“Modder, modder en nog meer modder”, dat is wat een paardenmenner van de Britse veldartillerie zich herinnerde van de Derde Slag om Ieper. Mortierinslagen en stortregens hadden het strijdtoneel in Vlaanderen in het najaar van 1917 veranderd in een grote modderpoel waar manschappen soms in wegzonken om nooit meer teruggezien te worden. Paarden die kanonnen voorttrokken kwamen amper vooruit in de dikke drab en kieperden soms in diepe granaattrechters waar ze door hun begeleiders met veel moeite uitgetrokken werden, als dat al lukte. Het was niet voor niets dat de Britse premier Lloyd George naar de strijd verwees als ‘de campagne van de modder’.

Lloyd bekijkt de slag met een frisse blik en doet dat mede aan de hand van primaire bronnen, onder andere afkomstig uit het Imperial War Museum te Londen. Om een veelzijdig beeld te krijgen benutte hij ook Duitse bronnen van het Bundesarchiv in Freiburg en het Beierse staatsarchief. Hij geeft veelvuldig getuigenverslagen weer van militairen van beide kanten, waardoor de gruwelijkheid van de gevechten aangrijpend weergegeven wordt. “De herrie van de geconcentreerde artillerie achter ons,” zo citeert hij een Britse infanterist die deelnam aan de Slag om Poelkapelle tussen 9 en 12 oktober
“…de niet-aflatende dreun van exploderende granaten voor ons, enorme vuurflitsen en schoten in de lucht boven ons, het geratel van mitrailleurs in de Duitse linie, de ontploffingen van kartetsgranaten uit de Duitse kanonnen; flitsende vlammen die als een op zijn prooi duikende havik uit de lucht neerschoten en de mannen waar ze op neerkwamen verpulverden – door zoiets omringd trokken wij op, over de desolate woestenij van modder en water en granaattrechters.”
Een Britse legerpredikant van de 33e Divisie bezocht op 26 september een verbandplaat bij de Meenseweg waar op die dag gewonden werden binnengebracht van de gevechten die in het een paar kilometer verderop gelegen Polygon Wood plaatsvonden.
“De gewonden stroomden de hele dag zonder onderbreking binnen in de eerstehulppost,” zo wordt de geestelijke geciteerd in het boek:
“…en op de vloer was het één grote massa gemutileerde, kronkelende mensen. Het was verschrikkelijk om aan te zien en ik was maar wat blij dat ik door andere dingen in beslag werd genomen.”

Ontredderde geesten
Behalve soldaten met fysieke verwondingen werden er ook mannen binnengebracht die psychisch ingestort waren. Sommige van deze slachtoffers van wat ‘shellschock’ genoemd zou worden, kraamden onzin uit en zwaaiden wild met armen en benen. Anderen trilden over hun hele lichaam. “Uitgereten lichamen en ontredderde geesten”, dat was volgens Nick Llyod de prijs die voor de opmars betaald werd.
Dat de Duitsers als verdedigers van de heuvel bij Passendale het eveneens zwaar hadden, maakt Lloyd duidelijk, onder andere met een tekstfragment van generaal Hermann von Kuhl.
“De verdedigers zaten ineengedoken in hun kraters vol water zonder beschutting tegen het weer, hongerig en ijskoud, onophoudelijk blootgesteld aan de overweldigende vijandelijke artilleriebeschietingen. Het was in de modderige grond heel moeilijk om te bewegen: man en paard zakten weg in het slijk; geweren en mitrailleurs zaten onder de modder en werkten niet meer.”
De Pruisische militair vond het “onuitsprekelijk” wat de Duitse manschappen moesten doorstaan. Volgens hem hield geen enkele divisie het “langer dan twee weken uit in deze hel”.

Ego
“De verovering van het Passendale draaide […] niet om het doorbreken van de linie of het klem zetten van de vijand”, zo concludeert de auteur resoluut, “of zelfs maar het verkrijgen van een betere linie voor de winter – het ging erom dat Haigs blazoen ongeschonden bleef.” Het was namelijk de generaal die zijn wil had doorgezet, terwijl het oorlogskabinet in Londen andere ideeën had. Zou hij de heuvelrug niet hebben veroverd dan had Haig niets bereikt en zou hij zijn ongelijk hebben moeten toegeven. Het besef hoe het grote slachtofferaantal samenhangt met het ego en de vrees voor gezichtsverlies van een generaal is schokkend. Had het aan de Britse premier Lloyd George gelegen dan waren troepen juist ingezet aan het Italiaanse front om eerst het Oostenrijks-Hongaarse leger te verslaan. Volgens de auteur deed de politicus echter bar weinig om zijn generaal in het gelid te krijgen, wat maakt dat hij medeverantwoordelijk is voor de massale verliezen in Vlaanderen.

Boek: Passendale – Ieper 1917