Orde en wanorde in de Nederlandse geschiedenis

3 minuten leestijd
Tijdschrift Holland – Orde en wanorde
Tijdschrift Holland – Orde en wanorde

Het nieuwste nummer van Historische Tijdschrift Holland (uitgeverij Verloren) stelt het thema ‘Orde en wanorde’ in de Nederlandse geschiedenis centraal. Drie topwetenschappers stellen, ieder vanuit zijn of haar eigen specialisme, de vraag centraal welke rol dit thema speelde in historische discussies en in de praktijk.

Marco Mostert schrijft over de manier waarop de Egmondse abt halverwege de dertiende eeuw zijn positie in de lokale rechtsordening veiligstelde. Beatrice de Graaf laat zien hoe vorst en regering in de negentiende eeuw dreigingen tegen de politieke ordening aanpakten. Guus Meershoek gaat in op de vraag hoe de politie in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw omging met de sterk veranderende gezagsrelaties in de samenleving. Oud-minister van justitie Ernst Hirsch Ballin maakt in zijn column duidelijk welke rol de staat moet hebben in het beschermen van de rechtsorde. En in het beeldessay leest en ziet u ten slotte alles over vijfhonderd jaar politiële ordehandhaving in Holland.

In deze bespreking licht ik de bijdragen van Beatrice de Graaf en Guus Meershoek eruit.

Veiligheidsbeleid onder Willem I

Gulden uit 1829 met afbeelding van koning Willem I. Bron: www.knm.nl
Gulden uit 1829 met afbeelding van koning Willem I. Bron: www.knm.nl
De bijdrage van eerstgenoemde gaat in op het veiligheidsbeleid onder koning Willem I (1772-1843). De Graaf betoogt dat het veiligheidsbeleid in het jonge Verenigd Koninkrijk der Nederlanden niet alleen gericht was op directe dreigingen, maar ook en permanente vorm van orde en ordening wilde garanderen. In het artikel wordt vooral ingezoomd op hoe de overheid centrale ideeën en technieken ontwikkelde om ordeverstoorders in beeld te krijgen en houden.

Een belangrijk speerpunt in de grondwetten van 1813 en 1815 was de veiligheid en bescherming van personen en goederen. Het garanderen van veiligheid was dus een staatszaak. In de loop van de negentiende eeuw kreeg de overheid de burger steeds meer in beeld. Een belangrijk moment in die ontwikkeling was de Wet op de registratie die in 1811 werd aangenomen:

“Samen met de invoering van een nationale jurisdictie (de Code Napoléon, en het Crimineel Wetboek van 1809), dienstplicht en de belastingwijzigingen plaatsten die ingrijpende hervormingen het individu in een veel strakkere relatie tot overheid, grondgebied en nationaliteit. De groepen zwervers, ‘vagebonden’, ‘zigeuners’, bastaardkinderen en overige buitencategorieën werden ingelijfd in het lichaam van de moderne staat.” (16)

 Cornelis Felix van Maanen. Bron: Wikimedia
Cornelis Felix van Maanen. Bron: Wikimedia
De burger werd beschouwd als iemand die veiligheid en welzijn verdiende, maar ook steeds meer als potentiële ordeverstoorder, met name tijdens de regeerperiode van koning Willem I van 1815-1840. De Graaf hierover:

“Net als Lodewijk Napoleon zagen Willem I en zijn minister van Justitie, C.F. van Maanen (1769-1846), binnenlandse subversie en radicalisme als een zeer serieuze ondermijning van de orde. De mal waarin de moderne natie werd gegoten was nogal dwingend. Jeroen van Zanten noemde het koninkrijk onder Willem I een ‘liberale politiestaat’. Het napoleontische politiebestel bleef min of meer intact. De gewone politie, ‘Gemeene Police’ genoemd, werd zonder meer overgenomen. Zelfs de informanten van Napoleon in Frankrijk mochten in dienst blijven. Daarmee bleef ook de ‘Hooge Police’, vergelijkbaar met het huidige werk van inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gehandhaafd. Dit had ook alles te maken met het aanblijven van minister van Justitie Van Maanen, die zijn werk in de Franse tijd was begonnen en dat onder Willem I tot 1842 voortzette. Vorst en minister zagen ‘nationale veiligheid’ nadrukkelijk als een kwestie van politieke gehoorzaamheid aan de vorst.” (16)

Samen met Van Maanen vaardige Willem I onder meer een oproerwet uit en legden zij de pers aan banden. De kritische staatsman Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) – die van mening was dat de Willem I zich boven de door Van Hogendorp ontworpen grondwet stelde – werd in mei 1819 door de koning ontslagen.

Geweldsexplosie begin jaren 1980

Protestaffiche van de kraakbeweging, april 1980: "Geen woning, geen kroning". Bron: VPRO Radioarchief.
Protestaffiche van de kraakbeweging, april 1980: “Geen woning, geen kroning”. Bron: VPRO Radioarchief.
De eerste helft van de jaren 1980 is zonder twijfel de meest gewelddadige uit de naoorlogse Nederlandse geschiedenis, Zo opent Guus Meershoek zijn bijdrage. Protesten tegen ontruiming van kraakpanden, anti-kerncentrale- en anti-kernwapenbetogingen leidden regelmatig tot onrust en tot veldslagen met de politie. Toen koningin Beatrix op 30 april 1980 als nieuwe vorstin werd ingehuldigd, was het een chaos in de binnenstad van Amsterdam. Onder de leus “Geen woning, geen kroning” verzette onder meer de kraakbeweging zich tegen de inhuldiging.

Op 29 oktober 1983 komen 550.000 mensen naar Den Haag om te protesteren tegen het NAVO-besluit om kernwapens in Nederland te plaatsen. Het is de grootste vredesdemonstratie ooit in Nederland.

Nu dertig jaar later diverse archieven zijn opengegaan, is een nieuwe analyse van de onlusten in het begin van de jaren 1980 mogelijk. Meershoek verdedigd daarbij de boeiende stelling dat de geweldsexplosie tussen globaal 1980 en 1985 het gevolg was van een ongelijktijdige doorwerking van culturele veranderingen die eind jaren 1960 op gang waren gekomen. Binnen de politie drongen de nieuwe, liberale opvattingen en de nieuwe mentaliteit later door dan elders.

Rellen bij de inhuldiging van Beatrix, 30 april 1980:

0
Reageren?x
×