Wie denkt dat de Tweede Wereldoorlog de enige oorlog was, die grote impact heeft gehad op ons land, heeft het mis. Ook begin negentiende eeuw moesten vele Hollandse jongemannen het ontzien. Zij werden zonder pardon ingelijfd bij het grote Napoleontische leger, dat in 1812 bestond uit ruim 600.000 man! Ga mee op een barre veldtocht naar het koude Rusland met één van die soldaten, van wie drie unieke brieven bewaard zijn gebleven…
De plicht roept!
In 1810 werd Nederland onderdeel van het Franse Keizerrijk en Napoleon vond het welletjes: de Hollanders hadden lang genoeg genoten van hun vrijheid! Meteen voerde hij de dienstplicht in en tienduizenden jongemannen werden opgeroepen om in de Franse legers te dienen.
Eén van die arme soldaten was Johannes Ermers, afkomstig uit Sint Hubert en daar geboren in 1790. Hij was dus pas 22 jaar oud toen hij op 6 maart 1812 vanuit Den Bosch vertrok naar Amiens. In de eerste brief beschrijft hij zijn belevenissen tijdens deze tocht door België.
Een vrome soldaat
Soldaten roepen vaak het beeld op van brassende dronkenlappen, wiens taalgebruik op zijn zachtst gezegd nogal grof genoemd mag worden. Misschien geldt dit voor de meeste infanteristen, maar zeker niet voor Johannes Ermers!
Zo begint hij zijn brief niet met het klagen over zijn lange reis of over de eindeloze militaire oefeningen, maar spreekt hij zijn zussen en zwagers als volgt toe:
‘Wilt over mij niet meer weenen, maar weent over uwe ende mijne zonde en oover de zonde van de geheele weereld, die zeer veel zijn.’
In het grootste gedeelte van zijn brief beschrijft hij de ‘schoone’ kerken van België en de missen die hij heeft bijgewoond. Op 19 april werd hij echter gedwongen om met zijn geweer op onderzoek uit te gaan voor de ‘groot mayoor, hetwelk mij heeft belet mis te hooren, het was sondig, het welk mij heeft verdriet aangedaan.’ Verder spreekt hij in zijn brief ook de pastoor aan en klaagt hij over het feit dat hij ‘soo wijt’ van de kerk af is, wel een kwartier! Bovendien moet hij ’s ochtends eerst ‘erpel’ (aardappels) schillen en exercieren, voor hij zich eindelijk aan het gebed kon wijden.
Een ‘duer leven’
Naast alle missen die Johannes heeft bijgewoond, doet hij ook uitgebreid verslag van alle uitgaven die hij heeft gedaan. Hij klaagt steen en been over het ‘duere leven’; hij moet zelf zijn boter en eieren kopen of hij moet droog brood eten! Bovendien was er een ‘kurperaal’ die het geld van zijn soldaten in zijn eigen zak hield!
Volgende week: massieren en exercieren door Duitsland!
Soldaat Ermers sluit zijn brief af door de groetenis over te brengen aan ‘alle goede vrinden en bekende, voor namentlijk aan mijnheer pastoors’ van Sint Hubert, Mill en Wanroij! Maar wier naam prijkt ook onderaan dit lijstje? De ‘meijt van mijn heer pastoor’! Zou hij misschien toch een vriendinnetje in Sint Hubert hebben achtergelaten? Volgende week volgen we Johannes verder op zijn tocht van Frankrijk naar Duitsland…
~ Lisette Kuijper – BHIC
Deel 1: Leest u nu…
Deel 2: ‘Een dal der traanen’
Deel 3: Naar het ‘velt’, naar den Rus!