Paul von Hindenburg (1847-1934) is een van de bekendste politieke en militaire leiders uit de veelbewogen Duitse geschiedenis. Hij maakte naam als veldmaarschalk tijdens de Eerste Wereldoorlog en was de tweede rijkspresident van de Duitse Weimarrepubliek in het interbellum (1925-1934). Von Hindenburg benoemde in januari 1933 Adolf Hitler (1889-1945) tot rijkskanselier. Wie was deze man? En wat is zijn betekenis geweest voor de Duitse geschiedenis, met name in de eerste decennia van de twintigste eeuw?
Jeugd, militaire opleiding & vroege oorlogservaring (1847-1914)
Op 2 oktober 1847 kwam Paul von Hindenburg ter wereld in Posen, het tegenwoordige Poznan in Polen. Hij was een zoon van Robert von Beneckendorff en von Hindenburg, een Pruisische landeigenaar en legerofficier, en diens vrouw Louise von Hindenburg-Schwickart, een arts. Zijn voorgeslacht behoorde tot de Junkers, zoals de leden van de Pruisische aristocratie en landadel genoemd werden. Deze eliteklasse bezat grote landbouwbedrijven, waar horige boeren werkten die nauwelijks rechten hadden.
Een biografie van Paul von Hindenburg noemt hem ‘een geboren militair‘, omdat Paul de zoon van een legerofficier was en in het militaristische Pruisen ter wereld kwam. Ook op andere vlakken was hij een kind van zijn tijd. Zo zou Von Hindenburg bekend komen te staan als conservatief, monarchistisch en als Pruisisch nationalist.
Nadat hij het basisonderwijs afgerond had, begon Von Hindenburg, die nog net geen twaalf jaar was, in 1859 in de plaats Wahlstatt (het tegenwoordige Legnickie Pole in Polen) een opleiding aan de Cadettenschool, die hij in 1866 voltooide. Kort na afronding van zijn cadettenopleiding deed Von Hindenburg praktische militaire ervaring op in de Slag bij Königgrätz (3 juli 1866), de belangrijkste veldslag uit de Duitse Oorlog tussen Oostenrijk en Pruisen. Pruisen won deze slag, en uiteindelijk de oorlog, op een overtuigende manier. Een andere veldslag waarin Von Hindenburg het nodige leerde over oorlogsvoering was de Slag bij Sedan (1-2 september 1870) uit de Frans-Duitse Oorlog, die eveneens tot een eclatante Duitse overwinning leidde. Tijdens de genoemde oorlogen viel Von Hindenburg niet bijzonder op binnen de Duitse legertop. Maar historici zijn het erover eens dat hij – hoewel hij geen oorlogsheld werd – op een gedegen manier zijn hoge functie binnen het leger vervulde.
Von Hindenburg klom in de periode 1870-1910 stap voor stap steeds hoger op binnen het leger. Hij werd in 1872 bevorderd tot eerste luitenant en in mei 1877 opgenomen in de Militaire Generale Staf van het Pruisische leger. Van luitenant maakt Von Hindenburg carrièrestappen naar kapitein der infanterie (1878), majoor (1885), kolonel (1894) en generaal-majoor (1897). In de periode tot 1905 had Von Hindenburg de verantwoordelijk over legerdivisies in onder meer Karlsruhe en Koblenz, tot hij in 1905 bevorderd werd tot generaal der infanterie en bevelhebber van het Vierde Legerkorps in Maagdenburg. Vermeldenswaardig is nog Von Hindenburgs benoeming tot chef van de tweede afdeling van het ministerie van Oorlog, in november 1890.
Op 24 september 1879 stapte Paul von Hindenburg in het huwelijksbootje met Gertrud von Sperling (1860-1921). Ze kregen samen drie kinderen, van wie de dochters indrukwekkende namen hadden: Irmengard Pauline Louise Gertrud (1880-1948), Oskar (1883-1960) en Annemarie Barbara Ilse Ursula Margarete Eleonore (1891-1978).
Von Hindenburg ging uiteindelijk op 18 maart 1911, toen hij 63 jaar was, als generaal met pensioen. Die dag verleende keizer Wilhelm II (1859-1941) Paul van Hindenburg de hoogste ridderorde in Pruisen, de Hoge Orde van de Zwarte Adelaar, en willigde hij Von Hindenburgs verzoek in tot eervol ontslag uit actieve militaire dienst. Hierna ging Von Hindenburg in Hannover wonen.
