Ontheemden en vluchtelingen
Een urgente kwestie na de bevrijding was de aanpak van het ontheemden- en vluchtelingenprobleem in Europa. Toen de laatste Duitse soldaten zich in mei 1945 overgaven en de gevechten in Europa ten einde liepen, werden de geallieerden met allerlei nieuwe problemen geconfronteerd, met op de eerste plaats de miljoenen zieke, ondervoede en dakloze mensen die door Europa trokken of vastzaten in ontheemdenkampen.
De omvang van het probleem was gigantisch. In de landen die bezet waren geweest door de nazi’s en in Duitsland zelf waren er grote aantallen mensen die uit hun eigen land waren gedeporteerd om dwangarbeid voor het Reich te verrichten (waarna hun huizen vaak waren betrokken door Duitsers). Bovendien waren er nog de krijgsgevangenen en de overlevenden van de concentratiekampen die in Duitsland en de bezette gebieden waren achtergelaten toen de Wehrmacht op de vlucht sloeg voor het oprukkende Sovjetleger.
Opnieuw deportaties
Op de Conferentie van Jalta in februari 1945 en die van Potsdam in juli van dat jaar besloten de ‘Grote Drie’ zelf tot massadeportaties over te gaan om de etnische conflicten in Midden-Europa te bezweren. De heersende opvatting was dat de in 1918 opnieuw getrokken nationale grenzen de etnische spanningen hadden vergroot en dat een nieuw naoorlogs verdrag een unieke gelegenheid was om te voorkomen dat dezelfde fouten werden gemaakt. Men hoopte dit te bereiken door de landen waar de ergste conflicten speelden zo etnisch homogeen mogelijk te maken. Dit betekende dat tussen de 12 en 14 miljoen mensen moesten verhuizen – een ‘etnische zuivering’ op zeer grote schaal.
Een nieuw Polen
In Polen, waar vrijwel alle grenzen opnieuw waren getrokken, betekende dit de massadeportatie van zowel Polen als niet-Polen. Ongeveer een miljoen Polen in wat vroeger het oosten van het land was geweest – gebied dat was opgeslokt door de Sovjetrepublieken Litouwen, Wit-Rusland en Oekraïne – werden vrijwillig of gedwongen overgeplaatst naar het westen van het land, terwijl een half miljoen etnische Litouwers, Wit-Russen en Oekraïeners Polen werden uitgezet. In beide gevallen ging het veelal om mensen die al vele generaties in het betreffende gebied woonden. Velen wilden dan ook niet vertrekken, maar werden gedwongen. Andere mensen in het voormalige oosten van Polen werden gedwongen in die door de Russen geannexeerde gebieden te blijven wonen. Velen beschouwden zichzelf als Polen, maar werden tegen hun zin staatsburger van de Sovjet-Unie gemaakt. Terug naar Polen mochten ze niet.
Verdrijvingen
Als compensatie voor het kwijtraken van de oostelijke grensgebieden was het westen van Polen uitgebreid tot aan de rivieren Oder en Neisse, gebied dat voorheen in Duitse handen was geweest. Veel inwoners van die contreien waren al voor het naderende Rode Leger uit naar Duitsland gevlucht, waarbij duizenden de dood hadden gevonden. Op 30 januari 1945 had een Sovjetonderzeeër bijvoorbeeld het Duitse militaire transportschip Wilhelm Gustloff getorpedeerd, wat circa 9500 levens eiste, van wie de helft kinderen. Ondanks de exodus woonden er in delen van Silezië en Pruisen nog altijd veel Duitsers. Deze mensen werden verdreven (of, in het officiele jargon, ‘verplaatst’). Een vergelijkbare situatie deed zich voor in Tsjechoslowakije na de teruggave van Sudetenland.
Volgens de afspraken in Potsdam moesten alle verplaatsingen van Duitsers op ‘een ordelijke en humane manier beslag krijgen’. Het tegenovergestelde was vaker het geval, omdat Polen, Tsjechoslowaken, Hongaren en Russen de verdrijvingen aangrepen om wraak te nemen voor de jaren van moorddadige onderdrukking door de nazi’s. Gewelddadigheden en zelfs moord waren niet ongebruikelijk en de verkrachting van Duitse vrouwen was aan de orde van de dag. Tot de officiële herstelbetalingen van Duitsland, zoals overeengekomen in Jalta, behoorde ook de inzet van soldaten en burgers – zowel mannen als vrouwen – voor dwangarbeid. Verreweg het grootste aantal dwangarbeiders, circa 200.000, werd door de geallieerden naar de Sovjet-Unie overgebracht en bij de drie miljoen Duitse krijgsgevangenen gevoegd. Sommigen van hen brachten meer dan vijftien jaar door in de goelags en van velen is nooit meer iets vernomen.
De kampen stromen leeg
Je zou denken dat het met de slachtoffers van het nazisme een heel stuk beter ging nadat ze uit de werk-, krijgsgevangen-, concentratie- en vernietigingskampen waren bevrijd, maar ondanks de beste bedoelingen van de geallieerden duurde voor velen de nachtmerrie vrijwel onveranderd voort. Deze mensen hadden de status van ontheemde gekregen, en door de bevrijding van steeds meer landen steeg hun aantal aanzienlijk. Sommigen van hen besloten op eigen gelegenheid terug naar huis te keren, maar moesten dat doen door een zwaar gehavend landschap waarin een groot deel van de infrastructuur was verwoest. De wegen die nog bestonden, waren dichtgeslibd met militaire voertuigen en stromen wanhopige vluchtelingen.
