In deze serie zijn de belangrijkste typisch Hellenistische filosofische scholen behandeld: de Cynici, het radicaal Hedonisme, het meer gematigde Epicurisme, de vroege Stoa en de Sceptici. Om het af te sluiten hierbij een samenvatting, waarmee we de hele filosofische discussie van het vroeg-Helleense tijdperk kunnen overzien. Daarbij zullen we ook de filosofieën van Plato en Aristoteles in het overzicht meenemen, want de door hen gestichte scholen zijn ook in de Hellenistische tijd van groot belang. Maar eerst wat meer over de Helleense beschaving als achtergrondinformatie.
De Helleense samenleving
In de periode voor het Hellenisme was de Griekse polis een belangrijke entiteit waaraan de Grieken hun identiteit ontleenden. De filosofieën van filosofen uit die tijd, zoals als Plato en Aristoteles, spiegelen zich aan deze polis: de stadsstaat en zijn politiek staat in de filosofie centraal. In de Hellenistisch tijd werd de stadstaat echter overvleugeld door de nieuwe rijken, die weliswaar geregeerd werden door Griekse elites, maar veel grootschaliger waren. Daarbij verloren de stadsstaten waar de directe democratie gevestigd was ook de eigen politieke vorm. De hoofdsteden van de Helleense rijken groeiden daarbij tot veel groter dan de Polis ooit geweest was en daardoor vormden zij geen eenheden meer waar mensen hun identiteit aan ontleenden.
Met het wegvallen van de kleine gemeenschap als culturele kern werden de mensen meer naar binnen en naar zichzelf gekeerd. De cultuur ten tijde van de stadsstaten werd met een opvallende nostalgie verheerlijkt, maar ondertussen was er wel een nieuwe culturele bloei. In de kunst verschoof het accent van de mythologie naar de mensen, wat in de literatuur leidde tot de uitvinding van avonturenroman en de eerste kunstuitingen waarin de echte romantische liefde tussen man en vrouw bezongen wordt. Het gezin werd een belangrijker element in het maatschappelijk leven dan deze ooit geweest was. De beeldhouwkunst van de Helleense tijd ondertussen kenmerkt zich door een grote liefde voor realisme en detail, en ook de architectuur nam een nog hogere vlucht dan deze in de Atheense tijd al had genomen. Tenslotte ontwikkelden in de Helleense periode wetenschappen als wiskunde, astronomie, natuurwetenschappen, geologie en geneeskunde zich sterk en boekte de technologie een grote vooruitgang. Dit was de wereld waarin de filosofen rondliepen die we tot nu toe bekeken hebben, en het is dan ook vooral een teken des tijds dat zij meer dan hun voorgangers bezig waren met de zoektocht naar het persoonlijk geluk en zich minder bezig hielden met politiek en metafysica.
Verschillende vormen van geluk
In de tijd van het Hellenisme liepen er, zoals we zagen, veel filosofen rond die Cynici genoemd werden. Dit waren rondtrekkende filosofische kluizenaars die vooral provoceerden, met als doel de maatschappij en beschaving ter discussie te stellen, die volgens hen de mens afleidden van zijn natuurlijke staat van zijn. Zij lieten zich losjes inspireren door filosofische rebellen uit het verleden zoals: Heraclitus, die het leven als kluizenaar volgens de natuur promootte, Socrates, de eeuwige criticaster, en de Cynische filosofen Diogenes, de kruikbewoner, en Crates, de linzeneter. Het geluk ligt volgens de Cynici in het terugkeren naar het simpele animale bestaan.
De hedonistische filosofen komen grofweg in twee soorten voor. De Cyreense school van Aristippos was de meest radicale hedonistische school. Voor de Cyreense school staat ‘plezier’ hoger dan ‘geluk’: het laatste is slechts een afgeleide van het eerste. Aristippos rechtvaardigde dit idee met een zeer sceptische houding tegenover kennis. Hij vertrouwt liever op het gevoel.
Een meer gematigd hedonist was Epicurus. De wereld is volgens hem een product van toevallige botsingen van atomen en dat is volgens de Epicuristen een goede reden om niet verder te zoeken naar een zin van het leven. Ook Epicuristen vertrouwen op het gevoel. De rede leert ons echter gevoelens tegen elkaar af te wegen en berekenend op te treden. Om gelukkig te zijn is het volgens hen maar beter als we niet teveel ambities koesteren en een gematigd en teruggetrokken bestaan leiden.