Rol & betekenis van Von Hindenburg tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Kort nadat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd Von Hindenburg – om precies te zijn op 22 augustus 1914 – gevraagd om de leiding op zich te nemen van de 8e divisie van het Duitse leger. Hij aanvaardde dit voorstel. Von Hindenburg was al binnen een handvol dagen, op 26 augustus 1914, als verantwoordelijk legerleider betrokken bij het militaire treffen tussen de Duitse en Russische troepen in de bekende Slag bij Tannenberg in Oost-Pruisen. De Duitse troepen wonnen deze slag overweldigend, waardoor, in de woorden van historicus Koen Koch (Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog, p.128)…
“De mythe van het militaire genie van het duo Hindenburg en Ludendorff was geboren…”
Samen met opperbevelhebber Erich Ludendorff (1865-1937) en generaal Helmuth von Moltke (1848-1916) behoorde Von Hindenburg tot de belangrijkste leiders van het Duitse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hun overwinning bij Tannenberg in augustus 1914 was een combinatie van geluk en van het inzicht van enkele hooggeplaatste collega’s. Zo voerde de eigenzinnige generaal Hermann von Francois (1856-1933) tot tweemaal toe een aanvalsopdracht van Ludendorff – die voortdurend zenuwinzinkingen had en dan door Von Hindenburg weer bemoedigd werd – niet uit, wat achteraf goed bleek uit te pakken. Het waren generaal Francois en de strategisch sterke commandant Max Hoffmann (1869-1927), die het belangrijkste aandeel hadden in de Duitse triomf bij Tannenberg.
In de laatste maanden van 1914 en in 1915 zetten Ludendorff en Von Hindenburg zich in voor de versterking van de Duitse slagkracht aan het oostfront. Het westfront was al snel vastgelopen in een loopgravenoorlog, waardoor de focus op het oosten kwam te liggen. Op 1 november 1914 werd Von Hindenburg benoemd als opperbevelhebber aan het Oostfront. De strategie die Von Hindenburg van Alfred von Schlieffen (1833-1913, de bedenker van het Schlieffenplan uit 1905) geleerd had, was dat ‘verdedigen vrouwelijk is en aanvallen mannelijk’. De masculiene Von Hindenburg zette dan ook, waar mogelijk, in op aanvallen in plaats van verdedigen. De Duitsers wisten de Russen uit Oost-Pruisen te verdrijven. Maar pas vanaf mei 1915 behaalden Duitsland enkele grote overwinningen op Rusland.
Op 29 augustus 1916 kregen Ludendorff en Von Hindenburg samen de Oberste Heersleitung (OHL) over de Duitse strijdkrachten, als vervangers van Erich von Falkenhayn (1861-1922). Beide aanvoerders gingen, los van de keizer en de Reichstag, hun eigen gang en stelden de hele Duitse economie en samenleving in dienst van de oorlog. De bevoegdheden van de legerleiding werden verruimd. Ludendorff en Von Hindenburg zetten hierna in op de onbeperkte duikbotenoorlog. Deze ging eind januari 1917 van start en zou, samen met de Amerikaanse oorlogsverklaring aan Duitsland in april 1917, leiden tot een snelle ineenstorting van het Duitse Keizerrijk.
Keizer Wilhelm II vluchtte eind 1918 naar Doorn in Nederland. Datzelfde jaar, na de vrede, ontstond de Weimarrepubliek. Dit zou een democratisch maar instabiel politiek regime blijken te zijn, dat begin 1933 instortte toen Von Hindenburg Adolf Hitler tot rijkskanselier benoemde.
De periode van de Weimarrepubliek: Von Hindenburg wordt rijkspresident (1918-1933)
Op 25 juni 1919 bood Von Hindenburg, kort na Ludendorff, zijn ontslag aan als stafchef van het Duitse leger. Hij verhuisde naar de stad Hannover en ging met pensioen. Anderhalve week erna, op 3 juli, vond de definitieve demobilisatie van de Duitse legermacht plaats, zoals bepaald was in het Verdrag van Versailles.
Op 18 november 1919 verkondigde Von Hindenburg samen met Ludendorff de Dolkstootlegende in de Duitse Reichstag, een goed uitgedachte militaire en conservatieve complottheorie. Kernidee van hun redevoering was dat Duitsland de oorlog verloren had door intern verraad uit sociaaldemocratische hoek. Andere verantwoordelijken waren, aldus deze theorie, Joden, links-revolutionaire bewegingen en de kleurloze massa.
De jaren 1919 tot 1925 benutte de gepensioneerde Von Hindenburg met het maken van diverse reizen door Duitsland, vooral naar Oost-Pruisen. Als oorlogsheld genoot hij grote populariteit in den lande, wat hij merkte tijdens zijn binnenlandse reizen. In de herfst van 1921 trad Von Hindenburg aan als voorzitter van de Deutschenhilfe, een instantie die de Duitse industriële positie in het buitenland probeerde te versterken. Ook werd hij erelid van het Korps Montania Freiberg, een erekorps dat gelieerd was aan de mijnbouw.
