Mirjam Westra-Tahamata (39) woont met haar man en drie kinderen in Barneveld, waar ze onderwijsassistent is. Ze groeide ook op in Barneveld, maar niet in de Molukse wijk. Ze heeft een Molukse opvoeding gehad, wat onder andere betekent: voor elkaar klaar staan, bij overlijdens elkaar steunen, elkaar met ‘u’ aanspreken, naar de kerk gaan, belijdenis doen en het bijbrengen van de Molukse geschiedenis.
Bij deze opvoeding hoort ook taaloverdracht en ze spreekt dan ook vloeiend Ambonees. Haar grootvader zat bij het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) en haar overgrootvader was legerpredikant in Nederlands-Indië. De herkomst van beide ouders is het eiland Saparoea in de Molukken. Robbert van Leeuwen stelde haar een aantal vragen.
Wat betekent het voor jou om Moluks te zijn?
“Het voor elkaar zorgen. Wij vormen een hechte gemeenschap. Mijn oma zei dat je ‘om elkaar moet geven’. De familiebanden zijn ook hecht. Iedereen voedt elkaar op. Je ooms en tantes zijn net als vaders en moeders. Met de feestdagen is dan ook iedereen bij elkaar, niemand wordt alleen gelaten. Wat mij opvalt in vergelijking met mensen van buiten de Molukse gemeenschap is dat iedereen elkaar altijd groet bij ons. De taal sterkt ook mijn identiteit. Daarnaast is het kennen van de geschiedenis belangrijk voor mij.
Wat moeten niet-Molukkers volgens jou weten over Molukkers?

Mirjam pauzeert even na een traantje weggepinkt te hebben, en vervolgt dan, lachend:
“Sorry, ik word er een beetje emotioneel van. Ik zou graag Nederlanders bewust maken van de opofferingen die gemaakt zijn door onze grootouders. Er was altijd de gedachte van terugkeer, tot bleek dat die niet zou komen. Bij mij op school tolereer ik dan ook geen plagerij naar de Oekraïense kindjes toe. Zij zitten in een soortgelijke situatie.
Heb je weleens discriminatie ervaren op basis van je Molukse identiteit?
“Ja. Ik ben in een witte wijk opgegroeid. In Barneveld wonen veel mensen die niets gewend zijn, zeker niet aan gekleurde mensen. Dan kreeg ik weleens ‘zwarte’ naar m’n hoofd geslingerd. Ook heb ik eens stage bij Disneyland Parijs in één van de hotels gelopen, waar een ouder Nederlands echtpaar maar kon niet geloven dat ik Nederlands was. Dat maakte me zo kwaad. Of het gedoe rond Sinterklaas, waar mij dan gevraagd door een kind in het dorp werd ‘of ik Zwarte Piet was’. Hou je bek gewoon, dacht ik dan vanbinnen. Ik sprak naderhand de moeder erop aan. Mijn zoontje van acht wordt ook soms door andere kindjes voor ‘zwarte’ uitgemaakt.
Heerst er nog veel woede binnen de Molukse gemeenschap?
“Ja. Vooral bij de tweede generatie. Bij de derde trouwens ook. Men is boos over het geheel. Het gevoel heerst van: ‘Onze opa’s zijn out of the blue ontslagen en gedumpt in voormalige concentratiekampen.’ Er heerst ook frustratie dat het de Nederlander eigenlijk gewoon niet boeit.
Ten slotte hopelijk een wat vrolijkere vraag: ben je ooit op de Molukken geweest?
“Jazeker. De eerste keer was ik vijf jaar. Ik ben in totaal zes keer geweest, waarvan de laatste keer in 2012. Ik vind het geweldig. Het is raar, want ik ben gewoon in Nederland opgegroeid, maar op de een of andere gekke manier heb ik zodra ik uit het vliegtuig stap iets van: ‘Ik ben thuis’. Dan moet ik huilen. Er is helaas wel erg veel vervuiling daar. Het verkeer is ook ongelofelijk druk. Het fijne is dat ik mijn familie daar heb en de taal spreek. Ik probeer de taal ook aan m’n kinderen te leren, vooral losse woordjes. Het is een deel van hun identiteit.
Wij lopen in Nederland trouwens veel sneller en de tijdsplanning is een stuk losser daar – wat soms ook wel irritant kan zijn als iemand anderhalf uur later dan afgesproken komt opdagen. Toch heerst er over het algemeen een meer ontspannen sfeer. Het afscheid valt me telkens zwaar, want je weet niet wanneer je elkaar terug zult zien. Ik zou graag eens met mijn Nederlandse man en mijn kinderen door de Molukken reizen. Mijn oudste zoon vraagt vaak: ‘Wanneer gaan we naar Maluku? Ik hoop snel!’