En dan de Stoïcijnen. Zij verschillen fundamenteel met Epicurus in hun overtuiging dat er juist géén toeval bestaat. Alles wat gebeurt, gebeurt volgens hen uit noodzaak. Alles hangt samen met alles. Zij stellen dat de natuurwetten redelijk zijn en daarmee fundamenteel begrijpelijk. Volgens de vroege Stoïcijnen is de zoektocht naar kennis de weg naar het geluk. Zij trekken zich niet terug zoals Epicurus: zij willen de hele wereld begrijpen en haar zo leren accepteren zoals zij is. Om de wereld te kennen zoeken zij hun heil bij de logica en de wetenschap.
De Sceptici tenslotte stellen dat ieder oordeel tot teleurstelling leidt en dat oordelen afleidt van de werkelijke zoektocht naar het geluk.
De Helleense stromingen die we zojuist bespraken, lieten zich inspireren door andere voorgangers dan Plato en Aristoteles, die zich vooral lieten inspireren door filosofen als Parmenides en Pythagoras, filosofen die zochten naar een onveranderlijke waarheid achter de verschijnselen. De Cynici, de Hedonisten, de Stoïcijnen en de Sceptici zijn filosofen die uitgaan van een veranderlijke wereld. In deze filosofieën wordt met name Heraclites veel aangehaald. Socrates wordt vaak als voorbeeld gezien, maar voor de Helleense filosofen vervult Socrates vooral zijn functie als grote twijfelaar. Zij zien hem niet in de rol van moralist die op zoek is naar Het Goede, de rol die hij in de filosofie van Plato speelt. Ondertussen bleven in de Hellenistische tijd ook de Platoonse Academie en het Lyceum van Aristoteles zeer invloedrijk. Maar ook al gingen de filosofen van die scholen uit van het geloof in een achterliggende hogere vaste waarheid, het waren zelf geen statische bewegingen.
De Platoonse Academie
Vooral de Platoonse school heeft zeer sterke ontwikkelingen doorgemaakt. Plato stelde dat een mens het geluk kon bereiken door zich te wenden tot de wereld van de abstracte vormen, met behulp van rationele kennis. Wat alle Platonisten bindt is dat ze geloven in het absolute goede, dat door de ratio te kennen of, in ieder geval, te benaderen valt. Wie de kennis van het goede heeft, is gelukkig.
Maar de Platoonse school bewoog zich in de tijd van het Hellenisme meer en meer in de richting van het scepticisme.We hebben er, in de vorige aflevering, al een voorbeeld van gezien met Carneades die de geschriften van Plato opvatte als een oefening in dialectiek en pragmatische kennisverwerving.
In de tijd van de Romeinse keizers, vijfhonderd jaar later, ging het Platonisme weer de compleet tegenovergestelde richting op en verwerd het tot een aparte filosofie: het Neoplatonisme. Hierin werd Plato’s filosofie gemixt met inzichten uit de Stoa en de leer van Aristoteles, maar ook met invloeden uit mystieke stromingen, waaronder maar zeker niet alleen christelijke mystieke stromingen. Kennis van het hogere wordt in het Neoplatonisme verkregen door de religieuze ervaring, die volgt op een combinatie van rationele studie en meditatie. Overigens meenden de Neoplatonisten dat zij de juiste interpretatie van de filosofie van Plato gevonden hadden en noemden zij zich gewoon Platonisten.
In de Hellenistische tijd echter speelde het Platonisme meer en meer een kritische rol in: zij bekritiseerden de Stoïcijnen met hun stelling dat de mens niet zou kunnen dwalen en ontwikkelde zich zo richting scepticisme.
De peripatetische school
Ook de Aristoteliaanse school, ook wel de Peripatetische school genoemd, naar de Peripatos, de overdekte wandelgalerij waarin Aristoteles gewoon was wandelend les te geven, kende een ontwikkeling.
Aristoteles zelf stelde dat het geluk uiteindelijk lag in zelfverwerkelijking. Het doel van de mens was te groeien in de hogere mens-vorm. Volgens Aristoteles is iedere verschijning een streven naar een bepaald doel. Aristoteles’ leerling Theophrastus stelde echter vragen bij de neiging van Aristoteles om alles te beschouwen als doelgericht. De hele teleologische visie van het denken van Aristoteles, zoals het denken in dat alles naar een einddoel streeft genoemd wordt, raakt in zijn school naar verloop van tijd achterop.
De volgelingen van Aristoteles vonden in de leer van hun leermeester echter ook een duidelijk meer pragmatisch beeld van hoe een mens gelukkig dient te worden: in het zoeken naar het juiste evenwicht tussen tegengestelde emoties dat Aristoteles bepleitte. Zo zoekt de Peripatetische school in de Helleense tijd naar het wijze midden tussen bijvoorbeeld overmoed en lafheid, tussen dolheid en zwartgalligheid. Extreme emoties zijn verkeerd, in het midden ligt de wijsheid.
