De opstand in Treblinka (1943)

Voorbereidingen voor de vernietiging van de ‘fabriek des doods’
8 minuten leestijd
Een foto van de opstand, gemaakt door Franciszek Ząbecki. (Publiek domein/wiki)
Een foto van de opstand, gemaakt door Franciszek Ząbecki. (Publiek domein/wiki)

Blijkbaar waren de gevangenen niet de enigen die Treblinka wilden vernietigen. In het najaar van 1942 kreeg een officier van het AK-districtscommando Sokołów Podlaski (AK staat voor Armania Krajowa, het Poolse verzetsleger, red.) dezelfde inval. Het idee werd vervolgens opgepikt door de AK’ers in het commando van het subdistrict Warschau-Oost. Althans volgens Gozdawa-Gołębiowski. Hij schreef dat het een eigen ingeving was, soeverein, onafhankelijk van de joodse samenzwering.

Maar dat was nog niet alles. Volgens de onderzoeker vonden de voorbereidingen die voor 1943 op gang kwamen, weinig respons van de kant van de joden. De gevangenen waren bang dat het als een provocatie zou kunnen worden opgevat als de partizanen contact met hen zouden opnemen. Dus gingen ze die contacten uit de weg. Pas later veranderde dat. Maar op het handelen van de AK had dat geen invloed. Het Poolse verzet wilde de vernietigingsmachine koste wat het kost stoppen, want… Ja, precies, over die motivatie wordt in de documenten met geen woord gerept. De vraag is waarom.

Vlag van Armania Krajowa (AK), het Poolse verzetsleger.
Vlag van Armania Krajowa (AK), het Poolse verzetsleger.
De geestelijk vader van het ambitieuze plan voor een opstand was de regio-inspecteur en het latere districtshoofd luitenant-kolonel Bronisław Patlewicz, schuilnaam ‘Nieczuja’. Hij was legionair geweest en had deelgenomen aan de Pools-Russische oorlog van 1920 en de Poolse Veldtocht in 1939, en stond bekend om zijn onverwoestbare energie. Dankzij hem namen de plannen voor de operatie – die de mogelijkheden van de lokale structuren van de AK begon te overstijgen – reële vormen aan. Want Nieczuja was tot de conclusie gekomen dat het geen operatie op lokaal niveau mocht zijn. Het moest een grotere operatie worden, die de eenheden van Łasica ofwel commandocentrum V van de AK in Kosów Lacki niet alleen aankon. Er diende een aparte afdeling voor in het leven te worden geroepen, die zich uitsluitend op deze taak kon concentreren.

Problematisch

‘Het terrein van Treblinka was totaal ongeschikt voor het opereren met grote groepen partizanen’

Het overvallen van kampen en het bevrijden van gevangenen was om meerdere redenen problematisch. Vooral vanwege de ongelijke verdeling van de strijdkrachten. Over de troepenmacht van het garnizoen van Treblinka is al eerder iets gezegd. Naast het kamp in Kosów Lacki bevond zich bovendien een opleidingskamp van het Russisch Bevrijdingsleger (ROA), een formatie die in de volksmond ‘Vlasovleger’ werd genoemd, met maximaal negenhonderd militairen. Zeven kilometer verderop, in Ceranów, werden er nog eens vierhonderd opgeleid. Bovendien waren zowel in Małkinia als in Kosów Lacki Duitse politieagenten gestationeerd, en in de dorpen Telaki en Guty (vijf kilometer van Kosów Lacki vandaan) bevonden zich twee luchtvaart-meteorologische posten van de Luftwaffe. Wat verder weg van het kamp lagen nog andere Duitse eenheden van elk een paar honderd militairen. Om een dergelijke aanval uit te voeren moest er een slagvaardige afdeling worden ingezet die tegelijkertijd niet te groot mocht zijn vanwege het risico op ontdekking. Het terrein van Treblinka was totaal ongeschikt voor het opereren met grote groepen partizanen. Er waren daar geen grote bossen, je kon je nergens verbergen. Bovendien hadden de Duitsers een tamelijk effectief net van vertrouwelingen opgezet en het verschijnen van enkele tientallen onbekende personen in deze omgeving zou de Duitse bewakers onmiddellijk alarmeren. En daarom moest het een bliksemsnelle en heel gerichte operatie worden.

Volgens Gozdawa-Gołębiowski verliepen de voorbereidingen in drie richtingen: scholing, veldonderzoek en contact zoeken met de gevangenen.

