Van de zeventiende tot begin negentiende eeuw liep er een acht kilometer lange stadsmuur om Amsterdam heen, met daaromheen de zes meter brede stadsgracht, de nog steeds bestaande Singelgracht. Het Amsterdamse verdedigingsbolwerk is inmiddels gesloopt en van de acht toegangspoorten tot de stad bestaat alleen de Muiderpoort nog.
Mimespeler Rob van Reijn en historicus Maarten Hell beschrijven in De ommuurde stad de geschiedenis van de stadsmuur, de 26 bastions en acht stadspoorten aan de hand van een historische route door de stad. Het relaas begint met een korte geschiedenis van de Amsterdamse stadsmuur door Peter Prins. Vermoedelijk al sinds de veertiende eeuw had Amsterdam een aarden stadswal. De welvaart van de stad nam in die tijd sterk toe.
In bedenkelijke staat
Het verbaasde keizer Maximiliaan van het Heilige Roomse Rijk, waaronder het graafschap Holland eind vijftiende eeuw viel, dat Amsterdam slechts verdedigd werd door een aarden wal met houten palissaden. In 1482 initieerde hij daarom de bouw van een stenen stadsmuur. Deze muur liep langs het huidige Singel, de Kloveniersburgwal en de Gelderse kade, en functioneerde ongeveer een eeuw.
Vanwege de sterke uitbreiding van Amsterdam in de daaropvolgende periode zag het stadsbestuur zich genoodzaakt om een nieuwere, aarden muur met bastions te bouwen rond de stad. Dit project begon in 1611 en werd pas in 1663 afgerond. De werking van de stadsmuur is gelukkig nooit op de proef gesteld, want de muur verkeerde vrijwel vanaf het begin in een bedenkelijke staat. Dit had voornamelijk te maken met de hoge kosten voor onderhoud van dit enorme bolwerk, dat daarom nooit adequaat is uitgevoerd.
Zeventiende-eeuws industrieterrein
De ommuurde stad biedt naast veel informatie over de historische stadsmuur, ook boeiende verhalen over de acht stadspoorten, waaronder de Muiderpoort, de Leidsepoort, de Raampoort, de Weesperpoort, de Haarlemmerpoort en de Zaagmolenpoort.
Bij de laatstgenoemde poort staan we nog even stil. Niet omdat deze poort architectonisch of qua bouwstijl nu veel indruk maakte – de poort was niet veel meer dan een loopbrug over de gracht -, maar omdat het achterliggende verhaal van de poortnaam de aandacht trekt. De poort was een gewelfde doorgang voor werklui die net buiten de stad in de houtzagerijen werkten, waar ze hard werkten om hout voor de florerende scheepsbouw te zagen. Het boek vertelt hierover:
“De Amsterdamse houtzagers hadden tot omstreeks 1630 nog met de hand gezaagd – in tegenstelling tot hun collega’s uit de Zaanstreek en Waterland, waar de kolossale boomstammen inmiddels met behulp van windmolens werden gezaagd. Dat ging wel dertig keer sneller. Uiteindelijk kozen de Amsterdamse houtzagers ook voor deze innovatie en op initiatief van particuliere houtkopers kwamen er in Amsterdam ook houtzaagmolens. Het stadsbestuur stelde een stuk grond beschikbaar ten westen van de stad, tussen de stadswal en de Kostverlorenvaart. In ‘dit oord buiten de stad’, waar nu het Frederik Hendrikplantsoen en de Nassaukade het uitzicht bepalen, ontstond in de zeventiende een industrieterrein met zaagmolens zo ver het oog reikte. En daar moet het soms een behoorlijke herrie zijn geweest. Bij een windkracht van een dikke vier Beaufort stonden de wieken, door de wind gedreven, ’te gonzen en te gieren’, terwijl hun zagen door het dikste hout rukken’, zo schreef de dichter Daniël Willink. Ter voorkoming van brand was het roken van tabak in de houtzaagmolens ten strengste verboden.” (61)
Slot
De ommuurde stad is een fraai boek, waarin alle belangrijke informatie staat over de oude stadsmuur van Amsterdam en zijn bastions. De talrijke tekeningen, illustraties, kaarten en oude foto’s maken het boek tot een mooi en prettig leesbaar document. Extra mooi is dat het boek in de hand genomen kan worden tijdens een stadswandeling die begint op het Barentzplein en eindigt bij het Funenpark. Bij elk nieuw hoofdstuk geven de auteurs precies aan hoe de lezer moet lopen naar het volgende historische ijkpunt.