Ruim tweehonderd jaar was in het Hunterian Museum in Londen het skelet te zien van Charles Byrne, een Ierse man die in de achttiende eeuw vanwege zijn lengte een bezienswaardigheid was. Vanwege een goedaardige tumor bleef de Ier groeien tot hij een lengte van maar liefst 2,31 meter had bereikt. Vanwege “gevoeligheden en veranderde opvattingen” heeft het museum recent besloten zijn skelet niet langer tentoon te stellen.
In het Hunterian Museum staat de collectie van de Schotse chirurg John Hunter centraal. Het is de grootste achttiende-eeuwse anatomiecollectie die in Engeland bewaard is gebleven. Het skelet van Charles Byrne behoort tot de bekendste objecten uit deze beroemde collectie. Tijdens een geplande museumsluiting vanwege een renovatie, besloot het museum recent de collectie door te lichten en speciaal te kijken naar mogelijk gevoelige objecten. Hierna heeft men besloten het skelet van Byrne uit de museumpresentatie te halen. Het object blijft wel onderdeel van de museumcollectie en kan incidenteel ook nog gebruikt worden voor onderzoek naar bijvoorbeeld acromegalie en gigantisme. Maar voor het gewone publiek is het skelet van Byrne niet meer te zien, als het museum komend voorjaar de deuren na vijf jaar weer opent.
Laatste wensen
Charles Byrne werd in 1761 geboren in het noorden van Ierland. Al snel bleek dat hij ongewoon snel groeide. Later werd duidelijk dat dit kwam door een aandoening aan zijn hypofyse, die bekend staat ​​als acromegalie of gigantisme. In de laatste jaren van zijn leven verdiende Charles Byrne de kost door zichzelf als ‘Ierse reus’ in steden als Edinburgh en Londen tentoon te stellen.
In 1783 kwam de lange Byrne te overlijden. Hij werd slechts tweeëntwintig jaar oud. Naar verluidt vreesde de Ier dat hij na zijn dood een onderzoeksobject zou worden voor anatomen. Daarom liet hij weten het liefst een zeemansgraf te willen. Aan die wens, die nooit schriftelijk werd vastgelegd maar wel vrij algemeen bekend was, werd echter geen gehoor gegeven.
De Schotse chirurg John Hunter wist namelijk in bezit te komen van het skelet, door het van diens vrienden te kopen. Volgens het museum betaalde hij hiervoor een bedrag ongeveer 500 pond. Drie jaar later toonde Hunter het skelet van Byrne in zijn Leicester Square-museum. Het skelet van Byrne is ook deels te zien op de achtergrond van het portret van Hunter dat gemaakt werd door Sir Joshua Reynolds. En tegenwoordig maakt het dus onderdeel uit van de Hunterian-collectie.
In een verklaring legt het museum kort uit waarom het skelet niet terugkeert in het vernieuwde museum:
“John Hunter (1728-1793) en andere anatomen en chirurgen uit de achttiende en negentiende eeuw hebben veel exemplaren verworven op manieren die we tegenwoordig niet als ethisch beschouwen en die terecht onderwerp zijn van herziening en discussie.”
Anders dan Byrne vermoedelijk wilde blijft het skelet dus wel beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek. Begin twintigste eeuw werd het skelet van de Ier nog onder de loep genomen door de Amerikaans neurochirurg Harvey Cushing en begin deze eeuw voerden onderzoekers van de Queen Mary University in London er DNA-onderzoek op uit.