Principieel bezwaar tegen de Kultuurkamer

Amstel 278. Een noodlottige vriendschap in oorlogstijd – Tom Rooduijn
7 minuten leestijd
Georgette. Uit: Amstel 278
Georgette. Uit: Amstel 278
Als Nederland in mei 1940 door de Duitsers wordt bezet, moet Géza Weisz na enige tijd met zijn gezin onderduiken. Met enkele anderen komt hij terecht bij de Zwitserse arts Fritz Rimathé op het adres Amstel 278. Beide mannen houden een dagboek bij. Fritz doet hierin gedetailleerd verslag van zijn leven in Amsterdam: van de razzia’s in zijn buurt tot het kunstenaarsverzet en de invallen in zijn huis. Géza beschrijft de oplopende spanningen bij de onderduikers, maar ook het ontroerende weerzien met zijn elders ondergedoken zoon Fransje. Aan het beklemmende bestaan komt in augustus 1944 een einde, als een jeugdvriend van Géza zich tot verrader ontpopt. Beide egodocumenten zijn samengevoegd in het recent verschenen boek Amstel 278. Een noodlottige vriendschap in oorlogstijd (Thomas Rap) van Tom Rooduijn. Op Historiek een fragment over de oprichting van de Kultuurkamer, een instituut dat in de Tweede Wereldoorlog werd ingesteld, als onderdeel van de nazificatie van de Nederlandse samenleving.


Winter 1941

Op 25 november is de Kultuurkamer een feit. De kranten melden prominent de verordening van de rijkscommissaris: wie kunst wil beoefenen, moet vanaf nu lid zijn van dit instituut. De takken van kunst zijn onderverdeeld in zes ‘gildes’, Joden zijn van lidmaatschap uitgesloten. Georgette (de vrouw van Fritz, red.), net terug van een repetitie, is terneergeslagen. Ze is niet van plan toe te treden, dus waarom nog haar beste krachten steken in het nieuwe stuk? Daags erna ontvangt ze een pamflet van een acteurscomité met een oproep niet te tekenen voor het Gilde. Als de verzenders worden achterhaald, stelt Fritz vast, zijn ze reddeloos verloren. De gewetensvraag ligt bij de acteurs. Materieel gezien heeft Georgette het makkelijker dan de meeste van haar collega’s. Maar Fritz beseft dat het ook voor haar nu menens wordt. Georgette kan niet zonder het toneel, dat voor haar zoveel meer omvat dan werk.

(…)

1942

De dag nadert dat moet worden getekend voor de Kultuurkamer. Een comité van bevlogen acteurs roept op niet te capituleren. Ze voorspellen dat het publiek een ‘gezelschap van meelopers’ zal boycotten. Ook in andere kunstdisciplines is het verzet tegen de gildes hardnekkig. Maar velen twijfelen, temeer omdat de weigeraars een straf boven het hoofd hangt. Fritz voorziet een ‘Kraftprobe’.

Géza & Selma. Uit: Amstel 278
Géza & Selma. Uit: Amstel 278

Op 14 februari maken Fritz en Géza een contract op, waardoor Géza’s huisraad, apparatuur en kostbaarheden na ondertekening aan zijn vriend toebehoren. Met dezelfde bedoeling als die van andere vervolgden: opdat hun bezittingen, in het geval van vertrek, niet in handen van de Duitsers vallen. En dat ze die bezittingen terugkrijgen in het geval van terugkeer.
‘Ben je nog steeds optimistisch?’ vraagt Fritz na de schrijnende plechtigheid.
‘Wat wil je! Heb ik een keus?’ antwoordt Géza.
Hij gooit het over een andere boeg. ‘Wat is de overeenkomst tussen de Goede God en de Amerikanen?’
Fritz knikt nieuwsgierig.
‘We kunnen ze beiden niet zien, maar we móéten op ze vertrouwen.’
Hun overeenkomst houdt met de frasen ‘in het geval van vertrek’ en ‘in het geval van terugkeer’ nog slagen om de arm, beseft Fritz. ‘Dát hij vertrekt lijkt mij onvermijdelijk,’ schrijft hij later die dag in zijn dagboek. ‘En dat hij terugkeert is niet waarschijnlijk. Het breekt mijn hart.’

‘Het voelt als verraad. Ik kan van schaamte wel tien meter onder de grond kruipen.’

Georgette belt ’s avonds op uit Den Haag: het wordt later. Er is intensief overleg over het nieuwe bestel met toneelspelers van verschillende gezelschappen. Het gaat niet de goede kant op, zegt ze bedrukt. Na middernacht komt ze thuis, vermoeid en verdrietig. Aanvankelijk weigerden vrijwel alle acteurs zich aan te melden bij het Gilde voor Theater en Dans. Maar Dirk Verbeek, de directeur van het Residentie Tooneel, werd diezelfde avond nog door de Duitse autoriteiten gebeld: ‘Als u niet tekent, wordt u veroordeeld voor sabotage.’