Fragment van de boekcover, Treblinka 1943
Fragment van de boekcover, Treblinka 1943
Dat eerste nam eerste luitenant Władysław Rażmowski, schuilnaam ‘Poraj’, op zich; hij was een van de moedigste lokale leiders van de AK in het gebied ten oosten van Warschau. Het tweede ofwel het veldonderzoek, vereiste de samenwerking van meerdere samenzweringsverbanden. Om na te kunnen denken over het gewapend naderen van het kamp, moest je eerst de precieze ligging en de lijnen van de verdedigingswerken kennen. Franciszek Ząbecki, schuilnaam ‘Dawny’, hield zich hiermee bezig. Volgens de afspraken met de leiding moest hij een plattegrond van Treblinka maken en erachter zien te komen hoe het met de bewapening was gesteld en hoeveel wachttorens er waren. Bovendien moest hij de wegen vastleggen, de ligging van de gebouwen binnen het dodenkamp, en hij moest ook op de kaart intekenen waar natuurlijke schuilplaatsen waren. Al die details waren heel relevant. Ząbecki begon zijn verslag als volgt:

‘Voor het realiseren van de plattegrond van het kamp ging ik heel voorzichtig te werk. Ik maakte een plan, verkende de situatie ter plekke vanaf plaatsen met het beste uitzicht op het kamp, wat heel gevaarlijk was. Desondanks moest ik het kamp benaderen vanuit het zuidoosten, van de kant van de velden. Deze velden waren onteigend. Er was een verboden zone ingesteld. Ik constateerde echter dat er boeren over het uitgestrekte terrein liepen of reden.’

Dat bood Ząbecki de gelegenheid een paar keer ongemerkt langs het prikkeldraad te lopen. Vanachter struiken en bomen observeerde hij het kamp, en hij tekende op zijn schets belangrijke details in.

‘De wachttorens waren goed zichtbaar, de bewakers hielden de omgeving voortdurend in de gaten. Het kamp werd vaak aan het zicht onttrokken door de walmen van de brandende lijken, die afhankelijk van de windrichting het bewaakte veld naast het kamp omhulden. In zulke gevallen was het echter wel mogelijk dichter bij de te observeren objecten te komen. De realisatie van de plattegrond van het kamp van de kant van de hoofdpoort en van de toegangsweg voor de treinen vormde geen bijzonder probleem, aangezien ritjes met de stoomlocomotief mij deze taak mogelijk maakten.’

Transportlijsten en slachtoffers

Franciszek Ząbecki was spoorwegbeambte, normaal gesproken werkte hij op het station van Treblinka. Aan hem hebben de naoorlogse openbare aanklagers die belast waren met het onderzoek naar de Duitse oorlogsmisdaden, de precieze transportlijsten te danken, de benamingen van de wagons, de statistiek van de misdaad. Hij en zijn ondergeschikten hadden namelijk genoteerd hoeveel en wat voor transporten er naar deze plaats waren gekomen. Jaren later was Ząbecki getuige in de processen van SS’ers, en ook berekende hij – als een van de eersten – dat Treblinka niet 800.000 levens had verslonden, maar ruim 400.000 meer!

 Franciszek Ząbecki (bellend) in het treinstation van Treblinka.  (Publiek domein/wiki)
Franciszek Ząbecki (bellend) in het treinstation van Treblinka. (Publiek domein/wiki)

Toen deed hij iets heel moeilijks om zijn taak goed uit te kunnen voeren. Hij sloot zich aan bij een groep handeldrijvende boeren die in contact stonden met de Oekraïners die de joden in het bos begeleidden. Op die manier legde hij contact met Petrikov, een van de bewakers.

‘Op een dag, nadat de joden om sigaretten hadden gevraagd, stond de Oekraïner de verkoop ervan aan de joden toe. Toen ik een jood vroeg naar details over hoe het kamp er vanbinnen uitzag, schrok hij vreselijk en liep meteen weg, want hij wilde verder niets meer horen. Misschien was hij wel bang voor een valstrik. Ieder van hen, van de levenden, rekende erop dat hij zou overleven, rekende op een of ander gelukkig toeval. Waarschijnlijk had hij er tot dan toe nog nooit over nagedacht om voor zijn vrijheid te vechten. Een nieuwe toenadering tot een groepje joden enkele dagen later leverde opnieuw niets op. Toch wilde ik tenminste met een van hen in contact komen, zodat zij zich binnen het kamp zouden organiseren en op de afgesproken dag en tijd door hun actie zouden helpen dit vernietigingsoord met de grond gelijk te maken.’

En op een dag lukte het. Een van de tewerkgestelde joden kwam heimelijk naar Ząbecki toe. Hij noemde zijn naam, Wiernik. Voor ons een oude bekende, de timmerman van het kamp. De spoorwegbeambte beweerde dat Wiernik hem op de kaart enkele details over de topografie van de plaats had doorgegeven, en zelf was hij erachter gekomen dat het Poolse verzet een operatie voorbereidde.

‘Bij de volgende ontmoeting vertelde hij dat er in het kamp al een verzetsbeweging was’

Ząbecki herinnerde zich dat Wierniks informatie heel waardevol was. Het was de enige joodse gevangene met wie hij in contact had weten te komen. Bij de volgende ontmoeting, toen Wiernik vertrouwen in de AK’er had gekregen, vertelde hij dat er in het kamp al een verzetsbeweging was.

