"De notaris was een integer bestuurder, die financiële verantwoording belangrijk achtte, zelfs in noodsituaties, die opkwam voor de misdeelden in eigen kring en zijn medemensen in doodsangst probeerde te helpen."
Drie recente publicaties bewijzen dat de confrontatie met de Sjoa nog steeds onvermijdelijk is.
Onno Lassooy vertelt in Getekend voor het leven het verhaal van de grootvader van zijn vrouw, Willem Zwagers (1905-1975) die als tekenaar verbonden was aan de Kriegsberichter, het propaganda-onderdeel van de Waffen SS.
Het dagboek van Bernard ‘Bernie’ Mestriz neemt de lezer mee naar het leven van een vervolgde Joodse jongen uit Terborg tijdens de oorlog. Zwervend door de Achterhoek ontsnapt hij op miraculeuze wijze aan vervolging door de nazi’s.
Wanneer er een boek over Anne Frank verschijnt, moet de vraag gesteld worden of het nieuwe feiten bevat die een nieuwe publicatie rechtvaardigen. In de publiciteit over Na het Achterhuis van de historicus Bas von Benda-Beckmann wordt gesteld dat de overlijdensdatum van Anne Frank een maand eerder moet zijn geweest dan de datum die het Rode Kruis na de oorlog
De naoorlogse scheiding tussen wie fout en wie goed was geweest, heeft zijn weerslag gehad op het leven van de tweede generatie, die vaak werd achtergesteld en buitengesloten. Kinderen zijn niet schuldig aan het gedrag van hun ouders, maar kregen wel de negatieve effecten te maken.
In het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit Amsterdam hangt een plaquette met daarop negentig namen van gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Zij waren student, hoogleraar, medewerker of bestuurder van deze universiteit. De gedenkplaat bestaat sinds 1952, met de bedoeling dat de universitaire gemeenschap hun namen zou blijven noemen.
Recensie van: Wim Berkelaar, Ab Flipse, George Harinck (red.), Tjeerd de Jong en Gert van Klinken, Een oorlogsplaquette ontrafeld. Het herdenkingsmonument 1940-1945 van de Vrije Universiteit Amsterdam (Boom, Amsterdam: 2020)
Veertien jaar na de Rwandese genocide begint de zeventienjarige Maridadi vragen te stellen bij haar verleden – en vooral bij haar moeders dood tijdens deze inktzwarte periode.
Er waren op zijn minst twee Adolf Eichmannen, waartussen een zeer groot contrast bestond. De Adolf Eichmann die zich in het beklaagdenbankje in Jeruzalem aan het publiek toonde was een grijze duif.
Decennialang ging oud-journalist Harry van Wijnen dagelijks om met collega’s en vrienden die in de oorlog in het verzet hadden gezeten, iets waarover ze vrijwel nooit spraken.
De half-Joodse Femma was administratief ‘vol-Joods’ en werd in 1943 opgeroepen voor tewerkstelling, dus deportatie.
Van augustus tot december 1942 stopten 39 treinen uit Frankrijk, Nederland en België, die op weg waren naar Auschwitz, op het station van het Silezische stadje Cosel. Bijna tienduizend Joodse mannen en jongens werden hier geselecteerd. In kampen in Silezië verrichtten zij dwangarbeid, waarbij de overgrote meerderheid bezweek.
Als het in Nederland over de oorlog gaat, bedoelen we daarmee bijna altijd de Duitse bezetting. In zijn overzichtswerk komt historicus Peter Romijn tot een ander inzicht: onze ‘lange Tweede Wereldoorlog’, die begon met de Duitse inval in mei 1940, eindigde pas in de laatste dagen van 1949, met de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië.
Tijdens de Duitse bezetting kreeg de Nederlandse ambtenarij veel macht toebedeeld. De secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken Frederiks vatte dat kernachtig samen: ‘Ik ben nu de koningin, de minister en de Staten-Generaal in één persoon verenigd.’