Het is een van de mooiste verhalen misschien wel uit de westerse literatuur. Als de Griekse held Odysseus op zijn terugreis naar Ithaka met zijn mannen gevangen genomen wordt door de eenogige cycloop Polyphemos, ziet het er niet goed uit voor de bedwinger van Troje. Hij zal opnieuw een list moeten verzinnen. Hij speldt de gigant die één voor zijn mannen oppeuzelt op de mouw dat hij ‘niemand’ heet. Als de menseneter zijn spelonk verlaat, punt Odysseus een houten paal en drijft die ’s nachts in dat ene oog. Hangend onder de buik van wollige schapen weten de Grieken te ontsnappen. Als de blinde reus beseft dat ze er vandoor zijn, schreeuwt hij gefrustreerd ‘Niemand heeft mijn oog uitgestoken en is ontsnapt’. Voor de andere cyclopen is hier geen chocola van te maken. De slimme Griek smeert hem.
In het voorjaar 2021 verschenen ‘Odysseus onvoltooide reis – de ontwikkeling van een mythische held in de westerse literatuur’ bespreekt schrijver, filosoof, dichter en vertaler Jabik Veenbaas hoe schrijvers de afgelopen eeuwen zijn omgegaan met dit sluwe karakter uit Homerus’ werk. In de Ilias, dat boek over de Griekse aanval op Ilion ofwel Troje, is Odysseus één van de Griekse helden, maar nog niet de voornaamste. Centraal staat de wrok van superheld en halfgod Achilles die verongelijkt en mokkend de Grieken niet meer wil bijstaan in de nu al tien jaar durende oorlog. Dat kost de Grieken bijna de kop, maar als zijn boezemvriend Patroklos in zijn tuniek sneuvelt, schaart Achilles zich toch weer aan de kant van zijn bondgenoten. Odysseus’ rol mag in de Ilias nog beperkt zijn, de overlevering vertelt wel dat Odysseus de moeder aller krijgslisten bedenkt: de bouw van het beroemde holle, houten paard waardoor Troje eindelijk valt.
In de Odyssee is de rolverdeling anders: in dit tweede, iets latere boek van meesterverteller Homerus – als hij echt bestaan heeft tenminste – gaat het om de terugreis van Odysseus naar zijn vrouw Penelope op het eiland Ithaka. Zij kampt al jaren met de vele veile vrijers die het bed met haar willen delen en de macht overnemen. Die terugreis gaat niet over rozen: stormen, lonkende maar dodelijke Sirenes, verliefde vorstinnen, zeemonsters en niet te vergeten, de Goden zelf, ze spannen samen om de gisse Griek te verzuipen, te doden, te beroven, in bed te krijgen en tegen te werken. Het ene avontuur is nog fantastischer dan het andere en heeft de eeuwen door lezers en schrijvers in de ban gebracht. En zoals dat gaat met goede verhalen en superieure literatuur, ze zijn multi-interpretabel. Veenbaas laat in dit goed geschreven en interessante boek zien welke interpretaties in de loop van de eeuwen tot stand kwamen. Oftewel, de reis van Odysseus door de literatuur laat een ontwikkeling zien, die veel vertelt over onszelf, over ‘de weg die we zelf hebben afgelegd’ en onze ‘kernwaarden’.
Humane held?
Homerus zelf, aldus Veenbaas, had een zwak voor zijn superheld. Hij zet Odysseus neer als ‘humane held’. Anders dan de pruilende Achilles, is Odysseus een man met gezag, een leider, al is hij niet de hoogste in rang. Hij is een man uit één stuk, sluw, listig, een radde prater, die anderen kan overtuigen, maar ook voorzichtig als het nodig is. Homerus noemt hem bij voortduring ‘slim’, ‘vindingrijk’ of ‘edel’ en vergelijkt hem zelfs met oppergod Zeus. En verder is hij blijkbaar een ‘stuk’ waar elke vrouw voor valt, zoals de halfgodin Kalypso, die hem aanbiedt ‘onsterfelijk’ te worden, mits hij bij haar blijft. Maar Odysseus wijst dat af, hij wil een mens blijven die moet sterven, want die sterfelijkheid ‘verdiept de liefde van de mens en intensiveert deze’. Dat illustreert zijn humaniteit, aldus Veenbaas.
