In het voorjaar zijn op veel plekken weer ooievaars te zien. De Nederlandse stad Den Haag heeft een bijzondere band met de vogels. De ooievaar is zelfs terug te vinden in het wapen van de stad. Waarom eigenlijk?
In 1811, onder Napoleon, werd Den Haag verheven tot ‘bonne ville de l’empire’. Nu moest de stad ook een wapen krijgen en daarin kreeg de ooievaar een plek, zoals ook te lezen is op een vroeg-negentiende eeuwse oorkonde beschrijving van het wapen:
‘an goud beladen met een ooievaar van natuurlijke kleur met in zijn bek een slang van sabel. Als schildhoofd (het teken van) de bonne villes de l’empire (de goede steden van het rijk), welk is van rood beladen met op een rij drie bijen van goud. Voor de schildbedekking de kleuren uit het schild. De voorgeschreven externe ornamenten van het wapen bestaan uit een muurkroon met zeven nissen bekroond door een ontluikende adelaar, allen van goud, ondersteund door een liggende caduceus, boven het hoofd (van het schild) geplaatst, met aan elk einde een bloemdecoratie gehangen als dekkleden, aan de rechter zijde van eikenbladeren en aan de linker zijde van olijfbladeren van goud met elkaar verbonden door rode banden’
Gelukbrenger
Met de ‘slang van sabel’ wordt een kronkelende paling of aal bedoeld. De vraag blijft natuurlijk waarom de ooievaar een plek kreeg op het wapen en uiteindelijk uitgroeide tot hét symbool van Den Haag. De precieze reden is niet bekend, maar wel duidelijk is dat ooievaars al sinds lange tijd in Nederland voorkomen en bekend stonden als brengers van geluk. De gemeente Den Haag denkt zelf dat de link met ooievaren sinds de Middeleeuwen bestaat:
“Waarschijnlijk heeft Den Haag meegedaan met een traditie, die in de Middeleeuwen bij steden bestond om een mascotte te hebben (Utrecht had bijvoorbeeld een beer) en de gelukbrengenÂde ooievaar, die hier nestelde, gekozen als symbool. Bij de pogingen van Den Haag in de zestiende en zeventiende eeuw zich beter te profileren, met name in zijn strijd voor eigen stadsrecht, is op de stadszegels bij het kasteel met de 3 torens (het symbool van de graaf) de ooievaar gezet.”
Bekend is een grafelijke rekening uit halverwege de veertiende eeuw, waarop een bedrag vermeld wordt voor het maken van ooievaarsnesten bij het kasteel op het Binnenhof. Bij dit belangrijke bestuurlijke centrum verbleven kennelijk al ooievaars.
In een stadsrekening uit 1586 worden ook ooievaars vermeld. Er bleek toen twee pond en dertien schellingen te zijn betaald aan de viskoper Jan Gerritz.
’to behoof (ten behoeve) van de oyevaers’.
Uit hetzelfde document blijkt dat de ooievaars zelfs een eigen oppasser hadden: ene Seeger Gillisz.. Dit soort rekeningen zijn tot eind achttiende eeuw terug te vinden in het Haags archief. Maar ook daarna bleven de ooievaars welkom in de stad. Tot begin twintigste eeuw vond men bijvoorbeeld tamme, gekortwiekte ooievaars op de Haagse vismarkt. Deze werden verzorgd door een gemeentelijke ‘oppasseres’. Handig was ook dat de dieren hielpen de straat schoon te houden.
De oudste afbeelding van het Haagse wapen met ooievaar is te vinden op de Jhesus-luidklok uit 1541. Deze hangt in de Grote of Sint-Jacobskerk.
Ooievaar als gelukbrenger
Ooievaars hebben al tijden een goede reputatie. Vroeger sprak men van odevare, een woord dat waarschijnlijk zijn herkomst vindt in het proto-Germaans. Dat de ooievaar een natuurlijke vijand is van de slang, heeft vermoedelijk ook een rol gespeeld in de populariteit van de vogel. In oude bronnen wordt vaak het trouwe karakter van de ooievaar vaak geprezen. Ooievaars keren elk jaar terug naar hun nest en de dieren blijven hun partner trouw.
De beroemde Vlaams dichter Jacob van Maerlant (ca. 1236-1300) schreef in zijn werk Der naturen bloeme lovend over de wijze waarop de ooievaar zijn kroost groot brengt. De Engelsman Bartholomaeus Anglicus (1203-1272) schreef verder in Van den proprieteyten der dinghen dat zieke ooievaars door elkaar behandeld werden. Volgens Anglicus ondergingen de vogels een heilzame darmspoeling door elkaar boven zee met zout water in hun achterste te spugen.
In de Middeleeuwen lijken veel mensen prijs te hebben gesteld op de aanwezigheid van ooievaars. Door een ooievaarsnest op het dak te bouwen, gaf men aan te rekenen op voorspoed en geluk. Niet overal werd de vogel echter gewaardeerd. Getuige een oude rekening liet het stadsbestuur van Heusden in de vijftiende eeuw een timmerman een stellage op de gevel van het stadhuis bouwen om te voorkomen dat “doyvaer” weer op het dak zou gaan staan.
Boek: Het Den Haag boek
Bronnen â–¼
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Wapen_van_Den_Haag
-Madoc – Dertig dieren in de Middeleeuwen (p. 232 – Hildo van Engen)