Wanneer er een boek over Anne Frank verschijnt, moet de vraag gesteld worden of het nieuwe feiten bevat die een nieuwe publicatie rechtvaardigen. In de publiciteit over Na het Achterhuis van de historicus Bas von Benda-Beckmann wordt gesteld dat de overlijdensdatum van Anne Frank een maand eerder moet zijn geweest dan de datum die het Rode Kruis na de oorlog heeft vastgesteld.1 Deze scoop is gebaseerd op de conclusies van het eerdere archiefonderzoek van de historicus Erika Prins die reeds in 2015 door de Anne Frankstichting bekend werden gemaakt. Krijgen we in de nieuwe publicatie meer dan dit ‘nieuwsfeit’ en voor wie is het boek bestemd?
De auteur volgt de lotgevallen van de acht arrestanten aan de hand van archiefstukken, de verklaringen van overlevenden en naoorlogse publicaties. Hij baseert zich op het onderzoeksverslag van Erika Prins, die het daadwerkelijke bronnenonderzoek heeft verricht.2 Op grond daarvan wordt het vertakte spoor in kaart gebracht dat de Achterhuisbewoners naar het Durchgangslager Westerbork voerde en dan van Auschwitz naar Bergen-Belsen. Het begrip genocide is een abstractie, maar krijgt pas echt lading als de lotgevallen van de vermoorde slachtoffers in kaart worden gebracht. Auguste van Pels kwam om tijdens het transport uit het kamp Raguhn om, haar zoon Peter werd via Mauthausen naar Melk afgevoerd waar hij de dood vond. Fritz Pfeffer stierf in Neuengamme. Zoals bekend keerde alleen Otto Frank terug naar huis.
De laatste zeven maanden van Anne Frank
In de loop der jaren is er een ontelbare reeks publicaties over Anne Frank verschenen. Ook zijn er documentaires gemaakt, waarin de lotgevallen van de dagboekschrijver zijn onderzocht. Een goed voorbeeld van een documentaire waarvoor veel historische research werd gepleegd en getuigen werden geïnterviewd, is Willy Lindwer’s De laatste zeven maanden van Anne Frank (1988). De indringende documentaire over de ervaringen van de vrouwen die Anne Frank van nabij hadden meegemaakt in de naziconcentratiekampen, is in zijn geheel op Youtube te zien.3 De cineast Lindwer won er een Emmy mee. Na het Achterhuis volgt de benadering van Lindwer en baseert zich grotendeels op dezelfde getuigen.
Het boek bevat toepasselijke illustraties die het verhaal en de context voor de lezer goed in beeld brengen. Er staan vele foto’s van de familie Frank in, maar ook afbeeldingen in kleur van plattegronden van de kampen waarin de hoofdpersonen van het boek gevangen hebben gezeten. Er is duidelijk rekening gehouden met een breed lezerspubliek en met name middelbare scholieren die een profielwerkstuk over Anne Frank willen schrijven, worden door dit boek goed bediend.
De teksten die bij de archivalia zijn afgebeeld, zoals de op persoonsnaam gesteld administratiekaarten van de Joodsche Raad, zijn echter naar de mening van deze recensent te beknopt. De archiefstukken vormen de schaarse bewijzen van de authenticiteit van het verhaal van Anne Frank tot aan haar dood. Een analyse van die stukken, hun ontstaan en functie in de tijd, en hun verhouding tot de historische werkelijkheid hoort in dit boek thuis, maar ontbreekt. Het uitsluitend noemen van de lijsten en cartotheken is dan niet voldoende, omdat de herkomst en geschiedenis van deze kaarten hun eigen, bijzondere narratief hebben, dat het historische beeld beïnvloedt.4 Wellicht is de wetenschappelijke diepgang gesneuveld ter wille van de leesbaarheid.
Herinnering en context
Von Benda-Beckmanns persoonlijke historiografische bijdrage wordt vooral gevormd door het nader contextualiseren van de resultaten van het eerdere onderzoeken. Zo schrijft hij naar aanleiding van de getuigenissen over Westerbork een beschouwing over de kennis en verwachtingen bij de gevangenen in het kamp over wat hen te wachten stond.5 In deze passage verwijst hij naar de discussie die plaatsvond naar aanleiding van Bart van der Booms, Wij weten niets van hun lot.6 Toch schreef Anne op 9 oktober 1942 in haar dagboek:
‘Wij nemen aan dat de meesten vermoord worden. De Engelse radio spreekt van vergassing, misschien is dat wel de vlugste sterfmethode’.
Von Benda-Beckmann concludeert dat op grond van de beschikbare bronnen niet kan worden vastgesteld welke verwachting de acht onderduikers over hun lot in Polen hadden. In feite legt hij hier de vinger op het zwakke punt: het contextualiseren van hun lotgevallen zegt feitelijk niets over wat er omging in de hearts and minds van de acht voormalige onderduikers. De naoorlogse verklaringen van ooggetuigen kunnen in de tijd zijn verkleurd en vervormd zijn door latere persoonlijke ervaringen en gesprekken, hoe gedetailleerd en helder de verklaringen ook mogen zijn. In de menselijke geest is er altijd een dialoog tussen het heden en het verleden, waardoor het verleden wordt vervormd. Hoe verder de tijd verstrijkt, hoe meer dit proces het geheugen verandert en dat erodeert de waarde van oral history. Het dagboek van Anne hield op toen ze werd gearresteerd, er zijn later geen persoonlijke aantekeningen, laat staan dagboeken meer bijgehouden. De meeste gevangenen hebben hun eigen ervaringen en gedachten tijdens hun gevangenschap niet kunnen vastleggen. Otto Frank hield pas na zijn bevrijding in Auschwitz een notitieboekje bij omdat het bijhouden van notities in het kamp zeer streng werd bestraft.