In de Romeinse tijd zou dat beeld veranderen. Dat gebeurt met name in de heldendicht dat Vergilius schreef over Aeneas, een ontsnapte Trojaanse strijder, die met zijn vader Anchises op de rug naar Italië trok om daar stamvader van Rome te worden. In dat perspectief uit de Augustusjaren doemt Odysseus op als een heel wat minder humaan karakter, al was het maar omdat door zijn krijgslist Troje valt. Toch brengt Vergilius ook wel wat licht aan in het portret dat hij van Odysseus maakt. Sterker nog, Aeneas, de ideale plichtsgetrouwe voorvader van Rome, lijkt uiteindelijk toch op een – wat steriele – navolger van Odysseus.
Een van de eerste bewerkingen in de Middeleeuwen is van de hand van Benoit de Sainte-Maure. In 1165 komt zijn Le Roman de Troie tot stand, ruim 30.000 versregels groot. In zijn versie is veel Oudheid verdwenen: Goden ontbreken vrijwel, de sfeer is aardser. Benoit prikt dus door de oude mythen heen, maar bouwt nieuwe op, want zijn verhaal wemelt van de magie en tovenarij. Hij vervangt het Griekse brons voor de Middeleeuwse lans en schept zo zijn eigen Trojaans-Griekse wereld, zonder glansrol voor Odysseus. Die is in zijn visie een ‘volstrekt onbetrouwbaar sujet’.
Iets later in de tijd laat Dante in zijn Goddelijke Komedie de Griek plaatsnemen in de onderste regionen van de hel en daarvan is, anders dan in de Odyssee, terugkeer onmogelijk. Dante baseerde zich daarbij op Vergilius. Net als de Romeinse dichter zag Dante in de geschiedenis een goddelijk streven Rome op het schild te heffen. Odysseus had dat doel tegengewerkt en daarmee zijn warme plekje bij de haard, dicht bij Lucifer, verdiend. Toch heeft ook Dante een zwak voor hem, want hij herkent diens zucht naar kennis en deugd. Maar was dat geen hoogmoed?
Manipulator
Het tij keert met Shakespeare die in zijn Troilus en Cressida (1609) wél waardering heeft voor de streken van de gewiekste oorlogsleider. Bij de Engelse schrijver veranderen Achilles en Ajax van sterke, martiale strijders in ‘gespierde domkoppen’. De voor gek gehouden Cassandra ziet juist als enige wat er met Troje staat te gebeuren. Odysseus ontsnapt aan die omkering van rollen: hij blijft de slimme strateeg en manipulator die je ondanks alles moet vergeven, omdat zijn strategie deugt en de oorlog beslist.
Veenbaas laat daarna zien hoe de Franse auteur François Fenelon (1651-1715) in Odysseus zelfs een ideale vorst ziet. De Engelse dichter Alfred Tennyson uit de negentiende eeuw maakt van de Griek een romanticus avant la lettre. James Joyce (Ulysses), de Griekse auteur Nikos Kazantzakis, Sandor Marai, Derek Walcott, de makers van Space Odyssey en Margaret Atwood doen hetzelfde, elk van hen herschept de Griek naar vermogen. Atwood zet het volle licht op Penelope, die al van Homerus een positieve rol krijgt. Voor moderne lezers is haar lijdzaamheid aan het weefgetouw misschien toch niet zo inspirerend.
Was er niet meer in haar rol te zien? De Romein Ovidius liet Penelope al mopperen dat ze niets had aan diens ‘heldendaden’, terwijl zij maar zat te wachten. Ook latere schrijvers ontdekten nieuwe dimensies aan deze bedriegster van de vrijers. Atwood spande in haar roman The Penelopiad uit 2005 de kroon. Ze maakt niet alleen van Odysseus een doortrapte egoïst, maar ook van zijn vrouw. Penelope zou helemaal niet lijdzaam hebben zitten wachten op zijn terugkeer, integendeel. Als Odysseus de vrijers een voor een naar de andere wereld schiet, zorgt zij ervoor dat ook haar dienaressen het leven laten. Want, schrijft Atwood…
‘Dacht hij, dat hij zich steeds met nimfen kon vermaken,
terwijl ik mij alleen maar wijdde aan mijn taken?
Dat ik hier lag te drogen als een oud radijsje,
terwijl hij zich vermaakte met het mooiste meisje?’
Zo schept elke tijd zijn eigen Odysseus en… Penelope. Veenbaas schreef een mooi boek over wat een vrouw of man tot held maakt en hoeveel dat meer zegt over de lezer dan over de schrijver. Odysseus is dus zowel een ‘niemand’ als een ‘elckerlyc’, waarin iedereen zich kan spiegelen. Dat is de essentie van grote literatuur, de letters en de woorden blijven staan, maar betekenen steeds iets anders.