Tijdens de Duitse Reichtag-verkiezingen in maart 1925 stelde Von Hindenburg zich, op verzoek van rechtse partijen, kandidaat voor het ambt van rijkspresident. Duitsland was in de jaren ervoor – onder het bewind van de regering-Stresemann – redelijk hersteld van de hyperinflatie en kende enkele jaren van relatieve rust. Na het aantreden van Von Hindeburg brak een periode aan waarin de Duitse democratie steeds verder afgebroken werd. Op 12 mei 1925 werd Von Hindenburg, na een tweede stemronde waarin hij centrum links politicus Wilhelm Marx (1863-1946) versloeg, beëdigd als opvolger van zijn voorganger Friedrich Ebert (1871-1925). In zijn eerste regeringsjaren hield Von Hindenburg zich aan de grondwet van de Weimarrepubliek, maar vanaf 1929 veranderde die houding en bleek dat de autoritair-monarchistische rijkspresident streefde naar het herstel van de oude orde van vóór de Weimarrepubliek
In een vertrouwelijk overleg met de Zentrum-leider Heinrich Brüning (1885-1970) polsten de conservatieven of deze weinig bekende politicus interesse had om een minderheidskabinet te vormen. Dit kabinet trad aan in maart 1930 en zou in de jaren die volgden de nekslag betekenen voor de Weimardemocratie. De Weimarer Reichsverfassung bood met artikel 48 ruime bevoegdheden aan de rijkspresident om het parlement te omzeilen via noodverordeningen. De regering-Brüning vaardigde meteen een noodverordening uit, maar een meerderheid in de Reichstag stemde hiertegen. Hierop besloot Von Hindenburg zijn macht te gebruiken, het parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven, die op 14 september 1930 werden gehouden. Dit bleek achteraf een desastreuze gebeurtenis te zijn voor de Weimarrepubliek, omdat de democratische partijen tijdens deze verkiezingen hun parlementaire meerderheid verloren. De communistische KPD en vooral de nationaalsocialistische NSDAP boekten een fikse winst. Hitlers partij groeide van 12 naar maar liefst 107 zetels (18.3 procent van alle stemmen), terwijl de KPD een sprong maakte van 54 naar 77 zetels.
Brüning zat in een lastig parket. Hij was enerzijds afhankelijk van rijkspresident Von Hindenburg en diens mogelijkheden om noodverordeningen af te kondigen. Anderzijds had hij de SPD, de sociaaldemocratische partij, nodig om te kunnen blijven regeren. Minstens zo beroerd was de economische politiek die Brüning ging voeren, namelijk een deflatiepolitiek. Deze politiek van bezuinigingen leidde tot een miljoenengroei van werklozen, waardoor de economie van Duitsland in een diepe crisis belandde. Een economische crisis die, zo zou blijken, er in belangrijke mate aan bijdroeg dat Adolf Hitler en diens NSDAP in 1933 aan de macht kwamen.
In maart en april 1932 vonden in twee rondes nieuwe rijkspresidentsverkiezingen plaats. Hoewel het kabinet-Brüning wankel was, lukte het de regering nog wel om genoeg steun te krijgen om Von Hindenburg benoemd te krijgen in plaats van Adolf Hitler. Kort na zijn herbenoeming stuurde Von Hindenburg, op 30 mei, rijkskanselier Brüning naar huis. In diens plaats benoemde hij de rechtse Zentrum-leider Franz von Papen (1879-1969) tot rijkskanselier. Hiervoor was de support van de gegroeide NSDAP nodig, die deze benoeming wilde steunen als het in april 1932 afgekondigde verbod op de SA, de Schutzabteiling van Hitler en consorten, ingetrokken zou worden. Dit deed Von Papen op 17 juni, waarna de SA meteen de straat opging en er op Altonaer Blutsonntag, op 17 juli, 18 doden vielen bij een SA-aanval op KPD-aanhangers. Twee weken na deze bloedige straatrellen vonden de Reichstagverkiezingen plaats, die leidden tot een enorme overwinning voor de NSDAP: Hitlers partij groeide van 107 naar 230 zetels. Duitsland werd intussen geteisterd door sociale onrust, straatterreur en een almaar oplopende werkloosheid.