Een militair probleem
De ontheemden die geen huis meer hadden of te ziek of ondervoed waren, bleven vaak nog jarenlang in de kampen. Aanvankelijk was het de taak van de geallieerde legers om hun onderdak te bieden en van voedsel en medische hulp te voorzien, maar omdat de Britten en Amerikanen genoeg andere dingen te doen hadden – niet in de laatste plaats doorgaan met de bevrijding – werden ontheemden steeds meer gezien als een logistiek probleem. Er werden systemen bedacht om zoveel mogelijk mensen in een zo kort mogelijk tijdsbestek te repatriëren. Het beslag op de militairen was zo groot dat er vaak maar één officier en een handjevol soldaten de leiding hadden over duizenden ontheemden, die als recalcitrante kinderen werden behandeld en op maar weinig begrip hoefden te rekenen voor de verschrikkingen die ze hadden doorstaan. Ontheemden kregen vaak de schuld van plunderingen en criminaliteit, hoewel mensen uit alle lagen van de bevolking zich hier schuldig aan maakten. Ondanks alle problemen verliep de repatriëring verrassend goed en binnen een paar maanden na de bevrijding waren miljoenen mensen weer thuis.
UNRRA
De geallieerde autoriteiten hadden uitvoerig nagedacht over de menselijke schade – zowel lichamelijk als geestelijk – die ze zouden aantreffen bij de bevrijding van Europa. In november 1943 werd de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA) opgericht, een organisatie die werd gesteund door 44 landen. De missie van de UNRRA was om hulpoperaties te coördineren en voedsel, kleding en medische producten te verstrekken. Het was een immense operatie: er werden duizenden mensen van alle rangen en standen geworven, die na een zeer korte opleiding het veld in werden gestuurd. De UNRRA verstrekte niet alleen goederen, maar bood ook het professionele medeleven dat niet van het geallieerde leger mocht worden verwacht. Er deden zich vanzelfsprekend problemen voor en het kwam regelmatig tot botsingen tussen de UNRRA en het leger, maar de organisatie leverde een essentiële bijdrage aan het helen van gebroken levens in de honderden kampen met bijna zeven miljoen mensen die ze onder haar hoede had. De organisatie werd in 1947 ontbonden, waarna de meeste verantwoordelijkheden overgingen naar het European Recovery Program, oftewel het Marshallplan.
Joodse eisen
Met de bevrijding van Auschwitz in januari en Bergen-Belsen in april 1945 werd duidelijk in welke mate de nazi’s hadden huisgehouden onder de Joden, maar dat veranderde in eerste instantie niets aan de manier waarop ze werden behandeld. In Belsen lag de prioriteit van de Britse bevrijders bij de verbetering van de afschuwelijke omstandigheden en pogingen om het dagelijkse sterftecijfer in te dammen. Maar toen de situatie eenmaal was gestabiliseerd, begonnen Joodse ontheemden zich politiek te organiseren. De ontheemdenkampen en de repatriëring waren ingericht langs nationale lijnen, maar al snel eisten Joden als aparte groep te worden behandeld. De geallieerden verzetten zich daartegen omdat het veel weg had van de nazistische denktrant, maar de realiteit was dat maar heel weinig Joden terug wilden naar het land waar ze waren – en nog altijd werden – vervolgd. Ze wilden emigreren, hoofdzakelijk naar Palestina, waarover de Volkenbond al in 1923 had bepaald dat er ‘een nationaal thuis voor het Joodse volk’ moest ontstaan.
Brits verzet
De Britten – die het mandaat over Palestina hadden – waren sterk gekant tegen de Joodse wens om naar Palestina te vertrekken. Ze beperkten het aantal immigranten omdat massamigratie de vlam in de pan zou doen slaan in de regio. Het Joods Agentschap – de organisatie die verantwoordelijk was voor de vestiging van een Joodse staat – en Amerikaanse politici hekelden het Britse standpunt, vooral toen illegale Joodse immigranten vanuit Palestina naar kampen in Cyprus werden overgebracht. Toen in 1948 de staat Israël werd gesticht, emigreerde twee derde van de overgebleven ontheemden daarnaartoe. De meeste anderen trokken naar de VS, nadat deze hun immigratiequota hadden versoepeld.
Krijgsgevangenen
Waarschijnlijk zijn maar liefst drie miljoen Russische krijgsgevangenen omgekomen of vermoord in Duitse kampen en nog eens 2,5 miljoen zijn er in de laatste jaren van de oorlog bevrijd door de geallieerden. Churchill had op de Conferentie van Jalta ingestemd met Stalins verzoek om alle voormalige Russische krijgsgevangenen te repatriëren, omdat hij anders de terugkeer van de door het Rode Leger bevrijde Britse krijgsgevangenen in gevaar dacht te brengen. Voor de Russen die hadden gecollaboreerd met de nazi’s – gedwongen of om ideologische redenen – betekende terugkeer onvermijdelijk de dood. Met wie loyaal aan de zijde van de Sovjet-Unie had gestreden, liep het beter af, maar voor velen nog altijd beroerd. Voor Stalin was overgave synoniem met verraad, en alle teruggekeerde krijgsgevangenen werden dan ook verhoord in kampen. Van hen werd ongeveer een kwart miljoen – het exacte aantal is onderwerp van discussie – naar de goelags (strafkampen) gestuurd. Zij kwamen pas in 1953 vrij, na de dood van Stalin, toen de teugels van de onderdrukking enigszins werden gevierd.
Boek: Bevrijdingsroute Europa – Nick Inman & Joe Staines
Oorlog ging gruwelijk door na 1945
Artikelen over de bevrijding