In het Verraad van Anne Frank wees een coldcaseteam notaris Arnold van den Bergh onlangs met veel bombarie en met behulp van “big data” aan als – voor 85% zeker – de verdachte van het verraden van de familie Frank. De notaris zou als bestuurslid van de Joodsche Raad over lijsten met onderduikadressen hebben beschikt en ook over het adres van de familie Frank aan de Prinsengracht. Onder druk zou hij zijn gezin hebben willen redden door die lijsten aan de nazipolitie te geven. Het onderzoeksteam baseert zich op statistische berekeningen en op een naoorlogse kopie van een anoniem briefje, gericht aan Otto Frank waarop de notaris wordt aangewezen als de verrader.
Na kritiek op het onderzoek heeft het coldcaseteam zich verweerd, op de eigen website, op de radio en in NRC-Handelsblad. Deze verweren snijden echter geen hout. In deze reactie ga ik achtereenvolgens in op de statistische kant, op de lijsten met onderduikadressen en op de persoon van Arnold van den Bergh.
Ten eerste: de statistische kant. De vraag is of een onderzoeker die uitgaat van waarschijnlijkheden bij scores lager dan 99,9 procent een ‘verdachte’ kan aanwijzen van een kapitale misdaad als het verraad van een joodse familie ten tijde van de nazi-bezetting. Omdat de nazi’s 95 procent van hun archieven over de Jodenvervolging vernietigden, en archieven van kort na de oorlog (ik heb als medewerker van het Rode Kruis twintig jaar in die archieven gewerkt) onvolledig, chaotisch en op persoonsniveau vaak tegenstrijdig zijn, kunnen hiaten daarin niet met statistische berekeningen worden ingevuld. Het gebruik van “big data” en artificial intelligence kunnen hier ook niet in voorzien, omdat hoogstens 10 procent van de oorlogsarchieven beschikbaar is voor digitaal onderzoek.
Lijsten
Ten tweede: waren er lijsten met onderduikadressen? Het coldcaseteam noemt als bron de Contact-Commissie, een joodse commissie die nadat de Joodsche Raad eind september 1943 was opgeheven als autonome afdeling de Joodsche Raad cartotheek in Amsterdam bijhield. Dit orgaan wilde voorkomen dat de Duitsers de gegevens van gedeporteerde Joden vernietigden. Het team meent dat deze commissie beschikte over lijsten met onderduikadressen. Maar uit het op het internet beschikbare verslag van de commissie (februari 1945) blijkt dat deze maatregelen had genomen om te voorkomen dat de Duitsers gegevens in beslag namen. Het is verder onwaarschijnlijk dat er tijdens de bezetting lijsten met onderduikadressen werden bijgehouden. Daarvoor was het risico te groot. Er waren contacten met onderduikers, waarvoor gebruik werd gemaakt van gegevens bij het verzet. Het is verder onwaarschijnlijk dat Van den Bergh als bestuurder van de Joodsche Raad wist welke informatie deze autonome Contact-Commissie verzamelde. Ook de beide voorzitters A. Asscher en D. Cohen van de Joodsche Raad waren hier immers niet van op de hoogte.
Integer
Ten derde: wie was notaris Arnold van den Bergh? In mijn proefschrift over het notariaat tijdens de bezetting beschrijf ik hem als een integer bestuurder die ook toen wees op de noodzaak van zuivere financiële verantwoording en zich inzette voor de verschoppelingen onder de verschoppelingen: de zieken. Op zijn ‘oude’ notariskantoor werden, nadat de bezetter hem zijn ambt had ontnomen, tientallen valse verklaringen opgesteld over de “arische” afkomst van Joden. Ook zelf had hij bij de bezetter een verzoek om arisering ingediend, wat leidde tot een vrijstelling van deportatie. Nadat dit verzoek was toegewezen, diende zijn NSB-opvolger een klacht bij de bezetter in en werd dit besluit alsnog teruggedraaid.
Petra van den Boomgaard heeft in haar proefschrift uit 2019 over die ariseringen beschreven hoe Van den Bergh daarna, begin 1944, kon onderduiken. Coldcaseteam-leider Pieter van Twisk is over die onderduik mistig, ook in NRC-Handelsblad. Het team lijkt te hebben verzwegen dat de notaris was ondergedoken en draait daar nu omheen, ook in een radio-uitzending. De familie Frank werd vele maanden later “opgepakt”, terwijl de notaris toen dus al allang was ondergedoken en niet het minste belang had om de aandacht van de nazi-autoriteiten op zichzelf te vestigen. Na de bevrijding werd Van den Bergh probleemloos in zijn ambt hersteld, en werkte hij samen met collega-notaris E. Spier heel hard aan het rechtsherstel van de overlevende Joden. Hij overleed in 1950 aan keelkanker. In 1964, bij een onderzoek naar het verraad, concludeerde de politie…
“…dat aan de integriteit van deze man [de notaris] niet behoeft te worden getwijfeld.”
Zo schreven de onderzoekers David Barnouw en Gerrold van der Stroom in 2003.
Kortom: Het coldcaseteam heeft ondanks de snorkende publiciteit bij nader inzien niets in handen. “Big data” biedt bij dit type onderzoek geen oplossing. De beweringen van het team over de adreslijsten zijn weinig aannemelijk. Arnold van den Bergh was geen verrader, want voor deze bewering ontbreekt elk bewijs. Integendeel: Arnold van den Bergh was – zoals ik hem zie omdat hij zo oprijst uit het ook voor het coldcaseteam beschikbare bronnenmateriaal – een integer bestuurder, die financiële verantwoording belangrijk achtte, zelfs in noodsituaties, die opkwam voor de misdeelden in eigen kring en zijn medemensen in doodsangst probeerde te helpen. De notaris was dus wat je noemt een hele nette man.