Herculaneum en Pompeii zijn ontdekt rond het midden van de achttiende eeuw. Winckelmann schreef erover. Hoewel de eerste opgravingen vaak worden afgedaan als pure schatgraverij, is dat niet helemaal terecht. Zeker Karl Weber heeft enorm zijn best gedaan het onderzoek zo professioneel mogelijk uit te voeren. Dat hij een van ās werelds allereerste opgravers was en dus niet kon voldoen aan latere professionaliteitseisen mag hem niet worden nagedragen.
In Pompeii is het grootste deel van de stad blootgelegd in de loop van de negentiende eeuw. Er waren professionele kunsthistorici bij betrokken, maar ook tientallen arbeiders, classici, bouwkundigen en natuurlijk tekenaars, zoals de gebroeders Fausto en Felice Niccolini. Hun vader Antonio had al gewerkt voor het archeologisch museum van de koning van Napels, zij zelf begonnen hun carriĆØre onder diens bewind, en dat zou normaal gesproken het einde hebben moeten zijn van hun loopbaan toen Garibaldi de stad in 1860 veroverde. De twee broers konden echter de overstap naar het nieuwe regime maken dankzij hun vriend Giuseppe Fiorelli, de nieuwe toezichthouder in Pompeii.
Het nieuwe ItaliĆ« wilde betere archeologie en Fiorelli liet de opgravingen zorgvuldig in kaart brengen en documenteren. De Niccoliniās waren zijn favoriete kunstenaars en publiceerden vanaf 1854 tot hun dood in 1886 tientallen afleveringen van Le case ed i monumenti di Pompei disegnati e descritti. De reeks werd door Faustoās zoon Antonio voortgezet, telde uiteindelijk 137 delen die uiteindelijk in vier banden opnieuw werden uitgegeven.
Goed bewaard geheim
Gebouwen, standbeelden, ongeveer duizend voorwerpen: de Niccoliniās en hun medewerkers tekenden het allemaal. Ruim 451 lithografieĆ«n documenteren het dagelijks leven in een Romeins provinciestadje. Of beter: de laatste uren van het bestaan van dat stadje, dat in 79 n.Chr. werd verwoest door de Vesuvius. Anders dan bijvoorbeeld de even oude publicaties van Schliemann over Troje en die van Layard over de opgravingen in Nineveh, die altijd in druk zijn gebleven, was dit kwartet boeken lange tijd eigenlijk een goed bewaard geheim. Ik heb het viertal Ć©Ć©n keer in een vitrine zien liggen: enorme banden, ruwweg op A2-formaat. Maar ook al zijn ze nu zeldzaam, ze moeten ooit populair zijn geweest. De schilderijen van Lourens Alma Tadema zijn ondenkbaar zonder Fausto en Felice Niccolini.
Koffietafeluitgave
En nu is er een koffietafeluitgave van de afbeeldingen uit Le case ed i monumenti, samengesteld door Valentin Kockel en Sebastian SchĆ¼tze. De afmetingen zijn gereduceerd tot iets groter dan A3, wat iets aan de schoonheid afdoet, maar het materiaal is er tenminste. Alle 451 lithoās dus, met Kockels uitleg in het Duits, Engels en Frans. 650 paginaās. Het is adembenemend om door te bladeren, wat ik dan ook weleens doe sinds ik het boek een paar maanden geleden in een opwelling in Keulen heb aangeschaft.
Let op: er is een iets oudere Engelstalige uitgave, deze, die niet zo best is ontvangen. De uitgave die ik bedoel is deze. En die had betere besprekingen. Ik weet het, honderdvijftig euro is geen kattenpis, maar ik vind het elke cent waard.