Toen heeft hij toch getekend. Andere theaterleiders en regisseurs werden ook bedreigd, tekenden en vroegen acteurs hetzelfde te doen. Algehele consternatie. Ineens was het niet meer: ‘Wie is zo laf te tekenen?’ maar: ‘Wie durft er nog te weigeren?’

Fritz Rimathé. Uit: Amstel 278
Fritz Rimathé. Uit: Amstel 278

Na maanden van verzet, concludeert Fritz, worden de leiders op straffe van het concentratiekamp gedwongen zich aan te sluiten – en de rest volgt. Fritz en Georgette praten tot diep in de nacht.
‘Een paar dagen geleden aarzelde ik nog,’ zegt Georgette. ‘Maar nu is het voor mij glashelder: ik doe niet mee.’
Fritz bewondert zijn vrouw, die vastberaden haar principes volgt en riskeert te worden opgepakt.
‘Ik ben op alles voorbereid,’ zegt ze. ‘Ik ben niet bang voor de gevangenis, al wil ik liever niet sterven omdat ik nog zo veel te doen heb.’ Fritz vindt alleen al de gedachte onverdraaglijk.

De volgende dagen zet het discours zich in het huis aan de Amstel voort. Acteurs rechtvaardigen hun besluit met: ‘We worden ertoe gedwongen,’ of: ‘We hebben gedaan wat we kunnen.’ Een acteur zegt liever ‘het spelletje’ met de autoriteiten ‘mee te spelen’, dan dat hij tewerk wordt gesteld in Duitsland. Anderen beroepen zich op de verantwoordelijkheid voor hun gezin. Een actrice zegt:

‘Zo kunnen we het systeem tenminste nog van binnenuit saboteren.’

Mieke Verstraete, Cruys Voorbergh en John Leddy 4 december 1960
Mieke Verstraete, Cruys Voorbergh en John Leddy 4 december 1960. (CC0/ wiki)
Een acteur die kostuums verzamelt, vreest dat zijn collectie bij weigering in verkeerde handen komt. Ook vrienden van de Rimathés zien geen andere keus, zoals Cruys Voorbergh. Jan Huckriede wil liever niet capituleren, maar kan dan niet meer piano spelen of lesgeven. Als werkloze wordt hij onherroepelijk in Duitsland tewerkgesteld.

Zondagavond 15 februari geeft Het Masker in een uitverkocht Centraal Theater zijn eerste opvoering van Domheidsmacht van Marcellus Emants. Onder regie van Cruys Voorbergh speelt Jacqueline Royaards-Sandberg een overspelige ministersvrouw die haar man (Ko Arnoldi) te gronde richt. Ook Georgette, Han Bentz van den Berg en Mieke van Oorschot hebben rollen in het stuk, dat nog net niet onder het nieuwe toneelregime valt.

De volgende dag leest Fritz in ‘zijn’ Algemeen Handelsblad een jubelende recensie door Chris de Graaff. De nationaalsocialistische chef kunst prijst Cruys Voorbergh voor het uit het stof halen van dit ‘echt Nederlandsch spel van den huiselijken aard’.

‘Als Van Dellen niet onmiddellijk tekent, zegt hij, krijgt hij de doodstraf’

Het is 18 februari, een dag voor de uiterlijke datum van ondertekening. De druk op de acteurs wordt opgevoerd: als ze hun engagement bij een gezelschap tussentijds opzeggen, is hun te verstaan gegeven, worden ze door de Gestapo gearresteerd. Op het missen ofwel ‘saboteren’ van een voorstelling staat vijfduizend gulden boete.

Indruk maakt ook het relaas van H.D. van Dellen, directeur van het Gemeentelijk Theaterbedrijf. Hij weigert zich aanvankelijk tegenover een hoge Duitse ambtenaar naar het nieuwe bestel te voegen en dreigt de Stadsschouwburg te sluiten. De ambtenaar ontsteekt in woede: ‘Wie denk je wel dat je bent!’
Als Van Dellen niet onmiddellijk tekent, zegt hij, krijgt hij de doodstraf.
De directeur tekent. Nu gaan de laatste twijfelaars overstag.
‘En zo wordt op bevel van de Duitsers de Nederlandse cultuur verkracht,’ schrijft Fritz, ‘en uiteraard met vreugde door de kranten onthaald. Wat een verachtelijk en grotesk regime!’

