de kerk Nederlands.’
Hij heeft gelijk. Het is ook inefficiënt om in een land meerdere talen te gebruiken. Als Amerika een natie wordt waar in de ene stad Zweeds wordt gesproken, in de volgende Duits en daartussenin Nederlands, dan zal communicatie uitgroeien tot een groot probleem. Net als in Europa, waar landen en volkeren constant met elkaar overhoopliggen. De staten zijn dan niet united. Juist door het hele land te standaardiseren onder één taal kunnen de Verenigde Staten uitgroeien tot een wereldmacht.
Alleen zit er wel schoonheid in inefficiëntie.
Nieuwkomers als Watson, Worth en Dwight krijgen al snel de overhand in de stad. De banen die ze creëren zorgen voor nog meer nieuwelingen. De ambtenaren die erheen trekken om de staat vanuit deze nieuwe hoofdstad te besturen, doen de rest. Tussen 1820 en 1830 verdubbelt het inwoneraantal van de stad. In de havens aan de oostkust komen hoopvolle massa’s aan uit Ierland, Duitsland, Italië en Oost-Europa. Zij leren allang geen Nederlands meer, Engels is de sleutel om snel in te burgeren.
Amerika pubert. Het land dat een identiteit zoekt, zet zich af tegen het oude. Inwoners van Albany raken achter elkaar hun waterspuwers, oude huisjes en hun grote kerk kwijt. Het moet een verontrustende ontwikkeling zijn geweest voor mensen geboren en getogen aan de kinderkopjes; binnen drie decennia is wat ze ooit als hun broekzak kenden onherkenbaar veranderd. Eenmaal onafhankelijk is Amerika overduidelijk het land van de snelle ontwikkelingen. Voor nostalgie is geen plaats in de jonge natie.
Toch is de taal minder snel te vervangen dan dakgoten en kerkgebouwen. De Nederlandse predikant Gerardus Balthazar Bosch, die in 1827 naar de Niagara-watervallen reist, merkt dat veel Amerikanen rond de Hudson en de Mohawk nog Nederlands spreken.
‘Ik kan bijna zeggen dat ik op de reis van New York naar de Niagara in geen schuit of wagen geweest ben, zonder dat mensen op het horen van een Hollands gesprek zich erbij voegden […] zodat het heersende gesprek, voor enige tijd, gevoerd werd in het [Nederlands].’
Ook al zijn de Neder-Amerikanen in de stad inmiddels in de minderheid, hun taal blijft een belangrijke cultuurdrager. Waarschijnlijk vooral omdat de elite van Albany lang Nederlandstalig blijft. Dat geeft de taal nog een beetje status, en een paar jaar respijt.
Boek: De Tawl – Philip Dröge