Het leven van P.I.E.
Er was eens een taal, ver weg, niemand weet waar; en lang geleden, toen de dieren net niet meer spreken konden en de mensen nog niet zo lang; een taal die nu niemand meer kent en waarvan de naam vergeten is, als hij er al een had. Kinderen leerden die taal van hun ouders, net als kinderen nu, en hun kinderen weer van hen, en zo almaar voort, tot de dag van vandaag. In de loop der eeuwen veranderde de oude taal meer en meer. Het leek wel wat op het spelletje ‘doorfluisteren’: de laatste speler hoort iets heel anders dan wat de eerste zei. Maar in dit geval zijn de laatste spelers: wij, de sprekers van het Nederlands.
Niet alleen die van het Nederlands, trouwens, ook die van het Duits – dat is bijna hetzelfde. En het Noors, dat ook niet zo heel erg anders is. En Frans en Pools en Grieks, want zelfs die lijken als je goed kijkt enigszins op het Nederlands. Nog verder weg zijn er nog andere, zoals Armeens en Koerdisch en Nepalees, die je nog scherper moet bekijken om de gelijkenis te zien. Allemaal zijn ze ontstaan uit die ene taal, gesproken door een volk waarvan we de naam niet kennen, wel zestig eeuwen geleden. En omdat ook niemand weet hoe die taal eigenlijk heette, is er maar een nieuwe naam voor verzonnen: PIE.
PIE is een afkorting, van Proto-Indo-Europees. Een erg goede naam is dat niet. Het woord proto (‘eerste’, ‘oer-’) suggereert dat er geen eerdere talen waren, en die waren er wel – nog oerder dus. En ‘Indo-Europees’ klinkt alsof het taalgebied Indonesië en Europa omvat, of zich daartussen uitstrekt. In feite verwijst ‘Indo-’ naar India, maar daar spreken meer dan 200 miljoen mensen talen die juist geen historisch lijntje naar het PIE hebben. Bovendien spreekt bijna iedereen op het Amerikaanse continent en in Australië óók een taal die van het PIE afstamt. Wat dan weer wel klopt, is dat meer dan 95 procent van de Europeanen een Indo-Europese taal spreekt – een taal dus die afstamt van het PIE.

Om het oude woord voor pakweg ‘tong’ te reconstrueren, kijken ze naar het woord voor ‘tong’ in die latere talen: lezu en liežuvis, tengae, tunga en dingua, gjuhë, käntu, językŭ en jihvā (dat waren Armeens, Litouws, Oudiers, Zweeds, Oudlatijn, Albanees, Tochaars A, Oudslavisch en Sanskriet). Daar is op het eerste gezicht geen lijn in te ontdekken. Maar als je dit soort rijtjes systematisch vergelijkt, duiken er toch allerlei patronen op. Het wordt geleidelijk duidelijk dat taal A de PIE-woorden consequent op de ene manier heeft verbasterd (‘veranderd’, om het netjes te zeggen) en taal B consequent op een andere. Als je die gewoontes eenmaal doorhebt, kun je terug redeneren naar het oorspronkelijke woord.
Dat puzzelwerk heeft veel kennis opgeleverd, maar helaas is het resultaat voor buitenstaanders niet altijd even verhelderend. Zo blijkt ‘tong’ in het PIE* dnǵhwéh2s te zijn geweest. Het sterretje (*) betekent dat het woord is gereconstrueerd op basis van latere talen. De andere tekens vertegenwoordigen allemaal een klank, maar wélke klank, dat weten alleen specialisten – en van ‘h2 ’ weten zelfs zij dat niet. Het resultaat is kortom nogal abstract en goeddeels onbegrijpelijk.
Is er een manier om de kloof tussen de taal van onze verre voorouders en onszelf te overbruggen? Kunnen we het PIE niet wat begrijpelijker maken, en zijn sprekers wat menselijker? Kunnen we taal en volk tot leven wekken? Ja, dat kan, tot op zekere hoogte. En Vilnius, de hoofdstad van Litouwen, is een goede plaats om dat te doen.

Als je graag van dichtbij kennis wilt maken met PIE, is Vilnius óók een goede plek om dat te doen, want van alle levende talen lijkt het Litouws het meest op het PIE. Een Litouwer van nu zou dan wel geen gesprek kunnen voeren met een oude Indo-Europeaan, maar hij zou diens taal wel sneller onder de knie krijgen dan een Noor, een Griek of een Nepalees.
De overeenkomsten zijn talrijk. In de woordenschat bijvoorbeeld. ‘Zoon’ is in het Litouws sūnus, in het PIE: *suh2nus. En esmi betekent in het PIE én in sommige Litouwse dialecten ‘ik ben’ (in de standaardtaal zegt men tegenwoordig esu).

Dat veel moderne Litouwse woorden nog zo sterk lijken op oude PIE-woorden, komt voor een groot deel doordat het Litouws de afzonderlijke klanken van het PIE redelijk zorgvuldig heeft bewaard, terwijl ze in het Nederlands en andere talen aan het schuiven zijn gegaan. Neem het woord voor ‘5’. Zowel het Nederlandse vijf als het Litouwse penki stammen af van het PIE *penkwe. Maar aan ons woord is dat alleen voor een deskundige nog te zien, aan het Litouwse voor iedereen.

Werkwoordsvervoegingen, zinsvolgorde, klemtoonpatronen, achtervoegsels – op tal van gebieden laat het Litouws zijn Indo-Europese afkomst blijken. Al die dingen zijn dus al meer dan tweehonderd generaties behoorlijk nauwkeurig doorgegeven. Daarmee zijn de Litouwers onbetwist Europees kampioen doorfluisteren.
Boek: Lingua. Dwars door Europa in 69 talen – Gaston Dorren
Meer boeken over Taalgeschiedenis
Lees ook: Het Aramees: de eerste wereldtaal