Naast dat de Aristotelische school zich in de Hellenistsiche tijd meer richtte op de deugdenleer dan op het concept van zelfverwerkelijking, hield zij zich vooral bezig met het beoefenen van de logica en de beschrijvende wetenschap.
Het Helleense filosofische debat
De Helleense filosofie is te begrijpen als een continu debat tussen al de genoemde stromingen. De meeste filosofen verklaarden zich tot volgeling van één stroming en stelden zich behoorlijk onverzoenlijk tegenover andere stromingen op. Door de vertegenwoordigers van de verschillende scholen werden vervolgens heftige polemieken en debatten gevoerd. Deze debatten dienden om de theoretische verschillen tussen de scholen uit te diepen. Absurde stellingen als “kan een mens gelukkig zijn op de pijnbank” werden daarbij serieus behandeld. De Stoïcijnen en de Platonisten vonden van wel, de Epicuristen waren tegen, terwijl de Sceptici alle beweringen van al die anderen belachelijk maakten. Ondertussen hadden de volgelingen van Aristoteles en de Stoïcijnen vette meningsverschillen over wat logica was.
Je zal misschien vinden dat al deze stromingen toch ook veel overeenkomsten hebben. Maat houden, soberheid, evenwicht zoeken: dit zijn zaken die bij de meeste van deze filosofen sterk terugkomen. Op zich niet zo gek, want dit zijn waarden die in de Griekse cultuur sowieso als deugd beschouwd werden. En daarbij is het opvallend dat ook de zoektocht naar het geluk voor al deze filosofen de centrale vraag is. Ze mogen in hun meningen over hoe dat geluk te bereiken valt vaak sterk verschillen, hun onderwerp blijft hetzelfde. Ondanks de felle debatten zit er in de filosofie van het Hellenisme dan ook een sterke gemeenschappelijke lijn.
Het mag mensen daarom verwonderen dat die filosofische scholen zo onverzoenlijk tegenover elkaar stonden en niet eerder zochten naar de grootste gemene deler en elkaar opvatten als aanvullingen. Voor wie zich daar zelfs aan ergert, is er goed nieuws. Terwijl de Epicuristen met hun vrienden zaten te filosoferen in hun tuinen, de Stoïcijnen en de Sceptici erop los debatteerden met de volgelingen van Plato en Aristoteles, en hier en daar nog een irritante Cynicus opdook om iedereen belachelijk te maken, werden de Helleense rijken in toenemende mate bedreigd door een opkomende macht in het westen: die van de Romeinen. De Romeinen hadden een meer praktische benadering van de filosofie dan de Grieken. Zij zagen minder nut in theoretische debat dan in praktische toepassing van filosofie. Zij hadden dan ook minder moeite met het combineren van de inzichten van de verschillende scholen. Daaruit kwamen dan weer de latere filosofische scholen voort, zoals het Platonisch Scepticisme dat we de vorige aflevering al zagen, de Midden-Stoa die we de aflevering daarvoor al aangestipt hadden, de nog niet genoemde Eclectici, later de late Stoïcijnen, en tenslotte, nog veel later, het Neoplatonisme. Deze stromingen zijn alle te begrijpen als mengvormen van eerdere Helleense scholen. Het enige echt nieuwe element in deze filosofieën is een stukje mystiek, dat mettertijd over kwam waaien met verschillende religieuze stromingen uit het Oosten, wat pas naar voren komt in de late Stoa en tot wasdom komt in het Neoplatonisme.
We kunnen dus rustig stellen dat in de Hellenistische tijd de basis werd gelegd voor de latere filosofie. Daarom is deze filosofie ook zo belangrijk voor de filosofische geschiedenis en daarom is het jammer dat in veel overzichten van de filosofie de cynici, de hedonisten, de stoïcijnen en vooral de sceptici meestal maar als voetnoot behandeld worden. Zeker omdat deze filosofen, die vaak een fundamentele scepsis combineerden met een mechanische vorm van denken die ook in onze tijd in zwang is, ook interessant zijn voor onze tijd. De vroeg-Hellenistische filosofie vormt een filosofische cultuur waarin fundamentele inzichten over de mens, de maatschappij en de natuur tegenover elkaar worden geplaatst en direct gerelateerd worden aan de vraag wat het best is voor ons welzijn. Daarom zijn deze filosofen de moeite van het bestuderen waard.
Rubriek: Filosofie van het Hellenisme