Fritz & Georgette
Fritz & Georgette. Uit: Amstel 278
Georgette bezoekt met Fritz op de Keizersgracht het Zwitserse consulaat. Natuurlijk grijpt hij in zodra ze wordt gearresteerd, verzekert de consul. Georgette is immers door haar huwelijk Zwitsers staatsburger. Maar ze kan volgens hem beter ‘neutraal blijven in deze politieke kwestie’.

Talrijk zijn intussen de verhalen van arrestaties, waarbij meteen ook het huis werd leeggeroofd. Uit voorzorg verdelen Fritz en Georgette hun kostbaarheden over een aantal pakketten die ze bij vrienden onderbrengen. Fritz verbrandt compromitterende documenten en verstopt recente pagina’s van zijn dagboek in een atlas.

De volgende dag gaan de Rimathés naar hun bank om elkaar te kunnen machtigen. De lokettist vertelt dat veel mensen dit de laatste tijd doen. Er gaat een golf van pessimisme door de stad, alsof iedereen denkt: het is voorbij, het moest zo zijn.
‘Wij vragen ons angstig af,’ schrijft Fritz in zijn dagboek, ‘of we voor altijd onder deze terreur moeten leven.’

Voor Georgette zijn het zware dagen. Zondagmiddag 22 februari komen Ko Arnoldi en zijn vrouw met een bevriende advocaat naar de Amstel. Ze onderwerpen Georgette aan een ‘verbaal bombardement’, observeert Fritz, maar ze houdt voet bij stuk. Ten slotte zeggen ze, om haar verzet te breken: ‘Je riskeert dat actie wordt ondernomen tegen je stiefvader.’

Nadat ze vertrokken zijn, wikken en wegen Fritz en Georgette de kwestie drie uur lang. Fritz’ gevoel neigt naar weigeren, maar zijn verstand naar de onvermijdelijke concessie – alleen al door het vergrote risico dat Lazare wordt opgepakt.

Logo van de Nederlandsche Kultuurkamer (CC - Europeana - Museon)
Logo van de Nederlandsche Kultuurkamer (CC – Europeana – Museon)
Mies Boissevain komt langs. Georgette kan altijd bij haar terecht als ze gezocht wordt, zegt ze. Ze raadt Georgette aan in de zoom van haar jurk een potlood en een scheermesje te verbergen, voor geheim contact met de buitenwereld en om in het uiterste geval haar polsen door te kunnen snijden. De hele dag door is er druk telefoonverkeer met acteurs en actrices. Na een gesprek is steeds een vreemde klik te horen, volgens Fritz doordat er wordt afgeluisterd.

’s Avonds om een uur of tien adviseert Fritz zijn vrouw – ‘uit een combinatie van vermoeidheid en lafheid’ – aan het Gilde te schrijven dat ze een loopbaan als spraaklerares wil beginnen. Niet bepaald heldhaftig of ‘zuiver’, vindt hij, maar een compromis tussen weigeren en zwichten. Georgette neemt plaats achter het bureau, zegt een paar keer vastbesloten: ‘Ik mag niet toegeven’, schudt het hoofd, pakt een pen en schrijft. Dan vouwt ze de brief op, doet die in een envelop en gaat de trap af om hem te posten. Ze komt in tranen terug. ‘Dit is het moeilijkste besluit dat ik ooit genomen heb,’ zegt ze. ‘Het voelt als verraad. Ik kan van schaamte wel tien meter onder de grond kruipen.’

Wie er hebben geweigerd, blijft enige dagen onduidelijk. In telefoongesprekken is Georgette terughoudend. Maar ook tegenover Fritz zwijgt ze sinds die pijnlijke avond. De brief is in strijd met haar eer en geweten. Fritz vindt het moedig dat zijn vrouw ten slotte toch haar stiefvader liet prevaleren.

Amstel 278
Amstel 278 – Tom Rooduijn
Een week later horen de Rimathés vertrouwelijk namen van weigeraars, onder wie Jacqueline Royaards-Sandberg en het echtpaar Han Bentz van den Berg en Mieke van Oorschot. Ook het acteurspaar Albert van Dalsum en Do Hoogland tekende niet – en is meteen ondergedoken. Dat blijft Georgette bespaard, verzucht Fritz, als de autoriteiten haar beroepsverandering tenminste accepteren.

Donderdag 26 februari speelt Georgette in Zwolle voor het laatst in Domheidsmacht. De voorstelling markeert behalve haar laatste optreden ook het einde van Het Masker.

~ Tom Rooduijn

Boek: Amstel 278 – Tom Rooduijn
Ook interessant: Onderduiken in Amsterdam

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×