Toen begin december 1932 wederom een nieuwe rijkskanselier werd verkozen, namelijk Kurt von Schleicher, en de NSDAP bij de verkiezingen die maand zakte van 230 naar 196 zetels, schreven sommige opiniemakers dat de NSDAP over haar macht heen was. Niets bleek minder waar. Achter de rug van de kortzittende Von Schleier om, ging de aan de kant gezette Von Papen in het geheim besprekingen aan met Hitler. Samen met de zoon van Von Hindenburg, Oskar von Hindenburg, wist Von Papen de rijkspresident Von Hindenburg over te halen om Adolf Hitler tot rijkskanselier te benoemen. Von Hindenburg, die Hitler voor geen cent vertrouwde, was ervan overtuigd dat er een burgeroorlog dreigde en wilde dat voorkomen. Ook had hij liever een rechtse politicus op deze positie dan een communist. Von Papen dacht op zijn beurt dat hij Hitler wel zou kunnen temmen. Zo gebeurde het dat Adolf Hitler op 30 januari 1933 aantrad als nieuwe rijkskanselier en vervolgens in korte tijd de democratie buitenspel zette.
Overlijden van Von Hindenburg & diens nationale erfenis
Paul von Hindenburg overleed op 2 augustus 1934 in de Duitse plaats Gut Neudeck. Hij stierf na een ziekbed van enkele maanden aan de gevolgen van longkanker. Kort voor zijn dood bracht Hitler, volgens de overlevering, een laatste bezoek aan van Von Hindenburg. De verwarde en doodzieke rijkspresident zou Hitler hierbij aangesproken hebben als “Majesteit”, in de veronderstelling dat het de keizer was die hem met een bezoek vereerde. Volgens familieleden van Von Hindenburg waren de laatste woorden die hij uitsprak:
“Mijn keizer … mijn Duitse vaderland.”
Tegen zijn uitdrukkelijke wens in werd Von Hindenburgs stoffelijke overschot, samen met dat van zijn vrouw, bijgezet bij het Tannenberg-Nationaldenkmal bij Hohenstein. Deze gedenkplaats was een militair herdenkingsmonument voor de slachtoffers van drie veldslagen die – tijdens de Middeleeuwen en de Eerste Wereldoorlog – bij deze stad zijn uitgevochten.
In 1944, toen de Sovjets Duitsland naderden, verplaatste Generalleutnant Oskar von Hindenburg het stoffelijk overschot van zijn ouders naar het westen van Duitsland. Daar lagen de stoffelijke restanten enige tijd in een zoutmijn in Thüringen, waar ze door het Amerikaanse legeer werden aangetroffen. Daarna verplaatsten de Amerikanen Von Hindenburgs restanten in augustus 1946, in het kader van ‘Operation Bodysnatch‘ naar Marburg. Sindsdien liggen de overblijfselen van Hindenburg en zijn vrouw begraven in de St.-Elisabeth Kirche in Marburg.
Tijdens zijn leven werd Von Hindenburg beschouwd als een onovertroffen oorlogs- en volksheld. In de eerste decennia na zijn overlijden had Von Hindenburg nog steeds een positieve reputatie. Met name gedurende de jaren 1950 werd hij beschouwd als ‘de verdediger van Duitsland tegen de Sovjet-Unie’. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het beeld van Von Hindenburg echter aanzienlijk kritischer geworden, met name in de afgelopen vijfentwintig jaar. In 2020 raakte Von Hindenburg bijvoorbeeld het ereburgerschap van Berlijn kwijt. In 2003 was dit ook al in discussie, maar toen werd die knoop nog niet doorgehakt.
Erich Ludendorff: Duitse generaal en politicus
Boek: Laatste winter van de Weimarrepubliek
Bronnen ▼
Boeken & gedrukte bronnen
-Paul von Hindenburg, Aus meinem Leben [autobiografie] (Leipzig: S. Hirzel, 1920).
-Koen Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog (Antwerpen & Amsterdam: Uitgeverij Ambo/Manteau, 2010).
-Frits Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland 1800-heden (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1996) 207-302.
Internet
-https://www.britannica.com/biography/Paul-von-Hindenburg
-https://www.geschichte-abitur.de/biographien/paul-von-hindenburg
-https://www.history.com/topics/world-war-i/paul-von-hindenburg
-https://www.militair.net/biografieen/paul-von-hindenburg/
-https://de.wikipedia.org/wiki/Paul_von_Hindenburg
-https://nos.nl/artikel/2324784-duitse-oud-president-von-hindenburg-raakt-ereburgerschap-berlijn-kwijt
-https://www.hessenschau.de/gesellschaft/hindenburgs-grab-in-marburg-irgendwo-muss-der-mann-ja-begraben-sein,hindenburg-grab-marburg-100.html