Museum Geelvinck in Amsterdam staat de komende tijd met de tentoonstelling Swart op de Gracht stil bij de afschaffing van de slavernij, dit jaar precies honderdvijftig jaar geleden.
Albert Geelvinck (1647-1693) de eerste bewoner van het Geelvinck Hinlopen Huis werkte actief mee aan de slavenhandel. Hij was een van die Amsterdammers die rijk werd van de handel in suiker, cacao, koffie en tabak.
Al vanaf het begin van de zeventiende eeuw probeerde de West-Indische Compagnie (WIC) de wereldhandel in deze producten te beheersen. En om meer greep te krijgen op de aanbodzijde, werd aan het einde van de eeuw een publiek-private organisatie opgezet, de Sociëteit van Suriname. Albert Geelvinck was een van de eerste directeuren van deze sociëteit van Suriname. Museum Geelvinck:
Dit samenwerkingsverband tussen de stad Amsterdam, de WIC en het particuliere bedrijfsleven had onder meer als taak om gunstige condities voor de ontwikkeling van particuliere plantages in Suriname en het Caribische gebied te scheppen. Hiertoe werden zwarte slaven uit West-Afrika naar Suriname verscheept om ingezet te worden voor het zware werk op de plantages.
Volgens het museum zijn de gevolgen van de opzet van plantages in Suriname vandaag de dag nog altijd zichtbaar.
Uit het verleden, zoals in gevelstenen langs de gracht, en in het heden, zoals de vele Amsterdammers van Surinaamse origine.
Amsterdam is momenteel nog steeds de grootste cacaohaven ter wereld. De tentoonstelling Swart op de Gracht – Slavernij en de Grachtengordel loopt van 29 maart tot en met 30 september 2013.