Zijn naam vestigde Nicolaas Beets (1814-1903) vooral als schrijver – onder het pseudoniem Hildebrand – van het boek Camera Obscura in 1839. Naast schrijver en dichter was Beets een bekende predikant, een aanhanger van de Romantiek en een van de voormannen van het Réveil, een opwekkingsbeweging in de Nederlandse Hervormde Kerk.
Jonge jaren en predikantschap van Nicolaas Beets
Nicolaas Beets werd geboren op 13 september 1814 in Haarlem, als zoon van een apotheker. In 1833 ging Beets in Leiden theologie studeren. Hij werd in 1840 predikant in Heemstede en daarna vanaf 1854 in Utrecht. Als predikant onderscheidde Beets zich door zijn pastorale betrokkenheid bij gemeenteleden die problemen hadden. Verder hadden zijn preken een zogenoemde ‘ethisch-irenische’ inslag: een stijl die de klemtoon legt op bekering van de kerk van binnenuit, door persoonsverandering en persoonlijke invloed. Aan apologetiek hadden de ethisch-irenischen geen behoefte en tevens stonden zij open voor historische kritiek op de Bijbel (anders dan ortohodox-gereformeerden als Abraham Kuyper).
Beets’ sociale betrokkenheid op de medemens kwam ook tot uiting in zijn bestuurschap van de Heldringstichtingen (organisaties die vanaf 1847 hulp bood aan (ex-)prostituees, en later als behandelinstituut aan jongeren met problemen). Verder was Nicolaas Beets een belangrijke voorman van de hervormingsbeweging het Réveil, naast onder andere Isaäc da Costa. Het Réveil streefde naar een opleving van de Nederlandse Hervormde Kerk van binnenuit.
Belangrijkste invloeden en werken
Bekende schrijvers als Walter Scott, George Byron en Laurence Sterne werden door Nicolaas Beets stukgelezen en hadden een grote invloed op zijn vorming als schrijver.
In zijn studententijd, in de jaren 1833-1839, schreef Beets enkele romantische werken. Zoals Jose, een Spaansch verhaal (1834) en Guy de Vlaming (1837). In 1838 publiceerde hij zijn dichtbundel Gedichten. Deze en meer werken kenmerkten zich door thema’s uit de Romantiek, zoals personages met emotionele uitbarstingen, zonde, duisterheid, algehele somberheid en psychologisch uitgewerkte personages.
Maar het was niet alleen treurnis en zwartgalligheid die de toon van Beets’ werk zetten. Zo schreef hij ook humoristisch en ironisch werk. Een voorbeeld is het verhalende gedicht De maskerade. In dit gedicht beschreef Beets op een laconieke manier een historische optocht in Leiden, die georganiseerd was door een aantal studenten in die stad. Ook Camera Obscura (1839) is bekend vanwege de ironische toonzetting. In dit boek, dat meteen een groot verkoopsucces werd, passeerden tal van typetjes en rare situaties uit de Nederlandse samenleving de revue. Beets’ magnum opus bleef overigens populair, ook in de twintigste eeuw. Tot 1903 verscheen dit boek in maar liefst 23 herdrukken.
Na 1840 richtte Beets zich steeds meer op zijn predikantschap en de theologie. Hij trok zich wat terug uit de literaire wereld, maar bleef nog wel veel gedichten en werkjes schrijven. Zijn gedichten van na 1840 handelen vooral over thema’s als het vaderland, het gezins- en familieleven en het christendom.
Hoogleraarschap en overlijden
Van 1875 tot 1884 was Nicolaas Beets hoogleraar Kerkgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht.
Beets overleed op 13 maart 1903 in Utrecht. Hij werd ter aarde besteld op begraafplaats Soestbergen. Op zijn grafsteen stond de korte tekst:
God is mijn licht.
In een in memoriam’ schreef Pierre Daniel Chantepie de la Saussaye in 1904 over Nicolaas Beets:
“Twee schrijvers hebben in de laatste geslachten ons Hollandsch los gemaakt en vernieuwd: Hildebrand en Multatuli. Dat hun invloed in zoo uiteenloopende richting werkt is evenzeer in het verschil van beider stijl als in het verschil van den geest hunner werken gegrond: trouwens indien de stijl de mensch is, kunnen wij vorm en inhoud niet van elkander scheiden. Maar de Camera is meer een nationaal boek dan Max Havelaar.”
De ‘moerbeitoppen’ van Beets
Terwijl Camera Onscura Beets’ bekendste boek was, geldt onderstaand gedicht – ‘De moerbeitoppen ruischten‘ (1904) – als een van zijn bekendste rijmpjes:
De moerbeitoppen ruischten;
God ging voorbij;
Neen, niet voorbij, hij toefde;
Hij wist wat ik behoefde,
En sprak tot mij;Sprak tot mij in de stille,
De stille nacht;
Gedachten, die mij kwelden,
Vervolgden en onstelden,
Verdreef hij zacht.
Boek: De Camera Obscura (in context) – Nicolaas Beets
Bronnen ▼
*http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=beet005
*http://www.dbnl.org/tekst/beet005gedi07_01/beet005gedi07_01_0293.php
*G. Harinck (red.), Christelijke Encyclopedie Deel I (Kampen, 2005) p.162-163.
*https://www.literatuurgeschiedenis.nl/19de/auteurs/lg19017.html
*https://www.bibliotheek.nl/eregalerij/nicolaas-beets/nicolaas-beets-biografie.html