Schaarse feiten en de naoorlogse vermistenproblematiek
De schaarste aan authentieke, vastgelegde feiten en de mogelijke vervorming van herinneringen van overlevenden geven de moeizame taak aan waarvoor opsporingsinstanties zich na de oorlog gesteld zagen. Aangezien de werkwijze van het Rode Kruis onderwerp is van kritiek, zou je mogen verwachten dat de auteur juist daaraan uitgebreid aandacht geeft. Immers, niet alleen de plaats en datum van overlijden van deze voormalige onderduikers werd door het Rode Kruis onderzocht (en vervolgens door het ministerie van Justitie formeel vastgesteld), maar van alle vermiste oorlogsslachtoffers: Joden, Roma en Sinti, politieke gevangenen, tewerkgestelden. Dezelfde problematiek komen we dus tegen bij vele andere vermisten. Wellicht vanwege de nadruk op de leesbaarheid geeft Von Benda over dit ingewikkelde proces slechts schaarse informatie. Uitleg over deze droge juridische en administratieve processen kan veel lezers afschrikken, maar zijn juist in dit verhaal een belangrijke verklarende factor. In het onderzoeksverslag van Prins, waarop Von Benda zijn boek heeft gebaseerd, treffen we daarover meer inhoudelijke informatie aan.7
De invloed van de wet- en regelgeving
Tot 2 juni 1949 was er in Nederland geen wettelijke regeling om overlijdensakten van oorlogsvermisten te kunnen opmaken. De Rode Kruisverklaringen waren tot die datum niet rechtsgeldig en werden door sommige gemeenten geweigerd. Grote rechtsonzekerheid voor de nabestaanden was het gevolg met alle financiële gevolgen van dien. Vervolgens werd de Wet van 2 juni 1949, houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten, van kracht.8 Die juridische-administratieve context verklaart mede waarom er op individueel niveau, een verschil kan zijn tussen de administratief-juridische werkelijkheid en het historische verhaal. In het kader van herinneringsprojecten zoals het plaatsen van Stolpersteine is er tegenwoordig veel aandacht voor de lotgevallen van de ‘gewone’ slachtoffers van de Sjoa. Onderzoekers kunnen in die gevallen onjuiste plaats en datum van overlijden tegenkomen, die doorgaans te zijn verklaren met kennis over de naoorlogse gang van zaken en nader archiefonderzoek. Het is een gemiste kans dat daar in dit boek niet nader op wordt ingegaan, maar de meeste lezers zullen daar niet wakker van liggen.
Wie is/zijn de auteur(s)?
Opmerkelijk is, dat op Google Books en op de websites van diverse boekhandels9 het boek Na het Achterhuis twee auteurs kent: Von Benda-Beckmann en Prins. De papieren versie noemt alleen Von Benda-Beckmann als auteur. In het boek verwijst hij naar het onderzoeksverslag van Prins uit 2016, maar het is de vraag of dat voldoende is.10 De vraagstelling, opzet en uitvoering van Von Benda-Beckmann hebben grote overeenkomsten met de aanpak van Prins. De vraag wie er als de auteur(s) van een boek moet(en) worden beschouwd is geen alledaagse voor een recensent. Ik meen dat een historicus die het onderzoeksverslag van een collega-historicus uitwerkt tot een gepubliceerd boek, niet kan volstaan met de mededeling in het voorwoord dat het boek het product is van een ‘gezamenlijke inspanning’.11
Conclusie
Na het Achterhuis is vooral gebaseerd op de resultaten van eerder onderzoek. De auteur is er doorgaans in geslaagd dit te voorzien van de verhalende context. Het is geen wetenschappelijk baanbrekend of vernieuwend werk, maar dat was vermoedelijk niet het streven. De afgedrukte foto’s van de bronnen zijn waardevol, maar het ontbreekt aan een nadere beschrijving van de context van deze archivalia, kennelijk ter wille van de leesbaarheid. Dat heeft geleid tot een kloek overzichtswerk, waarin eerder onderzoek en publicaties helder worden geanalyseerd. Voor iedereen die in Anne Frank en de andere onderduikers van het Achterhuis is geïnteresseerd, biedt het boek gestructureerde en overzichtelijke informatie. Vanwege de leesbaarheid, de vele illustraties zal het een breed lezerspubliek aanspreken.
Boek: Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen
Fragment uit het boek: Margot en Anne Frank in Bergen-Belsen
2 – Het onderzoeksverslag was gedurende enige tijd te vinden op de website van de Anne Frank Stichting, maar is inmiddels verwijderd. Op de persoonlijke website van Prins treffen we een digitaal exemplaar aan. https://hethistorischbedrijf.nl/app/uploads/2017/10/2018-02-23-Onderzoeksverslag-voor-website-.pdf
3 -https://www.youtube.com/watch?v=5YEbjXfYgLc
4 – Na het Achterhuis, 50 e.v.
5 – Ibidem 112-122.
6 – Bart van der Boom, Wij weten niets van hun lot. Gewone Nederlanders en de Holocaust (Amsterdam, Boom: 2012 en 2020).
7 – Zie de uitgebreide noot 13 in het onderzoeksverslag van Prins.
8 – Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden No. J 227, 1949.
9 – Zie de website van Atheneum: https://www.athenaeum.nl/boek/?authortitle=bas-von-benda-beckmann-erika-prins/na-het-achterhuis–9789021423920.
10 – Onderzoeksverslag Prins.
11 – Na het Achterhuis, 9.