‘Dit nieuws werd hoopvol ontvangen,’ schreef Dawny. ‘Ik gaf ook de richting aan voor een eventuele vlucht: door de bossen naar de overkant van de rivier de Bug.’ Helaas wordt er in de memoires van Wiernik met geen woord over deze ontmoetingen gerept. Dat hoeft echter nog niet te betekenen dat ze niet hebben plaatsgevonden. Iedereen herinnert zich immers wat hij zich wil herinneren en wat hij als belangrijk beschouwt.

Spoorbord uit Treblinka, te zien in het Yad Vashem-museum
Spoorbord uit Treblinka, te zien in het Yad Vashem-museum (CC BY-SA 3.0 – David Shankbone – wiki)
De plattegrond van het kamp was op tijd klaar. De spoorwegbeambte liet hem eerst aan zijn meerderen zien. Die ontmoeting vond plaats in Kosów Lacki, in het huis van zijn broer, ook een van de samenzweerders, in aanwezigheid van enkele afgezanten van het AK-districtscommando Sokołów Podlaski. Aanwezig was ook de ons reeds bekende Przebój, degene die de joden enkele wapens zou hebben geleverd.

In de versie van Gozdawa-Gołębiowski zag de ontmoeting er iets anders uit. Aan die bespreking namen al officiers van een hoger echelon deel, uit Warschau. Dat moest suggereren dat het hoofdkwartier van de AK al van meet af aan belangstelling had voor de bevrijdingsoperatie van Treblinka. Dat zo’n belangrijke operatie als een aanval op een dodenkamp niet kon plaatsvinden zonder medeweten en toestemming van het hoofdkwartier. Dat is een heel belangrijke bevinding van de historicus!

Hij voegde er nog aan toe dat behalve Dawny er nog een andere AK’er aan de plattegrond van het kamp had gewerkt, en wel Franciszek Andres, schuilnaam ‘Janicki’. Gozdawa-Gołębiowski heeft diens rapport na de oorlog gevonden. Het document van 3 juni 1943 was gericht aan de staf van de regio Warschau. Janicki beschreef daarin de stand van de bewapening van de kampen:

 
‘Kamp I – het werkkamp: 10 Duitsers, 60 Oekraïners, bewapening 4 à 5 zware machinegeweren, alle Duitsers een automatisch pistool, daarnaast allemaal een handvuurwapen en handgranaten.

Kamp II – het vernietigingskamp: 50 Duitsers, 125 Oekraïners. Bewapening: 5 zware machinegeweren, alle Duitsers een automatisch pistool, alle Oekraïners een handvuurwapen, een groot aantal handgranaten. Bovendien een pantservoertuig op rupsbanden.

Bezetting van de kampen: kamp I – 240 Polen en meer dan 1000 joden, kamp II – meer dan 1.500 joden – een gedeelte van de mannen wordt tewerkgesteld. Het werk duurt van 7.30 uur tot 15.30 uur. In kamp II zijn 5 nieuwe wachttorens gebouwd. Rond dit kamp zijn antitankobstakels geplaatst, omwikkeld met prikkeldraad. De afstand van die obstakels tot het hek (de eigenlijke prikkeldraadversperring rond het kamp) varieert tussen de 30 tot 60 meter. Bovendien liggen er mijnen in de buurt van de poorten en langs de spoorlijn voor kamp II. De bewaking is zo aangescherpt dat het naderen van de kampen bemoeilijkt wordt. Ze schieten al van ver…’

Vergiftiging

Op basis van dit rapport kwam de historicus tot een reeks conclusies. Helaas is dit rapport niet meer terug te vinden. Blijkbaar werd het na zijn dood opgenomen in zijn collectie in het Centraal Archief van Hedendaagse Documenten (AAN). Misschien is het wel zo belangrijk dat er nog steeds plaatselijke archivarissen aan werken en is het niet toegankelijk voor historici van buiten. Dat duurt nu al jaren. Sommige details uit het rapport zijn door Ząbecki bevestigd. Janicki beschreef vanwaar en de manier waarop de Duitsers aan hun levensmiddelen kwamen. Want dat – vooral het brood – werd elke dag vanuit Kosów Lacki bezorgd. Ząbecki schreef dat dat de AK ertoe bracht een plan uit te werken om het voedsel te vergiftigen.

Treblinka 1943 - Michal Wójcik
Treblinka 1943 – Michal Wójcik

‘Op de afgesproken dag zouden de bakkerijproducten, geleverd door de bakkerij van Stanisław Zabuski uit Kosów Lacki, de melk van de zuivelbond in Wólka Okrąglik, en zelfs het bier uit de bottelarij Burcharta uit Sokołów Podlaski of uit Kosów Lacki worden vergiftigd,’

…schreef hij. Het wordt steeds spannender!

Eind maart, begin april 1943 moest het aanvalsplan klaar zijn. Het commando van het district Sokołów Podlaski maakte de laatste beslissing bekend: de ‘fabriek des doods’ zal vernietigd worden.

Fragment uit het boek Treblinka 1943. Het verhaal van de opstand in het vernietigingskamp (Omniboek) waarin Michal Wójcik de opstand in Treblinka reconstrueert.

Boek: Treblinka 1943 – Michal Wójcik

0
Reageren?x
×